Menu
    English

    Het zijn mensen die de wereld willen overnemen. Níet de technologie.

    Kennis maken met Peter Troxler en zijn lectoraat The Future of Working

    26 maart 2025

    Wat maakt de mens en wat maakt de mens mens? Met zijn achtergrond in de fabrieksautomatisering, ziet Peter Troxler soortgelijke hype rond AI als 15 jaar geleden rond de 3D-printer. Natuurlijk zijn het heel verschillende technologieën, maar er is ook een groot verschil qua implementatie. Namelijk: bij de 3D-printer hadden we de vrije keuze, daarentegen is AI ineens al in veel dingen geïmplementeerd. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat besluitvorming in dit proces is verankerd, vooraf? Zodat we niet afstevenen op een hoogmoedige generatie waar eensheidsworst de norm is? Alvast een voorproefje op zijn lectoraat The Future of Working.

    17 april was de Dag van de Toekomstmakers! Heb je daar de bezoekers al een voorproefje gegeven op de inhoud van je lectoraat?

    Klopt! Na de zomer komt er een mini-symposium “Future of Working”. Tijdens De Dag van de Toekomstmakers ging ik alvast dieper in op de rol van AI in de toekomst van creatief werk. Ik wil zelf een beetje weg van die hype van AI en me richten op de vraag hoe je het goed implementeert. Toen ChatGPT werd gelanceerd kon je geen krant meer opendoen, zonder dat er niet ergens iemand iets ging roepen over kunstmatige intelligentie. Ik zie daar wel raakvlakken met de hype van 3D-printers zo’n 15 jaar geleden. Daar ging mijn vorige lectoraat over, de Revolutie van de Maakindustrie. Met de komst van die 3D-printers ging iedereen roepen dat je er alles mee maken, dat we alles zelf gingen printen. The Maker Movement, de Makerspaces en Fablabs popten als paddenstoelen uit de grond, want dat 3D-printen, dat ging het helemaal worden. Dus mijn vraag binnen mijn lectoraat was: Hoe veranderen deze digitale technologieën het vak van de ontwerper? Hoe verandert dit de processen in de maakindustrie? En hoe verandert daardoor ook de maakindustrie zelf? En wat is vervolgens de impact van deze technologie op het onderwijs?

    Dat was in 2012. Dus inmiddels heb je daar wel een antwoord op…

    Ja, daar heb ik zeker antwoorden op. 3D-printen als technologie in de maakindustrie is een gangbare techniek geworden. Er gebeurt nog van alles, maar de hype is voorbij. Het wordt heel veel gebruikt, maar niet door iedereen. We kopen nog steeds spullen, die komen nog steeds uit China. Maar je kunt ervan uitgaan dat iedere ingenieur op zijn bureau zo'n printer heeft staan.

    Was dat jouw verwachting toen je het onderzoek deed?

    Gedeeltelijk. In de industrie was het eerst zo: de ingenieur tekent iets en stuurt die tekening naar een bedrijf om een prototype te laten maken. Dan wacht hij daar een x-aantal dagen op en dan gaat hij weer verder. Dus ik verwachtte wel dat er in die ontwerppraktijk een verandering kwam. Ik dacht niet dat zelf geprinte 3D-modellen ook voor andere beroepen nuttig zouden zijn, bijvoorbeeld dat artsen een 3D-print van een hart gingen gebruiken om operaties te plannen. De consenting nerds zeiden toen dat iedereen een maker wordt en eigen dingen zouden gaan maken. Dat is niet zo, maar in het onderwijs heeft het een redelijke vlucht genomen. Waar je in de klassieke handarbeid vroeger met de figuurzaag aan de slag ging, kunnen basisschoolleerlingen door digitale technologieën elektronische dingen knutselen.

    Zat jouw oorspronkelijke fascinatie dan in productontwerp?

    Dat vind ik te smal. Ik heb een absolute interesse en fascinatie voor de mensgemaakte wereld. Dat betekent niet alleen maar producten, maar ook gebouwen, steden, organisaties en processen. Eigenlijk dat waar ingewikkelde structuren samenkomen om niet alleen de wereld te begrijpen, maar die ook vorm te geven. Voor mij horen daar in zekere zin ook politiek, spiritualiteit en zingeving bij. En in het bedrijfsleven komt het mooi samen in de automatisering, omdat hier meerdere disciplines samenkomen in organisatie en besluitvorming.

    Hoe is dat zo gekomen, die fascinatie voor tech, in combinatie met ingewikkelde structuren?

    Eigenlijk zo lang als ik me kan herinneren. Als kind wilde ik vuilnisman worden, door dat interessante mechanisme van het takelen van die vuilemmers. Later op de middelbare droomde ik ervan voor de spoorwegen te werken, op het stationsplein, te midden van de complexe structuren, de sporen, de dienstregeling van de treinen, de wissels, midden in de drukte van de mens en maatschappij. Ik ben uiteindelijk via elektrotechniek bij technische bedrijfskunde terecht gekomen voor mijn studie. Om het plat te slaan, technische bedrijfskunde is: hoe organiseer je een fabriek? Tijdens mijn master deed ik twee verdiepingsrichtingen. Één in informatica in, met een stukje kunstmatige intelligentie, en de andere in organisatiepsychologie.

    Dat is precies waar het hem er voor mij in zit, die combinatie van mens en technologie. Om een voorbeeld te geven, in de arbeids- en organisatiepsychologie analyseerden we geautomatiseerde systemen in fabrieken. Vaak werd naderhand vanuit een psychologisch perspectief aangewezen wat er allemaal verkeerd was gedaan. Dat vond ik dus onhandig. Want als technisch bedrijfskundige ben je die systemen aan het ontwerpen en in dat ontwerpproces neem je de beslissingen hoe het eruit komt te zien. Dus heb ik in mijn PhD onderzoek gedaan hoe je de psychologische criteria zou kunnen gebruiken om een systeemontwerp vooraf te toetsen. Hetzelfde principe is ook belangrijk voor AI.

    Hoe bedoel je dat?

    Nou, blijkbaar zit AI al stiekem overal in. Het is ons opgedwongen als technologische realiteit vanuit technologische maakbaarheid, en ook nog zonder dat we daar bewust ja tegen hebben gezegd. Bij de 3D-printer was dat anders. Het is namelijk een bewuste keuze om zo’n printer aan te schaffen of te gebruiken bij de makerspace – of helemaal niet. Dus er is een beslismoment. Maar nu loopt die ontwikkeling anders en zit AI gewoon al in de software van je mobiel, zonder dat je dat weet. En in Microsoft Teams en in Snapchat. De beslissingen daarvoor zijn al veel eerder in Silicon Valley genomen. En die beslissingen zijn genomen met een bepaalde ideologie, met een bepaald wereldbeeld. Ik heb me binnen die discipline van maker education ingezet om mensen mondig te maken. Om te snappen dat achter technologieën beslissingen zitten. Nu wordt er zelfs gesproken over AI alsof het de wereld overneemt. Nee, daar zitten beslissingen achter die ervoor zorgen dat AI de wereld overneemt. Het zijn mensen die de wereld willen overnemen. Niet de technologie.

    Blijkbaar zit AI al stiekem overal in. Het is ons opgedwongen als technologische realiteit vanuit technologische maakbaarheid, en ook nog zonder dat we daar bewust ja tegen hebben gezegd.

    Daar zie ik ook een link met mijn onderzoek naar fabrieksautomatisering, 30 jaar geleden. Dat ging over beslissingen nemen over hoe een robot, een grote machine en een mens met elkaar samenwerken. In alle projecten bleek dat technologie niet bruikbaar is als niet aan de mens- en organisatiekant goede acties werden ondernomen. Dus dat gaat weer over beslissingen, vooraf.

    En gaan we daar nog komen? Ook met zulke grote spelers van Silicon Valley waarin het al besloten is?

    Dat is de vraag. Mijn lectoraat heet niet voor niks The Future of Working. En niet the Future of Consuming. Consumeren is een heel passieve activiteit. Wat je koopt is iets dat hooguit een impressie maakt, op je huis, je lijf, misschien je denken. Hetzelfde geldt voor social media – Silicon Valley maakt creëren tot een consumptiebezigheid. Het is geen expressie van je zélf, het vereist geen actieve deelname, het is niet wat je als mens maakt. De interacties tussen mensen, de uitdrukking van jezelf en op een waardevolle manier bijdragen aan een betere wereld, waar we onszelf volop kunnen ontplooien, dat maakt de mens. Dus niet het individualistische in de eigen bubbel zitten en werken met een machine, maar teruggrijpen, vanuit expressie en zingeving. Inmiddels wordt ChatGPT ook gevraagd voor sociale dingen, frustraties met je partner, of professioneel sparren. Dat zijn gesprekken die je eigenlijk met vrienden hebt of met collega's. Praten met een machine versterkt de individualistische bubbel, de eenzaamheid; daar willen we niet in terecht moeten komen. Die expressieve zingeving binnen ons werk, dat we als mens maken en wat de mens maakt, daar moeten we naartoe terug.

    Maak jij je zorgen? Of beter, moeten wij – studenten, de maatschappij, mensen die in het creatieve vak werken – ons zorgen maken?

    Zeker. Ook als het gaat om hoe onze studenten met AI omgaan. Laatst was er bijvoorbeeld een presentaties van minorstudenten bij de Business School. Een van de presentaties ging over AI als tool voor automatisering bij een intakegesprek voor fysiotherapie. Ze gingen vol overtuiging in het vak van de fysiotherapeut zitten, zonder er een fysio bij te betrekken. Dan moet we ons echt zorgen gaan maken. Want het resultaat is dat die groep studenten dan zou kunnen denken dat de vakkennis van een fysiotherapeut niet meer nodig is. Het idee is dan: waarom zou ik nog fysiotherapie gaan leren als AI dat ook kan? AI kweekt dus hoogmoed en daar zit een groot risico. Het geeft studenten de gedachte: Als ik maar AI kan bedienen, dan kan ik alles. En dat ís dus niet zo.

    Mensen die AI voor hun vak gebruiken geven aan dat AI een junior kan vervangen. Je kunt dit interview bijvoorbeeld door AI laten inlezen, transcriberen en de opdracht geven er een artikel van te maken van een x-aantal woorden. Daar rolt dan iets uit. Iets dat ook wel een beetje platte eenheidsworst is. Studies hebben aangetoond dat in de verhalen die studenten schrijven met AI meer creativiteit zit, maar ook meer uniformiteit. AI is in de basis gewoon een hele hoop data, waaruit waarschijnlijkheden worden berekend. Onderzoek bij UCL toont bijvoorbeeld aan dat met AI gegenereerde verhalen meer op elkaar gaan lijken. Het resultaat is in principe dat wat het meest voorkomt – meer eenheidsworst. In die vervlakking moeten we als mensheid niet terecht willen komen.

    Het andere probleem, als er eenmaal zo’n AI-stukje uitkomt, zal een communicatieprofessional er alsnog mee aan de slag moeten om kwaliteit te leveren. En hoe je dat doet, die ervaring heb je kunnen opdoen, omdat je ooit junior bent geweest. Als AI de juniors gaat vervangen, hoe doe je dan die ervaring op? Wat betekent dat voor het communicatievak, als juniors niet meer kunnen instromen. Als op die posities een machine aan het werk is? Hoe kom je dan op het niveau van een communicatieprofessional die AI gedegen inzet?

    AI kweekt dus hoogmoed en daar zit een groot risico. Het geeft studenten de gedachte: Als ik maar AI kan bedienen, dan kan ik alles. En dat ís dus niet zo.

    Het mini-symposium Future of Working vindt plaats op dinsdag 23 september. Aan welke onderwerpen moeten we dan denken?

    Eigenlijk dat hele palet van veranderingen, maar vooral: hoe waarborgen we dat menselijke aspect in het werk, ook in die verregaande digitalisering. Een mooi voorbeeld is de rol van AI in design. Wat kan die technologie? Hoe kunnen we deze technologie als instrument, als tool gebruiken, ook voor bijvoorbeeld ontwerpers en mensen in het communicatievak? Hoe kunnen we het expressieve van de mens behouden en terugpakken? En hoe bouwen we een organisatie rondom de expressiviteit en zingeving van de mens in interactie met die nieuwe technologie? Hoe ontwerpen we het ontwerpwerk opnieuw? AI is ontzettend actueel en juist daarom is het belangrijk om samen te spreken over The Future of Working.