Hoe ben je tot de beslissing gekomen om te promoveren?
Het proces verliep eigenlijk heel natuurlijk. Zo'n tien jaar geleden werkte ik als onderzoeker binnen Kenniscentrum Business Innovation, onder leiding van Maaike Lycklama. We waren bezig met impact en Social Return On Investment (SROI). Het onderzoek richtte zich op hoe gemeenten impact creëren en hoe dat proces verloopt. Maaike stimuleerde me te promoveren en bracht me in contact met Karen Maas aan de Erasmus Universiteit. Zij was toen nog geen hoogleraar, dus we moesten een tweede promotor vinden die dat wel was. Karen stelde Rob van Tulder voor en hij was direct enthousiast. Voor ik het wist, was ik PhD-student aan de Erasmus Universiteit. Alles leek vanzelf op zijn plek te vallen.
Hoe was het om weer een student te zijn?
Ja, het is toch wel anders. Als je PhD-student bent, kom je vaak in dienst bij de universiteit. Dan ben je officieel student en combineer je onderwijsactiviteiten met je onderzoek. Maar ik was een externe PhD-kandidaat, en dan ligt de volledige focus op je onderzoek. In het eerste jaar volgde ik een aantal cursussen die verplicht waren, over onderzoek methodologieën en ethisch gedrag van onderzoekers. Daarnaast was ik gastdocent, bijvoorbeeld bij masterprogramma’s aan de Erasmus Universiteit, ook al voelde ik me nog steeds student. Daarna ging al mijn aandacht naar mijn onderzoek en dat werd mijn enige focus.
Mijn grootste motivatie was mezelf verder ontwikkelen op het gebied van onderzoek en mezelf bekwamen op dat niveau.
Waar richtte jouw onderzoek zich op?
Mijn onderzoek draaide om maatschappelijke impact en hoe organisaties daaraan bijdragen. In opdracht van VNO-NCW werkte ik mee aan een project over hoe verschillende typen organisaties sociaal ondernemerschap benaderen. Een boeiend onderwerp om verder te verkennen! De focus verschoof naar de uitdagingen waar organisaties mee te maken krijgen bij het combineren van verschillende doelstellingen, oftewel hybriditeit.
Hybriditeit is een theoretisch concept dat gaat over hoe organisaties verschillende logica’s combineren. Je hebt de logica van de staat, gericht op publieke waarden en regels, de marktlogica, die draait om winstmaximalisatie, en de logica van het maatschappelijke middenveld, dat zich richt op sociale kwesties zoals armoedebestrijding. Sommige organisaties, zoals sociale ondernemingen, combineren deze logica’s. Een sociale onderneming verbindt bijvoorbeeld de marktlogica – winst maken – met een maatschappelijke logica, waarbij de winst wordt ingezet voor sociale impact. Mijn onderzoek keek specifiek naar de uitdagingen die hybride organisaties tegenkomen. Zo heb ik sociale ondernemingen vergeleken met coöperaties, maar ook met banken en familieondernemingen. Deze verschillende hybride vormen brengen elk unieke uitdagingen met zich mee. Ik heb onderzocht hoe ze die uitdagingen aangaan en wat dat betekent voor hun functioneren.
Je hebt een model ontwikkeld, kun je uitleggen wat dat precies inhoudt?
Het FAVORE-model, ook wel het vlindermodel genoemd, is een hulpmiddel voor organisaties om hun maatschappelijke impactdoelstellingen te categoriseren en structureren. Het model helpt bij het begrijpen van de complexiteit van de vraagstukken waar organisaties aan willen werken en hoe zij hun organisatie daarop moeten inrichten. Bij complexe kwesties is samenwerking nodig tussen alle drie de institutionele logica’s: de staat, de markt en het maatschappelijke middenveld. Het is belangrijk om eerst helder te krijgen op welk niveau je impact wilt maken. Dat inzicht bepaalt welke aanpak en inrichting nodig zijn om die doelstellingen te behalen. Die alignment tussen wat je wilt bereiken, op welk niveau, en hoe je jouw organisatie daarvoor organiseert, is de belangrijkste opbrengst van mijn onderzoek. Het klinkt misschien logisch, maar er ligt een stevige theoretische basis aan ten grondslag.
Ik had me van tevoren nooit gerealiseerd dat je op zo’n fundamenteel niveau kunt nadenken over fenomenen en vraagstukken.
Wat was voor jou de belangrijkste motivatie om aan je promotie te beginnen?
Als externe PhD-kandidaat combineer je het promotietraject met een fulltime baan, een gezin en andere verantwoordelijkheden. Dat vraagt veel van je time management, dus je hebt een stevige motivatie om door te gaan wel nodig. Voor mij was dat mezelf verder ontwikkelen op het gebied van onderzoek en mezelf bekwamen op dat niveau. Het idee om mezelf te bewijzen en uiteindelijk dat officiële PhD-certificaat te behalen.
Wat heeft je het meest verrast in het proces van promoveren?
De grootste ontdekking voor mij was de diepgang waarmee je naar onderwerpen kijkt. Ik had me van tevoren nooit gerealiseerd dat je op zo’n fundamenteel niveau kunt nadenken over fenomenen en vraagstukken. Dat je op basis van bestaande theorieën een beeld kunt vormen van wat de realiteit is, en een oplossingsrichting kunt realiseren voor maatschappelijke vraagstukken. Dat fundamentele niveau van denken was voor mij echt een eye-opener. Daarnaast heeft het me discipline en doorzettingsvermogen geleerd. Daarmee heeft het promotietraject heeft me niet alleen als onderzoeker verder gebracht, maar ook als persoon.
Het is niet alleen een intellectuele reis, maar ook een persoonlijk ontwikkeltraject.
Hoe wordt jouw onderzoek nu verder toegepast?
Studenten van Hogeschool Rotterdam zullen het FAVORE-model gebruiken in een van de semester zes programma’s, specifiek in het kader van betekeniseconomie. Daarnaast ben ik vanuit Kenniscentrum Business Innovation gevraagd om mee te denken en te kijken of het kan uitmonden in een officieel onderzoeksproject. Ook buiten de hogeschool krijg ik steeds meer belangstelling, van mensen uit verschillende organisaties die vroegen of ze mijn proefschrift mochten lezen. Het is ontzettend leuk om te zien dat de inzichten uit mijn onderzoek nu daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast.
Heb jij nog een advies voor mensen die overwegen te promoveren?
Wat ik heb geleerd, is dat een PhD een leerproces is, zowel als onderzoeker als persoon. Het is een proeve van bekwaamheid: je laat zien dat je in staat bent om onderzoek te doen op het hoogste niveau. Het vergt enorm veel discipline en doorzettingsvermogen. Het is een geen strak onderwijsprogramma, wat betekent dat je vaak een andere richting in moet slaan dan je aanvankelijk dacht. Je ontdekt gaandeweg wat werkt en wat niet. Er zullen momenten zijn waarin je jezelf moet opsluiten om te schrijven of nadenken, en dat kan alleen jij doen. Het is daarmee niet alleen een intellectuele reis, maar ook een persoonlijk ontwikkeltraject. Dit maakt het zwaar, maar ook ontzettend waardevol.