Het Jaarverslag draagt de titel ‘Veerkracht’. Ron Bormans vertelt wat dat begrip voor hem als voorzitter van het College van Bestuur betekent.
Normaal gesproken zaten we voor dit soort interviews altijd in jouw prachtige kamer op locatie Museumpark. Mis je die kamer?
“Ik ben er heel af en toe weer geweest. De eerste keer toen ik binnenkwam, dacht ik: jeetje, wat is het toch een mooie kamer. Schaamteloze schoonheid. In een nieuwbouwproject zou het vandaag de dag niet meer kunnen dat een bestuursvoorzitter een dergelijke kamer voor zichzelf laat ontwerpen. Nu lift ik mee op het feit dat iedereen zo gek is op die kamer. Hij is overigens niet van mij, deze kamer is van de hogeschool, van dat prachtige, historische gebouw. Ik mag er ‘toevallig’ zitten om te werken. En na al die jaren is die kamer dat ook voor mij geworden: een gewone werkplek. Een kamer met ook ongemakken. Toen ik begon bij de hogeschool was ik de enige met airconditioning. Inmiddels heeft de rest van het gebouw veel betere airco’s en moet ik het doen met een oude bak die amper meer werkt en evenveel geluid maakt als een overjarig vliegtuig. De kamer ligt op het zuiden, dus in de zomer wordt het er bloedheet. Ik zeg dit uiteraard niet om te klagen. Maar wat ik ermee wil zeggen: nadat ik zolang niet in die kamer was geweest, waardeerde ik ‘m meer toen ik er weer was. Dat staat symbool voor wat we meemaken tijdens de coronacrisis. We kijken nu met verwondering én bewondering naar dingen die vanzelfsprekend waren. Bijvoorbeeld naar beelden van een festival waar duizenden mensen in elkaars gezicht staan te schreeuwen. En als ik het op mijn werk betrek: ik zat soms drie uur in de auto naar Dordrecht om daar een half uurtje te vergaderen. Kun je je nu ook niet meer voorstellen. En bij andere zaken waar we op terugkijken, beseffen we juist hoe ongelooflijk belangrijk ze waren.”
Kun je een voorbeeld noemen?
“Het meest treffende voorbeeld hoorde ik van Jeroen Oversier, directeur van het Instituut voor Gezondheidszorg. In formele zin hebben we het als bestuurders en directeuren altijd over onderlinge afstemming, kalibreren, en andere termen die we in systemische taal hebben gegoten. Maar Jeroen had het over twee docenten bij de koffieautomaat. De een komt redelijk oververhit uit het klaslokaal, omdat hij een moeilijke situatie heeft meegemaakt. Toevallig treft hij in de koffiehoek een wat oudere collega, die zegt: ik heb dat een paar jaar geleden ook meegemaakt, weet je wat je kunt proberen…? Zo belangrijk en waardevol is dat sociale contact dus. In dat vreselijke managementjargon noemen we zoiets intercollegiale intervisie. Maar het gebeurt dus gewoon tijdens zo’n gesprekje, in afwachting van het bakje koffie. Terugkijken heeft dus twee dimensies. Ten eerste: dit gaan we zo niet meer doen. En ten tweede: we verlangen ernaar om het weer net zo te kunnen doen. We verlangen naar het oude én het nieuwe normaal.”
Je hebt de afgelopen tijd veelvuldig teruggeblikt op het afgelopen jaar. In je blog, via Instagram Live, et cetera. Word je dat niet op een gegeven moment beu?
“Nee, het heeft een functie. Het is een herbeleving, waardoor we weten hoe belangrijk het is. Over een aantal jaar hebben we het net als bij andere collectief beleefde, historische demarcaties, zoals de Tweede Wereldoorlog, de moord op Dr. Martin Luther King, de vrijlating van Mandela, de val van de muur, 9/11 en de moord op Pim Fortuyn, over de maatschappij vóór en ná de coronacrisis. Los van hoe we die demarcaties persoonlijk beleven. Terugblikken staat dan niet op gespannen voet met vooruitkijken. Terugkijken is iets anders dan in het verleden blijven hangen. Daarom heb ik niet de behoefte om het af te sluiten.”
In het nieuwe jaarverslag wordt uiteraard ook teruggeblikt. Het centrale thema is veerkracht. Hangt die term voor jou ook boven 2020?
“Ja. Je ziet dat dat begrip in de loop van de tijd verschillende emoties oproept. In het begin was het een overduidelijk compliment. Bijvoorbeeld voor het snel opzetten van online onderwijs. Er heerste in maart, april en een stukje van mei een positieve vibe. ‘We laten ons er niet onder krijgen!’ Mouwen opstropen en gaan. Als we als Hogeschool Rotterdam iets goed kunnen, is het improviseren. Daarin zijn we beter dan iets tot in de puntjes regelen. Op het gebied van digitale vaardigheden zijn we nooit een hogeschool geweest die voorop heeft gelopen. Maar dankzij het improviserend vermogen hebben we op dat gebied wel veerkracht getoond. In een latere fase van de coronacrisis begon het begrip veerkracht iets te verhullen. Namelijk het niet durven of mogen herkennen dat het ook gewoon moeilijk is, dat er verliezers zijn in deze crisis. Dat mensen er ongelukkig van worden. Dat ze eenzaam zijn. Daarom ben ik het woord veerkracht terughoudender gaan gebruiken. De werkelijkheid is te complex geworden en niet meer te vangen in dat ene woord: veerkracht.”
Welk woord hangt er aan het volgende jaarverslag, hoop je?
“Ik probeer steeds terug te halen wat mijn sentiment was toen ik de leeftijd had van onze studenten. Jonge mensen willen hun wereld groter maken, door te experimenteren, uit te gaan, relaties aan te gaan. Ze ontwikkelen op alle gebieden hun eigen identiteit. Een heel belangrijke fase, de jaren des onderscheid. Terwijl ze hun wereld groter willen maken, duwt de coronacrisis terug en maakt hun wereld juist klein. Dat vind ik naast de zieken en dodelijke slachtoffers het meest schrijnende van deze crisis. Dus ik hoop dat we het in het jaarverslag van 2021 kunnen hebben over een wereld die weer open is gegaan. Dat wens ik iedereen toe.”