Het is bijna zestig jaar geleden dat Robert Rosenthal en Leonore Jacobson een fascinerend experiment uitvoerden op een school. Zij selecteerden een aantal leerlingen en vertelden tegen de leraren dat deze leerlingen uitzonderlijk goed uit een test waren gekomen en het ongetwijfeld heel goed zouden gaan doen tijdens het komende schooljaar. Aan het einde van het jaar kwamen de twee onderzoekers terug en de geselecteerde leerlingen bleken inderdaad de meeste vooruitgang te hebben geboekt in vergelijking met de rest van de klas.
Dit kwam door de wijze waarop ze werden behandeld door de leraren. Ze kregen bijvoorbeeld vaker de beurt om het antwoord op een vraag te geven, kregen meer positieve feedback, mochten zelfstandiger werken en de leraar was aardiger tegen ze. Daardoor werd hun leergierigheid en motivatie extra geprikkeld en presteerden ze beter.
Voerman houdt zich al haar hele werkende leven bezig met dit onderwerp. “Ik heb me altijd gericht op de vraag hoe mensen leren. Daarbij kwamen verwachtingen veelvuldig voorbij. Stel dat je als docent alleen studenten het woord geeft die mooie antwoorden geven. Dat betekent dat andere studenten zelden tot nooit de beurt krijgen om een vraag te beantwoorden. Waarom zouden de studenten die nooit aan het woord komen nog gaan nadenken? Ze hoeven toch geen antwoord op vragen te geven. Als je lage verwachtingen hebt van een student heeft dat invloed op de motivatie en uiteindelijk dus ook prestaties.”
Het klinkt heel logisch. Waarom is het dan nog geen vanzelfsprekendheid in het onderwijs?
“Ten eerste is er op lerarenopleidingen nog te weinig aandacht voor de manier van vragen stellen en feedback geven. Gelukkig is er op de lerarenopleiding van Hogeschool Rotterdam wel aandacht voor in de vorm van het vak Didactisch Coachen. Meestal handelen leraren en docenten uit een goed hart. Ze willen namelijk niet dat hun studenten voor paal staan in een volle klas. Maar hun handelen heeft helaas een averechts effect. Je kunt op veel verschillende manieren leerlingen het woord geven. Vul een bakje met ijsstokjes met namen erop en trek er daar steeds eentje uit. Dat is beter dan subjectief leerlingen een beurt geven om te antwoorden. Of laat studenten eerst met elkaar overleggen voordat ze een antwoord geven. Of laat ze hun antwoord eerst checken in een boek of op internet.”
En ten tweede?
“Lesgeven is heel erg ingewikkeld. Je moet op het moment zelf in nog geen seconde besluiten wat je als docent doet. Stel ik een vraag? Geef ik een aanwijzing? Dat is lastig. Daarom ontwikkelen leraren routines: als A gebeurt, reageer ik zus en als B gebeurt, reageer ik zo. Routine is lastig te doorbreken.”
Wat zijn de consequenties?
“Dat niet alle kinderen dezelfde kans krijgen om goed te leren. Verwachtingen hebben alles te maken met kansenongelijkheid. Kinderen uit sociaaleconomische achterstandsmilieus of met een migratieachtergrond hebben vaker te maken met lage verwachtingen. Ze krijgen meer aanwijzingen van leraren, zodat ze minder goed zelf leren na te denken. Of ze krijgen minder vaak de beurt om een antwoord te geven. Ook krijgen ze vaker negatievere feedback en worden onaardiger behandeld. Die verwachtingen hebben dus grote invloed op het functioneren van een leerling of student.”
Wat hoop je met de openbare les op donderdag 7 oktober te bereiken?
“Ik heb veel leerlingen geïnterviewd over verwachtingen en hoop dat leerkrachten onder de indruk zijn van die video’s. Ik zeg wel eens tegen docenten: observeer jezelf eens tijdens een les. Ga na hoeveel aanwijzingen je geeft en aan wie. Ik hoop dat ze wakker worden geschud. Dat ze bijvoorbeeld stoppen met groepjes maken op basis van hun inschatting hoe ‘goed’ de leerlingen zijn. Differentieer eens op een andere manier. Zet kinderen die thuis een grote hond, een kleine hond of geen hond hebben bij elkaar. Er is waarschijnlijk nog een lange weg te gaan, maar ik vind dat we ervoor moeten zorgen dat álle kinderen kans moeten krijgen om goed te kunnen leren en niet de dupe moeten zijn van verwachtingen die anderen van hen hebben.”