En op de vraag van een mede-twitteraar of ik “als consequentie vol achter mijn personeel ga staan”, schrijf ik: “Ja. Ik vind dat docenten alle steun verdienen als ze duidelijk maken zo niet bejegend te willen worden. Of daarmee elke reactie acceptabel is weet ik niet, omdat niet elke reactie professioneel of passend is. Maar ook dan zal begrip ten grondslag liggen aan mijn handelen.”
De terugkeer van het lesgeven
Waar het om gaat is in eerste instantie dat docenten als mens gerespecteerd worden. Waar het ook om gaat, is dat docenten hun autoriteit nodig hebben om effectief te kunnen zijn als professional, autoriteit die we hen moeten gunnen (docenten verdienen de steun van hun bestuur) én die ze zelf moeten afdwingen. In zijn laatste boek – de terugkeer van het lesgeven - legt Gert Biesta het nog eens uit. Het echte leren – ik vat het boek nu wat huiselijk samen - bestaat niet daaruit dat leerlingen alleen repeteren en automatiseren, maar gestimuleerd én geïnspireerd worden zelf de wereld te ontdekken.
Soms door een zetje te krijgen om er anders naar te kijken, soms door geïntroduceerd te worden in voor hen nieuwe denkwijzen.
Subtiel samenspel, subtiele balans
Autoriteit is essentieel voor het vak van docent. Hetgeen overigens iets anders is dan autoritair gedrag. Hetgeen iets anders ook is dan niet naar leerlingen of studenten te willen luisteren. Integendeel, om die autoriteit te ontwikkelen is luisteren naar studenten of leerlingen essentieel. Autoriteit en pedagogisch vakmanschap: twee zijden van één medaille. Subtiel samenspel, beter gezegd subtiele balans tussen goed luisteren maar niet altijd letterlijk doen wat leerlingen of studenten vragen.
Maandag 28 januari: reputatiemanagement
Op bezoek bij onze opleiding Communicatie: een mooie, stabiele opleiding. Studenten tonen zich tevreden, getuige de relatief hoge score van de studenttevredenheid. Ook zijn ze succesvol in het afronden van de opleiding, getuige het relatief hoge percentage studenten dat de eindstreep met een mooi diploma haalt. Het gesprek gaat over het nieuwe curriculum. De opleiding zit midden in een moderniseringsslag, die het vak van communicatie meer wil inbedden in de mogelijkheden van de moderne tijd – het profiel luidt ‘slimme verbinder’- én wil voorzien van een ethische reflectie; niet onbelangrijk in een tijd van nepnieuws, ‘framing’ en angst voor reputatieverlies.
Een van de charmes van mijn werk is, is dat ik steeds met mensen van doen heb, die autoriteit zijn op een bepaald vakgebied, in ieder geval er veel meer vanaf weten dan ik. En ik maak daar altijd schaamteloos gebruik van door de collega’s uit te horen. Zo leer je elke dag. Dus dwalen we in het gesprek wat af van de ontwikkeling die de opleiding door maakt, richting het begrip ‘reputatiemanagement’. Ik heb het vaak wat moeilijk met dat begrip. Niet zelden als dat begrip valt, lijkt het alsof je uitgenodigd wordt tot gedrag dat mij niet bevalt. Zo komt het voor dat advocaten het begrip in de strijd gooien bij een klacht van een student, om ons uit te nodigen te schikken.
Of dat communicatieadviseurs je soms adviseren niet te reageren , omdat ‘je het toch niet goed kan doen en het alleen maar averechts werkt’. Of is er soms een verleiding wat terughoudend te zijn, omdat iedereen weliswaar roept dat je fouten mag maken als maatschappelijke institutie, maar wat doet het maken van fouten met je reputatie… Reputatiemanagement is een ingewikkeld vak, vraagt het vermogen gebalanceerd om te gaan met verschillende belangen én de durf ethiek te laten prevaleren.
Dinsdag 29 januari: de NSE gaat van start!
Een van die indicatoren die vandaag de dag belangrijk zijn als reputatiefactor, is de studenttevredenheid. De score in de Nationale Studenten Enquête (NSE) is dominant bij het bepalen van de positie in de Keuzegids en een hoge plek op dat lijstje geeft je in de pers een het predicaat ‘goede school’. Sta je laag, dan loop je het risico als ‘slechte school’ weggezet te worden. Deze dinsdag stuurt een collega de mail rond waarmee we met onze leidinggevenden de kennis delen die van belang is om te komen tot een waardevolle én integere meting van hoe tevreden onze studenten zijn.
Van persoonlijke beledigingen tot stompzinnige oordelen…
We doen veel meer aan meten. Los van de NSE evalueren hogescholen en universiteiten ook modules, delen van het onderwijs, individuele cursussen. Niet elke docent blijkt daarvan gecharmeerd te zijn. “persoonlijk beledigend soms, stompzinnig oordelen...”. Aldus een aantal docenten uit het hbo en wo dat kritisch is op het fenomeen van docentevaluaties. Uit een enquête, georganiseerd door het HOP, blijkt dat meer dan 50% van de docenten de docentevaluaties graag anders vormgegeven zou willen zien, bijna 20% beoordeelt ze als niet zinvol. Doorvragen leert dat de critici vragen stellen bij het vermogen van studenten te oordelen over hun werk, bij de zinvolheid van de formulering van de vragen én bij het feit dat de evaluaties meer doelen dienen dan ‘slechts’ het verbeteren van de kwaliteit.
U vraagt, wij draaien (wel/niet)
Wat we hier zien is, op een hoger aggregatieniveau, het dilemma tussen ruimte geven aan de autoriteit van de docent én – op hetzelfde moment – een luisterend oor hebben richting de student. En hoe belangrijk het is de subtiele balans tussen beide te zien. Een docent is kwetsbaar, als evaluaties te absoluut genomen worden en één-op-één een mechanische doorvertaling krijgen in beleid. Een docent heeft het recht zelf die evaluaties te duiden en gezien te worden als gezagsvolle gesprekspartner over hoe die evaluaties in te richten én te duiden. Een student heeft het recht gehoord, gezien en bevraagd te worden, in de wetenschap dat dat geluid meer dan serieus genomen wordt, maar ook dat we soms – in alle integriteit én professionaliteit – ‘niet draaien’.
Studenten: vul die NSE in en laat ons weten wat jullie van ons onderwijs vinden!
Het is voortdurend zoeken naar de balans. Op het ‘microniveau’ in de relatie docent –student, in de vormgeving en hantering van docentevaluaties én op het ‘macroniveau’ van de landelijke studenttevredenheidsmeting. Het is de balans tussen het willen weten wat studenten van ons onderwijs vinden (en dus wil je studenten uitnodigen zo kritisch mogelijk te zijn) én de wetenschap dat als die kritische bejegening neerslaat in een relatief laag getal, dat dat iets doet met je reputatie. Een balans die iets van doen heeft met integriteit en professionaliteit.
Het zij zo. Studenten: vul die NSE in en laat ons weten wat jullie van ons onderwijs vinden. We beloven niet dat we elk signaal letterlijk doorvertalen in ons beleid, maar zullen wel ons best doen jullie signaal te gebruiken om ons onderwijs beter te maken dan het nu is.
Dinsdag 29 januari: Keuzes maken, geconfronteerd met een moreel dilemma
Het was een uitdrukking van integriteit, om half december aan te kondigen dat Hogeschool Rotterdam stopt met werven van studenten van de Cariben. Het was een poging om iets aan te kaarten, wat te weinig aandacht krijgt. Het was niet om uit te stralen dat talentvolle jonge mensen van de eilanden niet meer welkom zijn bij ons. Het was niet om iemand in het bijzonder de schuld te geven van wat er gebeurt. Het was zeker geen uiting van welk gevoel van superioriteit dan ook. De reacties die volgden waren soms begripvol, vaker fel. Het was een lastige keuze, geconfronteerd met een moreel dilemma.
“Ik ben vader én directeur van de school”
Tijdens een lezing bij de Raad van State, ter ere van Koninkrijksdag – we vieren dan het tekenen van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, 15 december 1954 – druk ik mezelf als volgt uit. “Ik ben vader van drie zonen en stel een van die jongens gaat ergens studeren, redt het niet en op enig moment blijkt dat de directeur van die school eigenlijk op voorhand geweten heeft dat de kans op succes erg klein is. Hoe zou ik dan kijken naar zo’n man of vrouw?”
Tekst gaat verder onder fotoMet studenten van de eilanden, foto St. WeConnect
Met enig gevoel voor drama geef ik retorisch antwoord op die vraag: “Ik ben én vader én directeur van zo’n school”. Ongeveer een kwart van de studenten die jaarlijks naar ons toekomt van de eilanden – jaarlijks komen zo’n 200 jonge mensen daar vandaan bij ons studeren – is uiteindelijk succesvol, vaak met een forse studievertraging. Driekwart is een illusie armer en een studieschuld rijker. Een moreel dilemma dat niet onbesproken mag blijven.
“Er gebeurt ‘iets’ met ze…”
Want een dilemma is het. Niet in de laatste plaats omdat, los van de statistieken, de verhalen van de jonge mensen die wél succesvol zijn indruk maken. Om te leren van die ervaringen spreek ik die dinsdag met vier succesvolle studenten van Nederlandse universiteiten en hogescholen en de dag daarna met studenten van ons eigen Mentoraat Antuba. De gesprekken geven een goed beeld van de barrières die deze jonge mensen moeten overwinnen, barrières die gemiddeld genomen hoger zijn dan die van de gemiddelde student.
Die barrières hebben van doen met de taal, de culturele clash die men ondergaat, in de samenleving én op school (het Nederlandse onderwijs nodigt uit tot assertiviteit), het letterlijk grote verschil in klimaat en het gemis van de warmte, intimiteit en geborgenheid van thuis.
Wat de gesprekken ook leren is de enorme kracht die deze jonge mensen laten zien, waarmee ze die extra hordes alsnog weten te nemen. “Iets zorgt ervoor dat we toch succesvol zijn”, zegt een van de studenten. “Wat is dat ‘iets’?”, vraag ik. Innerlijke kracht, de wil om te slagen, motivatie. Sterke jonge mensen, dat zijn het.
Schakelprogramma?
Je zou verschillende groepen net wat meer tijd gunnen om goed voorbereid aan het hbo te beginnen, veel meer jonge mensen dan de 200 van de eilanden. Ons onderwijssysteem heeft iets gehaasts en dwingt tot keuzes op jonge leeftijd. Misschien moeten we iets gaan inbouwen dat vertraagt, in plaats van versnelt. Toegespitst op de studenten van de eilanden, zouden ze niet geholpen zijn met een schakelprogramma en iets meer ruimte om te acclimatiseren?
Het gesprek dat volgt op mijn suggestie illustreert maar weer eens hoe belangrijk het is om goed met studenten te spreken. Want mijn suggestie die bedoeld is te helpen, roept bij de succesvolle studenten het beeld op van een extra barrière.
Mijn suggestie die als doel heeft meer jonge mensen het succes te gunnen dat de studenten aan tafel ervaren, roept bij hen een stigmatiserend beeld op. De oplossing van het schakelprogramma is te simpel. De oplossing zal gezocht moeten worden in een samenwerking tussen Nederlandse universiteiten en hogescholen en de scholen op de eilanden zelf. Ik beloof de studenten dat ik hun suggesties hoe dat zou kunnen, mee te nemen en het gesprek voort zal zetten.
Vitaminepillen als remedie?
Studenten zijn geen consumenten. Studenten zijn geen klanten. Vanuit die metaforen moeten we niet het gesprek met studenten zoeken. Dan komen we in een paradigma terecht van “u vraagt, wij draaien”. Er zal altijd een vorm van hiërarchie zijn tussen docenten en studenten, een hiërarchie die niet op zichzelf staat, maar bedoeld is om docenten in de positie te brengen studenten net dat zetje te geven dat nodig is. En vanuit die relatie is veel praten met en luisteren naar studenten van essentieel belang. Studenten willen begrijpen, horen hoe het voor hen is, is essentieel. Studenten erkennen in wie ze zijn, daarvoor geldt hetzelfde.
Als je gezag claimt, moet je willen weten in wiens richting je dat gezag etaleert. Als je dat niet doet, kom je tot professioneel slordig handelen, zoals in het geval van een student die als advies kreeg meer vitaminepillen te slikken, toen zij voorzichtig het gesprek aanging over haar heimwee naar de eilanden. Als je wel doet, maak je het positieve verschil, zoals de student die zich erg geholpen voelde om, naar eigen zeggen, ‘de draad weer gedisciplineerd op te pakken’.
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.