Zaterdagochtend, 23 maart. In de arena / aula van Het Lyceum Rotterdam aan de Beukelsdijk in Rotterdam – mooie school, moderne uitstraling in een historisch pand – zijn zeker 100 onderwijsmensen, voornamelijk docenten, bijeengekomen om te praten over hoe het onderwijs zo te organiseren dat leerlingen en studenten het best denkbare voorgeschoteld krijgen. Mij is gevraagd te openen, na het welkomstwoord van de wethouder.
Ik leg twee thema’s aan het publiek voor. Je zou ze langzaam mijn favoriete stokpaardjes kunnen noemen. Het eerste is dat we veel praten over onderwijs, veel praten over docenten maar dat ik vind dat we het meer moeten hebben over de school als geheel. De school als veilige vrijplaats, waar een klimaat heerst waarin mensen zich vrij voelen én uitgedaagd om te leren.
Ik noem de school de enige plek waar je onzin mag verkopen. Waar je niet meteen gedisciplineerd wordt als je zegt dat 2+2 ‘5’ is, maar dat er iemand is die je helpt in te zien dat ‘4’ een beter antwoord is. Dat geldt ook voor beweringen over de maatschappij. Ligt moeilijker, omdat de absolute waarheid niet bestaat. Maar er bestaan wel spelregels hoe je er naar kunt kijken en over kunt praten.
Bij Het Lyceum Rotterdam, foto: Monique van den Heuvel. Tekst gaat verder onder foto.
Subjectivering
In de klas moet je het gesprek durven laten ontstaan over de grote maatschappelijke vraagstukken, zonder dat dat meteen gezien wordt als indoctrinatie. Waar je als docent jezelf mag zijn, opvattingen mag hebben en die ook mag tonen. Maar wel ingebed in je taak als docent: jonge mensen helpen in hun socialisatieproces. Hen helpen zich te kwalificeren, maar ook toestaan dat ze op een eigen manier zichzelf worden.
‘Subjectiveren’ noemt Biesta dat. En enige normativiteit die je mag, zelfs moet opdringen, is die van de ‘wetten van de methodologie’: beweringen moeten te staven zijn. Zo ook de ‘wetten van de moderne samenleving’: respectvol met elkaar omgaan, democratische waarden respecteren. Verantwoordelijkheid nemen voor het collectief.
Moed moet
“Daar hoort moed bij”, hou ik mijn publiek voor. “Moet, met een t?”, vraagt iemand uit het publiek, met een knipoog naar het alsmaar ‘moeten’ dat aan het onderwijs opgelegd wordt. Gelach, waarna al snel de mantra ‘Moed moet’ ontstaat. Moed om je studenten te gunnen zichzelf te overtreffen, moed om je docenten te gunnen het ongemakkelijke gesprek op te zoeken.
Maar ook moed die schoolleiders en bestuurders behoren te hebben om het klaslokaal af te schermen van zaken die het veilige klimaat belasten. En de moed steun uit te spreken voor de docent als hij of zij een fout maakt of onwelgevallige dingen zegt. De moed om je uit te spreken tegen meldlijnen, kliksamenlevingen, sluipende censuur.
Ik kan het niet hard genoeg van de daken schreeuwen.
Rechtse indoctrinatie
Ik ben docenten tegengekomen in mijn onderwijsloopbaan, die hun opvattingen niet op tafel legden om mij te helpen mijn eigen opvattingen te ontwikkelen, maar uit volle overtuiging. Ik weet niet of ze mij bewust wilden indoctrineren, maar ze zouden met stip boven aan op de kliklijn van Forum terecht kunnen komen. Ik heb het altijd potsierlijk gevonden, dergelijk gedrag van docenten. Ik had geen kliklijn nodig, ging in gesprek, vond er iets van, rebelleerde soms.
Zoals bij mijn docent klassieke talen, openlijke aanhanger van Ridder van Rappard’s Nederlands Appèl, een erg rechtse club uit de jaren ’60 / ’70, die de VVD veel te links vond en stevige autoritaire trekjes vertoonde. Door vrij rauwe teksten over de verloedering van de maatschappij, gepeperde uitspraken over moderne kunst en de wens te komen tot een samenleving waarin iedereen ‘zijn plaats kent’, kwam de club wel eens in het nieuws toentertijd en een enkeling plakte er het etiketje ‘fascistisch’ op.
Ik weet niet of dat passend was, maar mijn docent was duidelijk in zijn element toen we tijdens de Rome-reis de verworvenheden en megalomane uitingen van het oude en moderne Rome bezochten. Hij mocht ‘de jongelui’ graag uitnodigen mee te zwelgen in die grootsheid, orerend op sokkels van standbeelden. We haalden onze schouders op. Ik kon het niet laten een plaagstootje uit te delen. Toen hij ‘de jongelui’ vroeg waar de afkorting s.c. vandaan kwam die op een sokkel stond, kon ik het niet laten, met een knipoog naar het begrip c.s. te roepen: “sum cuis”. Gelach. De man keek intens verdrietig naar me. In zijn verdriet liet hij de pedagogische kans lopen in gesprek te gaan…
Linkse indoctrinatie
In het Nijmegen van de jaren ’70 en ’80, kreeg ik het vanuit links te verduren. Na veel onrust, intimidatie en bezettingen, was de opleiding politicologie deels verworden tot een marxistisch bolwerk. Marxistische staatstheorieën (“What does de ruling class do when it rules”), marxistische theorieën over ons privéleven (“De politieke economie van het gezin”) en natuurlijk het samen bestuderen van de meester zelf die overigens, los van de boodschap, onmogelijke teksten geproduceerd heeft. Ik heb altijd gedacht dat van de mensen die zeggen iets van hem te weten, er maar een fractie is die zich door die Duitse brei heen heeft weten te worstelen. Ik wel.
Wij studenten praatten mee, praatten tegen, haalden onze schouders op en begonnen te mokken. Op een dag had ik opnieuw een ‘sum-cuis-momentje’. Tijdens de zoveelste les over ‘meerwaarde’, ‘reproductie’ en de spanningsvolle relatie tussen arbeid en kapitaal, vroeg ik de docent of we misschien ook niet eens ‘gewone economie’ zouden kunnen krijgen. Ook hij liet zijn pedagogische kans lopen. Was nergens voor nodig, aldus de jongeman, zat in feite ingebakken in het gedachtengoed van Marx en kwiek ging hij over tot de linkse orde van de dag.
De moed om de gedachtenpolitie te weerstaan
De gedachte dat docenten bang moeten zijn dat elk woord op een weegschaaltje gelegd gaat worden, dat leerlingen dat wat op het bord staat gaan filmen en gaan melden bij een meldpunt, is vreselijk. Zulk onderwijs moeten we niet willen. Zo’n samenleving moeten we niet willen. Dat zorgt voor een echo uit het verleden die we moeten weerstaan. Het is goed om te zien dat er een krachtig geluid is dat zich keert tegen die idee, van minister tot docent, van bestuurder tot kamerlid. Het komt er nu op aan dat ook in het alledaagse waar te maken en hard te werken opdat het klimaat in de klas veilig is en blijft, veilig voor de student, veilig voor de docent.
De moed om de docent én de student te vertrouwen
Ik heb dus zelf deze twee situaties meegemaakt die je als indoctrinatie zou kunnen betitelen. Wat ik vooral in mijn eigen onderwijservaring meemaakte én wat ik elke dag om me heen zie, is evenwel een docentencorps dat bestaat uit welwillende professionals, die wellicht in voorkomende gevallen hun normativiteit delen met de klas. Nou en? Als ze daarmee maar niet hun pedagogische taak uit het oog verliezen. Met studenten die zich niet laten indoctrineren, die meer informatiestromen om zich heen hebben dan die ene docent in de klas. Die best de moed hebben om hun ‘sum-cuis’ te delen met hun docent. Ik zou hopen dat als ik die docent zou zijn, ik er hartelijk om zou lachen om vervolgens in gesprek te gaan…
Over waarden en feiten, over beweringen die geldig en betrouwbaar zijn of niet, over wetenschap die niet ‘ook maar een mening’ is, maar een andere status heeft, over respectvol met elkaar omgaan. etc. etc. Je pedagogisch moment pakken, heet dat. Daar heb je moed voor nodig.
De moed tot zelfreflectie
Het (hoger) onderwijs toont zich activistisch. Dat is goed. Er zijn waarden in het geding die de kern van onze instituties en principes dreigen te raken. Maar er moet meer gebeuren. Activisme – hoewel het me qua stijl aanspreekt - heeft altijd het risico in zich het echte probleem te overschreeuwen. Activisme, het beschermen van basale waarden, hoort altijd gepaard te gaan met zelfreflectie. Veiligheid is een universele waarde die voor iedereen in de klas geldt. In een veilig klimaat mogen docenten zichzelf zijn, uiteraard binnen de marge van hun pedagogische opdracht. Maar in een veilig klimaat moet ook elke leerling en student zich thuis voelen. Ook degene die sympathieën heeft voor zaken die mogelijk ongemak oproepen.
In een universiteit hoort geen paniek uit te breken als een spreker met duidelijke rechtse sympathieën wordt aangekondigd. In een klas moet ook een leerling of student met sympathieën voor Forum zich thuis kunnen voelen. De student moet vragen kunnen stellen over de validiteit van klimaatwaarheden, historische duidingen, sociologische interpretaties. Over persoonlijke opvattingen van een docent.
Moed moet
Is ons academisch en pedagogisch klimaat zodanig inclusief dat iedereen zich uitgenodigd voelt er in te participeren? Zodanig dat ieder zich erin herkent? Zijn we voldoende scherp in het onderscheid tussen persoonlijke opvattingen én professioneel optreden? Plaatsen we het voldoende in onze academische en pedagogische opdracht? Het feit dat mensen rebelleren, hun ‘sum-cuis’ met kracht en helaas niet met humor, maar met venijn uitspreken, geeft te denken. Ik gun ons de moed om ook die vragen te stellen. Juist nu we daar met kracht op aangesproken worden én overtuigd zijn van het eigen handelen, moet je de moed tonen ook deze ongemakkelijke vragen (aan jezelf) te stellen.
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.