Menu
    English

    Ontmoeting 142 | Sluipende erosie

    Er gaat geen dag voorbij of het lerarentekort haalt de krant, verhit de gemoederen op Twitter of wordt besproken aan de vergadertafel. Het probleem manifesteert zich het meest pijnlijk in de vorm van (de dreiging van) sluitende scholen, vierdaagse lesweken en hoge werkdruk. Boosheid, onmacht en paniek vormen de dominante gemoedstoestand in het onderwijs.

    Overleven is voor sommige scholen en hun schoolleiders het adagium en in dat overleven – met soms een vleugje paniek – zoekt men de onconventionele oplossing. Met een focus op de korte termijn, wat vanuit het perspectief dat er morgen iemand voor de klas moet staan begrijpelijk is. En in die combinatie – onconventioneel, paniek, korte termijn – ontstaat het probleem: liever een niet-gekwalificeerde docent voor de klas dan geen docent. Deze week werd het nieuws beheerst door cijfers die laten zien dat evenzoveel leraren werkloos thuis zitten als we nodig hebben om het tekort op te lossen… 

    Wat opvalt is de vaak wat eenzijdige insteek. Het moet sneller, korter en ‘waarom is er eigenlijk zoveel scholing nodig om docent te worden’?  In contrast met die wat eenzijdige blik staat de echte verklaring van het tekort. Die is te vinden in de hele keten: de instroom in lerarenopleiding, het studiesucces in diezelfde opleiding, het weten te behouden van leraren voor het onderwijs, de aantrekkelijkheid van het vak.

    Dat zijn evenzoveel knoppen om aan te draaien. En toch zwenkt de camera relatief vaak en vrij eenzijdig naar de instroom in de opleiding. Sterker nog: naar instroom in het onderwijs zonder opleiding. Een complex vraagstuk wordt daarmee platgeslagen tot een simpele oplossing.

    Met als resultaat: een sluipende erosie van kwaliteit. En als we die trend extrapoleren…

    VVD: zet onbevoegde techniekdocenten voor de klas” (Trouw, 8 oktober 2019)

    Neem het voorbeeld van techniekdocenten. Deze zijn moeilijk te vinden, kamerlid Wiersma stelt daarom voor om mensen uit het bedrijfsleven direct voor de klas te zetten. Een goed idee, in die zin dat het voor leerlingen en studenten fijn is om les te krijgen van iemand die recente praktijkervaring heeft. De analyse van Wiersma dat het jammer is dat de nieuwe docent nog altijd aan een scholingstraject vastzit, klopt echter niet. Deze mensen uit het bedrijfsleven gaan immers een nieuw beroep leren. Was je loodgieter of garagehouder en word je docent techniek, dan vraagt dat wat van je.

    Docent zijn is een hoogwaardig vak

    Om docent te worden heb je nieuwe kennis en nieuwe vaardigheden nodig. De docenten techniek die wij opleiden (dit jaar overigens veel meer dan de twee jaren hiervoor), ervaren iedere dag dat docentschap een vak is. Zelf iets onder de knie hebben, of het nu loodgieten is of wiskunde, is nog heel wat anders dan snappen hoe jonge mensen leren, hoe het uit te leggen aan leerlingen, laat staan het kunnen motiveren van leerlingen om het zelf te doen en te begrijpen. En iedereen die zijn kinderen weleens met huiswerk helpt, kan dat vast beamen. Met ‘gewoon omdat het zo is’, komt de verse leraar echt niet weg.

    Houd ze niet voor de poort van de pabo tegen met een onzinnige toets” (Van Meenen, D66, tweet, 9 oktober 2019)

    Dat vakmanschap speelt ook bij de pabo. Nog niet zo lang geleden waren er twijfels over het kennisniveau van de basisschoolleerkrachten. Ze konden niet spellen, niet rekenen en dat is een schande, was de algemene opinie. Dat resulteerde in 2013 in toelatingstoetsen voor de pabo-poort. Aankomende studenten die de vakken aardrijkskunde, geschiedenis of natuur & techniek op de havo niet in hun vakkenpakket hebben of een mbo-vooropleiding hebben, maken hiervoor toetsen.  Dat resulteerde in een stevige daling van het aantal studenten. De pabo van Hogeschool Rotterdam ging van 360 nieuwe studenten in 2014, naar 170 eerstejaars in 2015. In feite was de reden van die daling niet zozeer dat de studenten de toets niet haalden, maar vooral dat veel studenten er niet aan begonnen. Met name de studenten uit het mbo haakten af bij het vooruitzicht van toetsen maken.

    Doorstroomprogramma’s voor mbo’ers

    Met Hogeschool Rotterdam als initiatiefnemer zijn zowel in Rotterdam, Amsterdam als in Den Haag schakelprogramma’s ontwikkeld, in een hechte samenwerking tussen het mbo en het hbo. Mbo-studenten krijgen een half jaar les om zich voor te bereiden op de toets en maken kennis met het hbo. Ook onderzoeken ze of lesgeven iets voor hen is. Een deel van de mbo-studenten had baat bij de extra lessen en kwam glansrijk door de toetsen. Voor een ander deel bleek de toetsdrempel te hoog. Waardoor de toets op het doel ‘selecteren op kennisniveau en de mate waarin een student kennis kan verwerven’, succesvol was.  De studenten die de toets halen, kunnen zich kennis eigen maken. Sinds de toetsen voor de poort is er vrijwel geen verschil meer in het rendement tussen mbo’ers en havisten.

    Kwalitatief beter pabo door toetsen

    Onzinnig zijn die toetsen niet. Elk rapport hierover, dat de afgelopen jaren verscheen, laat zien dat de pabo’s er kwalitatief staan. De nadruk op cognitie (naast pedagogiek en didactiek), zoals ook tot uitdrukking komt in de toetsen, heeft onze pabo’s naar een hoger niveau getild. Sla de diverse rapporten van de afgelopen jaren – met name van de accreditatieorganisatie NVAO – er maar op na. De weg terug moeten we niet willen gaan in de paniek van het moment.

    Geef studenten die dat nodig hebben wat extra tijd

    Er zijn zeker ook nadelen aan het toetsen voor de poort. Geen enkel profiel op de havo bereidt direct voor op de pabo. En niet alle studenten willen de drempel nemen om de toetsen te maken. Studenten kunnen gebruik maken van het doorstroomprogramma mbo-hbo. Havisten kunnen voorbereidende lessen op de toetsen volgen. Maar liever nog zouden we de studenten een half jaar langer in huis hebben. We kunnen dan met de student kijken of de motivatie blijvend is, of het hbo de goede plek is en of ze kennis kunnen verwerven. Want uiteindelijk is het essentieel dat de juf of meester – naast het hebben van heel veel aandacht en liefde voor kinderen - ook nieuwe kennis kan opdoen.

    Kritisch naar havo en mbo blijven kijken

    Daarbij moeten we overigens ook blijvend aandacht vragen voor hoe het mbo, en met name de havo, studenten aan het hbo aflevert. Zou je de problematiek van aansluiting mbo-hbo voor een deel kunnen verklaren vanuit het gegeven dat het mbo eindkwalificerend is, dat geldt voor de havo niet. Terwijl we tot op de dag van vandaag moeten vaststellen dat het ons niet lukt in Nederland de havo echt ‘voorbereidend’ te maken…

    Goed nieuws: instroom pabo stijgt

    Overigens zijn er twee lichtpunten te zien in de aanmeldcijfers bij de pabo. De aanmeldingen voor de deeltijdopleiding stijgen flink. Kozen in 2016 nog slechts 35 studenten voor de pabo in deeltijd, dit jaar mogen we 77 studenten verwelkomen. En ook het aantal voltijdstudenten stijgt: van 150 in 2016 naar ruim 200 nu. Dat betekent dat we de komende jaren een stijgend aantal docenten voor het basisonderwijs gaan afleveren.

     “Ook zij-instroom voor de pabo moet selectief blijven” (Scienceguide, 1 juli 2019)

    Naast groei van onze aantallen voltijd-en deeltijdstudenten, is er ook stevige groei van zij-instromers. Alleen al onze pabo leidt dit studiejaar 80 zij-instromers op. In een mooie samenwerking met de scholen, zijn dit hbo’ers en wo’ers die in twee jaar hun diploma behalen. Een behoorlijke prestatie om in twee jaar én pedagogisch én didactisch opgeleid te worden én kennis op te doen van alle basisschoolvakken. En aan onze kant de uitdaging om de zij-instromer in die twee jaar op te leiden tot een volwaardige basisschooldocent. Voegen we daaraan toe dat sommige scholen door het lerarentekort de begeleiding van hun aankomende docenten hebben geminimaliseerd, dan is wel duidelijk dat de meeste zij-instromers het een grote klus vinden.

    Veel zij-instromers staan vanaf dag 1 zelfstandig voor de klas. En vragen zich dan in de eerste week af hoe je eigenlijk dertig achtjarigen in een kring kan organiseren zonder ongelukken. En vervolgens hoe je adequaat reageert op de verhalen die naar voren komen in zo'n kring. De meeste zij-instromers kunnen snel kennis verwerven, maar worstelen met pedagogiek en didactiek: zij willen het graag goed doen en merken ook voortdurend dat het allemaal lastiger is dan gedacht. Hoe leg ik het concept ‘procenten’ uit aan leerlingen die het de eerste keer niet hebben begrepen? Wat doe ik met het drukste meisje van de klas als andere ouders hierover klagen? Hoe ga ik om met verschillende niveaus in een klas? Tot en met de vraag hoe een herfstwerkstukje eruit ziet. Aspecten die de ouders als vanzelfsprekend ervaren: dat is immers het vak van docent!

    Twee jaar is het absolute minimum

    Ook met een achtergrond in het hbo of wo heb je er twee jaar voor nodig om dit nieuwe, veeleisende vak te leren. Om je bewust te worden van de invloed die je hebt als docent. Twee jaar om die leraar te worden die zijn klas mee kan nemen en die een veilige omgeving aan alle kinderen in de klas kan bieden. Zo’n leraar waar ouders blij mee zijn omdat hun kind met plezier naar school gaat.

     “Door lerarentekort meer onbevoegde pabo-studenten voor de klas” (NOS.nl, 6 juni 2017)

    In het voorgezet onderwijs doet zich het fenomeen zij-instromers aanzienlijk minder voor. Het lerarentekort lijkt zich hier voorlopig nog minder te manifesteren. De vo-scholen investeren nog maar heel beperkt in zij-instromers omdat ze er tot nog toe uitkomen. Maar hoe komen ze eruit? Bijvoorbeeld door bevoegde docenten een tweede vak onbevoegd te laten geven. En vooral door massaal in te zetten op studenten voor de klas. Het is al zover dat er eigenlijk wel iets mis met je zal zijn, als je in je derde studiejaar nog geen betaalde baan als docent hebt!

    Is dat normaal, een student voor de klas?

    Als je daarover nadenkt, is dat eigenlijk best wel gek. Dat we het gewoon vinden dat een student die zelf nog maar twee jaar les heeft gehad, zelfstandig voor de klas staat. En niet alleen het vak geeft maar ook regelmatig mentor is, mee op studiereis gaat en tienminutengesprekken met ouders voert. En daarmee regelmatig de status van lerende verliest. Je krijgt nu immers betaald, dus begeleiding is niet meer nodig. Het argument dat het toch beter is om als leraar te werken dan vakken te vullen bij de AH, delen wij niet. Is het vakkenvullen afgelopen, dan ben je klaar en ga je naar huis. Werk je als student-leraar, dan is de betrokkenheid bij en de impact van het werk vele malen groter. Student-leraren komen echt niet uit met de uren die ze ervoor krijgen.

    Studenten betalen een prijs

    Studenten vertragen dan ook massaal tijdens de lerarenopleiding. Van de 4.000 studenten zijn er 1.100 langstudeerders (langer dan vier jaar). Zo’n 430 studenten zijn dit jaar aan hun zevende, achtste of zelfs zeventiende studiejaar begonnen.  Het allergrootste deel van deze studenten staat ‘gewoon’ voor de klas. En het wordt nog gekker als er vervolgens geen plek is voor stagiaires in jaar 1 en 2 omdat bijvoorbeeld de vakgroep Engels bij menige school bestaat uit 90% onbevoegden. 

    De helft van de eerstejaarsstudenten van de lerarenopleiding loopt geen stage omdat er onvoldoende stageplaatsen zijn. Ja, dat zijn enerzijds studenten Geschiedenis waarover de gedachte is dat we daar aan de maximale capaciteit zitten. De andere helft zijn studenten Engels waarbij Engels wordt gezien als een toekomstig tekortvak. Dit jaar waren het ook studenten Wiskunde waar we om deze reden lang naar een stageplaats moesten zoeken. We zijn hiermee in een vicieuze cirkel terechtgekomen waarbij studenten te snel zelfstandig voor de klas staan, hierdoor te lang over hun studie doen, de scholen langdurig onbevoegde docenten voor de klas hebben en er te weinig stageplaatsen zijn.

    Samen Opleiden een kans?

    Het Samen Opleiden door de ontvangende scholen en de lerarenopleiding kan een deel van het vraagstuk tackelen. Het aangaan van een werkelijk partnerschap behelst het samen nadenken over hoe we onze studenten het beste voorbereiden op het vak van docent. Nadenken over wat voor docent dat moet zijn en wat daarvoor op de scholen en op de lerarenopleiding nodig is. Een aantrekkelijke lerarenopleiding én een goede leeromgeving op een school moeten leiden tot minder uitval van studenten en het behoud van startende docenten. 'Samen Opleiden' is het denken over de leraar van de toekomst, waarbij er begrip kan zijn over de vacature van vandaag.

    Het lerarentekort zal zich de komende jaren uitbreiden. Als we extrapoleren wat we nu waarnemen, dan zullen de tekorten de druk op de kwaliteit alleen maar doen toenemen. De roep om onconventionele oplossingen zal toenemen. Dat is meer dan begrijpelijk. En elke partij die een rol vervult in de oplossing van dit vraagstuk moet bereid zijn na te gaan of we het niet anders, beter of sneller kunnen doen.

    Maar als dat te exclusief gaat over het versneld voor de klas zetten van mensen, zeker als dat gepaard gaat met een vleugje paniek, dan hollen we uiteindelijk het onderwijs uit. Als we goed naar de cijfers kijken, dan zal dat straks vooral over het voortgezet onderwijs gaan, daar waar nu het basisonderwijs in de schijnwerpers staat. Dan stellen we over 10 jaar vast dat we getuige zijn geweest van een sluipende erosie van de kwaliteit van het onderwijs. Dat gebeurt als we het gesprek blijven voeren zoals we nu doen, met een lerarentekort dat de komende jaren alleen maar toeneemt… En dat is niet het ‘worst case scenario’, maar het reële...

    Overigens, in het hierboven geschetste scenario is niet alleen de kwaliteit van het onderwijs het kind van de rekening, ook onze studenten betalen een prijs: tijdens de opleiding al aan het werk, met als risico niet afstuderen of voortijdig belast met een te grote verantwoordelijkheid.

    Het lerarentekort is het resultaat van een te weinig aantrekkelijk beeld van het vak, met arbeidsvoorwaarden die als ‘zuinig’ gezien worden, met een voorbereiding op de lerarenopleiding, die met name vanuit het mbo beter moet, met lerarenopleidingen die harder moeten werken om meer mensen met succes naar het diploma te begeleiden (“noblesse oblige”), met scholen die hun personeelsbeleid drastisch moeten verbeteren en mensen een aantrekkelijke werkomgeving moeten bieden, met een overheid die bereid moet zijn na te denken over zaken als bijvoorbeeld brede bevoegdheden en scholen in staat moet stellen (net zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen of het politiekorps) hun mensen goed te betalen.
    Laten we met alle betrokken partijen het gesprek hierover gerichter gaan voeren, zodat dit scenario geen waarheid wordt.

    Ron Bormans, Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
    Els de Bock, Directeur Lerarenopleidingen, Hogeschool Rotterdam

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.

    Els de Bock - Directeur Instituut voor Lerarenopleidingen

    Els de Bock (1967) studeerde rechten en gezondheidswetenschappen, waarna zij de Master Public Administration bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur volgde. Zij heeft gewerkt als consultant voor Berenschot en als manager voor enkele organisaties, waaronder de Politie Rotterdam Rijnmond. Sinds 2012 werkt zij voor Hogeschool Rotterdam, waar zij onderwijsmanager was voor de opleiding Verpleegkunde en in 2017 benoemd is tot directeur van het Instituut voor Lerarenopleidingen.