Menu
    English

    Ontmoeting 152 | Over eenden die ook konijnen kunnen zijn

    “What were ducks in the (…) world before the revolution are rabbits afterwards” Thomas S. Kuhn, 1962

    Het lijkt een eeuwigheid geleden, toen we op school lacherig met onze handen zwaaiden, om het handen schudden te vermijden. De persconferentie waarin de minister-president ons vroeg die traditie te verlaten, zal straks iconisch blijken omdat hij hem eindigde met een ferme handdruk richting de baas van het RIVM.

    Nog geen maand geleden is dat. De crisis moest zich toen nog uitdiepen en kwam in golven over ons heen. Aanvankelijk communiceerden wij binnen de hogeschool hygiënemaatregelen en maakten we afspraak met onze schoonmakers om extra alert te zijn op de zeepdispensers en de handdoekrollen. We keken met zorg naar het buitenland en begonnen strikter te worden in het reisbeleid, aanvankelijk in lijn met de landelijke reisadviezen, op enig moment daarop vooruitlopend. Op een zaterdagvond besloten we alle studenten in het buitenland terug te halen; enkelen kozen ervoor om te blijven.

    De hogeschool toonde een ongekende veerkracht. We schakelden door naar online onderwijs en waren verbaasd en trots hoe snel onze docenten dat voor elkaar kregen en welke kracht onze adviseurs en ICT-ers toonden. Personeel van de dienst Facilitaire zaken en ICT, waaronder huismeesters en receptiemedewerkers, werkten door en stelden ons in staat om een paar gebouwen open te houden zodat medewerkers en studenten die afhankelijk zijn van onze gebouwen en voorzieningen daar gebruik van kunnen maken. Een derde golf kwam met het organiseren van online toetsen.

    Innovatief in de vorm, conservatief in de norm

    De spannendste fase, wat betreft het onderwijs, was en is nog steeds de ombouw naar online toetsen. Hoe verrassend snel de ombouw naar online onderwijs ging, de ombouw naar online toetsen blijkt een grotere tour de force. Niet alleen vanwege de grote technische uitdagingen, vooral vanwege de inherente beperkingen op het gebied van techniek. Bij toetsen is het méér dan ‘slechts’ een andere vorm kiezen van communicatie en interactie, het is ook een kwestie van het borgen van de geldigheid en validiteit, het rekening houden met aspecten van privacy én eventuele fraudegevoeligheid. Dat alles binnen een kader van het hooghouden van onze normen wat betreft niveau en kwaliteit.

    Gecontroleerd risico’s nemen

    Toetsen is belangrijk, maar het gaat uiteindelijk om het leren, dus hebben we besloten niet 100 procent risicomijdend gedrag te tonen, maar om in de toetsing op een gecontroleerde manier risico’s te nemen. De controle daarbij is drieledig: bij te grote risico’s alternatieven zoeken, geen risico’s nemen bij toetsen die essentieel zijn (essentiële kennis voor de beroepsuitoefening die voor de laatste maal getoetst wordt verdient een andere behandeling dan gewone kennis die nog een paar keer langs komt in de opleiding) én daar waar we het risico wel nemen: goed documenteren, zodat we ons achteraf kunnen verantwoorden en eventueel kunnen corrigeren. Dat doen we in een bewust gekozen complexe governance-structuur: het onderwijs verzorgt het onderwijs, de Examencommissies borgen de toetsing van het onderwijs. Niet altijd gemakkelijk, niet altijd zonder spanning, maar het is een noodzakelijke spanning die de waarde van het diploma te allen tijde garandeert.

    Zo doen wij de dingen

    Thomas Kuhn, wetenschapsfilosoof, heeft ons het begrip ‘paradigma’ gebracht. Zijn definitie van paradigma, ontwikkeld om de dynamiek van de wetenschap te kunnen begrijpen, losjes vertaald naar onze alledaagse werkelijkheid, komt neer op een verzameling gefixeerde veronderstellingen die bepalend zijn voor onze zienswijze en voor de manier waarop we problemen benaderen, de manier waarop we de dingen doen. We zien en doen de dingen op een bepaalde manier. Dat geeft ons zekerheid en voorspelbaarheid.

    Het nieuwe normaal

    Hoe belangrijk die voorspelbaarheid is blijkt wel uit het feit dat we een nieuwe toestand die we in deze crisis bereiken, steeds proberen vast te pakken door er het etiket ‘het nieuwe normaal’ op te plakken. In termen van Kuhn schudt het oude normaal op zijn grondvesten, zitten we in een revolutionaire fase, op weg naar een ander paradigma, maar zoeken we houvast door elke schijnbare stabiliteit in deze overgang te duiden als ‘het nieuwe normaal’. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik durf te wedden dat de woorden ‘het nieuwe normaal’ door politici minstens zo vaak gebruikt zijn als de begrippen ‘een frisse neus halen’ en het opbeurend bedoelde ‘hou vol’.

    Het zal nooit meer worden als vroeger

    Ik heb de tijd van oliecrisis meegemaakt in de jaren ’70. Heb gefietst (ondanks het verbod) op een lege snelweg vanwege de autoloze zondag, heb Joop den Uyl – niet echt populair bij ons in huis vanwege het feit dat hij de ‘koelen’ gesloten had – horen zeggen dat het nooit meer zal worden als vroeger. Zal de huidige crisis ons een ander normaal opleveren dan het normaal dat wij kenden nu ruim een maand geleden?

    “Kan best zo”

    Gedwongen door de omstandigheden leren we allemaal in extreem korte tijd onze routines aan te passen. Was Microsoft Teams een poos een bijna slapende applicatie, we werken er nu allemaal mee, inclusief de nieuwe vergaderetiquettes die daar bij horen. Was online onderwijs voor velen een vaag, ver weg gelegen perspectief, het is het nieuwe normaal geworden. En het kan best. Ik ben zelf de eerste om te erkennen dat ik te conservatief ben geweest in de mogelijkheden die de moderne media ons bieden. Ook ik heb te vast gezeten in het oude paradigma en wil deze periode dan ook aangrijpen diep te doordenken naar welk nieuw normaal we op weg zijn.

    De eend of het konijn?

    Het nieuwe ideaal zal niet het oude normaal zijn. Of het nieuwe normaal het nieuwe ideaal is valt te bezien. Maar als we ooit de kans hebben terug te gaan naar een ‘oud normaal’ moeten we heel precies willen weten wat het werken van nu ons leert én wat het ons niet brengt. Mijn eerste indruk is dat de functionele kant van het onderwijs soms beter af is met deze vorm van onderwijs, maar dat het nog een beetje zoeken is naar de invulling van de pedagogische kant van het onderwijs. Ligt daar de kans in de toekomst, de kiem van een nieuwe balans? Effectievere kennisoverdracht met de moderne apparatuur, versterkte binding en verdiepende pedagogiek als we elkaar weer gaan treffen in onze gebouwen?

    Onderwijs op afstand: anderhalve meter

    We hebben een periode van afschalen achter de rug. Dat is betrekkelijk gemakkelijk - want gericht op het mijden van risico’s. We gaan naar een periode van opschalen. Dat zal moeilijker zijn, want dan moeten we risico’s gaan nemen. Dus voordat we het afstandsonderwijs een structurele plek laten innemen, zullen we een fase doorgaan van onderwijs op afstand: anderhalve meter als vormgevend principe. We moeten erop voorbereid zijn dat we gedurende een lange periode niet binnen een cirkel van anderhalve meter met elkaar kunnen verkeren. De scenario’s die Hogeschool Rotterdam ontwikkelt gaan uit van het gegeven dat dat mogelijk gedurende het hele volgende hogeschooljaar het geval zal zijn.

    Als je dat doordenkt, dan komt er meteen een rijtje op van evenementen die niet meer op de gebruikelijke manier kunnen plaatsvinden: grote delen van onze klassieke introductie-activiteiten, de opening van het hogeschooljaar, klassieke hoorcolleges, drommen studenten in de gang die van lokaal a naar lokaal b lopen, volgepakte klaslokalen, drukke kantines, krappe restaurants, intensief bewegingsonderwijs, volle docentenkamers, drukke laboratoria, et cetera.

    Zoek het nieuwe

    Daar is natuurlijk iets aan te doen. Maar als je dat doordenkt, ga je ontdekken dat we elke zekerheid die we in het oude normaal hebben, ter discussie zullen moeten stellen: de inrichting van onze leslokalen, de bezetting van de werkplaatsen, de logistieke stromen. Als je dat voor jezelf visualiseert, dan kom je noodzakelijkerwijs ook uit bij de wijze van roosteren (om de logistiek beheersbaar te houden), het jaarrooster (meer gebruik maken van alle weken in het jaar?) en moeten activiteiten meer gespreid worden (de avond, het weekeinde?). Of komen we tot de conclusie dat een deel van het online onderwijs, dat deel wat goed werkt en dat we gaan inbedden in een nieuwe didactiek en pedagogiek, een blijvertje is? En moeten we doordenken wat dat betekent voor onze gebouwen, onze apparatuur?

    Bewaar het oude

    Het oude paradigma is in een revolutionaire uitdaging terecht gekomen. En een deel daarvan zal ook in een volgende fase weer terugkomen. Docenten en medewerkers missen het contact met studenten en collega’s, studenten missen hun school. Die dimensie gaan we herstellen, die is waardevol en onmisbaar. Maar het oude paradigma wordt wel uitgedaagd op een ongekende manier. Niemand had ooit kunnen voorspellen dat dit zou kunnen gebeuren, namelijk dat alles ter discussie komt te staan als we gedwongen gaan worden niet meer binnen elkaars bereik te komen. Wat onderwijsconcepten anderhalve eeuw lang niet gelukt is, gaat de ‘anderhalve-meter-regel’ wel lukken.

    We moeten het alternatief weten te vinden voor de docent die even naast de student gaat zitten om haar of hem nog eens uit te leggen hoe dat ook al weer moest, dat integreren en differentiëren, het opstellen van de balans, het voorbereiden van de injectie, het ontwerp van het algoritme, de reclamecampagne, de brug, de nieuwe modelijn, de biodiesel, groepsinterventie, de moderne didactiek, de …

    Denk met ons mee

    Er zijn veel vragen, de antwoorden gaan komen. Als iets gebleken is, is dat we veerkracht hebben. Dat maakt indruk, dat ontroert. Hogeschool Rotterdam spreekt al jaren uit te willen leunen op de denk- en veerkracht van haar mensen. De juistheid van die keuze wordt in deze tijd op de meest positieve manier onderstreept. Diezelfde veer- en denkkracht gaan we ook nodig hebben om de volgende fase in te gaan. Daar denkt een team van collega’s op dit moment heel gericht over na. Alle collega’s én studenten zijn uitgenodigd dat voor zichzelf én voor de hogeschool als geheel te doen. Jullie hebben de hogeschool draaiende gehouden de afgelopen weken, jullie gaan dat ook doen in de nieuwe werkelijkheid van de komende jaren.

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.