Menu
    English

    Ontmoeting 161 | De wereld? Het ommetje!

    Ik heb veel studenten gesproken de afgelopen maanden. Best bijzonder als dat online gebeurt. Een medium dat afstandelijk oogt, maar ook een bepaalde intimiteit heeft. Je komt namelijk letterlijk bij mensen thuis.

    Daar waar de achtergrond niet bewust vervaagd is, zie je keukens van studentenhuizen, het (onopgemaakte) bed, het wat volle (kratjes bier) balkon of de ordelijke woonkamer bij de ouders thuis. Ik heb een student letterlijk in het berghok zien zitten. Soms beweegt iemand op de achtergrond. Omgevingsgeluid krijg je er gratis bij.

    De intimiteit in die kamers heeft vaak zowel iets warms als iets eenzaams. De wereld is klein geworden voor veel studenten, in een fase van het leven dat ze de wereld groot zouden willen maken. Met het daarbij passende tumult. Een stukje van die wereld biedt de hogeschool. Maar dat zou best meer kunnen zijn. Moeten zijn.

    “..., want het is duidelijk dat studenten het moeilijk hebben”

    De voorzitter van de CMR van Fontys Hogescholen aan het woord. Ze toont zich eigenlijk best tevreden over wat haar hogeschool te bieden heeft en hoe die hogeschool zich inspant. Maar bewust kijkend naar het welzijn van studenten, ziet zij dat studenten het moeilijk hebben. En vindt zij dat er ‘soms wel meer gevochten mag worden voor de belangen van studenten’. Het klinkt als: “Hallo beste mensen, wij zijn er ook nog”. Het is heel goed dat dat geluid zo duidelijk klinkt. Dat de beslissers, vaak belast met de grote systeemvraagstukken, dat geluid horen. Studenten maken onderdeel uit van de categorie mensen die de hoogste prijs betalen van deze crisis

    Motivatieproblemen, verminderd studieplezier en binding met de opleiding

    Na een signaal van een van onze lectoren hebben we collega’s die zich bezig houden met het welzijn van onze studenten - en die proberen bepaalde studenten die dat nodig hebben wat extra steun te geven - gevraagd ons te adviseren hoe we dat kunnen doen, onze studenten dat extraatje kunnen bieden dat nodig is. Hun advies is interessant om te delen. Om te beginnen vanwege de waarneming dat het beeld niet eenduidig is, ook als je wat preciezer kijkt naar bijvoorbeeld studenten met een functiebeperking. Er is een groep studenten die zich redelijk tot goed lijkt te redden in de huidige omstandigheden.

    Maar de werkelijkheid is ook, volgens de collega’s, “dat veel studenten (net als docenten) moeite hebben met het feit dat perspectief ontbreekt (hoe lang nog?), moeite hebben met planning en dagritme en dat er regelmatig eenzaamheids- en depressieve klachten worden gemeld”. De collega’s geven uiteenlopende, vaak gedetailleerde adviezen, waar we ons voordeel mee zullen doen.

    Sta pal voor fysiek onderwijs

    “Sta pal voor fysiek onderwijs en rek dit maximaal op”. Daar opent het advies mee en dat is meteen het meest robuuste deel. Fysiek onderwijs heeft een extra dimensie, die online onderwijs niet heeft. Het geeft structuur en richting én maakt de wereld net wat groter dan ‘het kot’, zoals onze Vlaamse buren de studentenkamer noemen. En we moeten eerlijk zijn, we gebruiken tot nu toe niet alle ruimte die we hebben om dat fysieke onderwijs daadwerkelijk aan te bieden.

    We geven les, maar de klassen zijn wat leeg

    We stellen vast dat de prikkel om geen onderwijs op locatie aan te bieden soms wat stelliger is dan de prikkel om dat juist wel te doen. De drive en de plicht om er voor studenten op locatie te zijn, brengt ons naar de gebouwen, terwijl halflege klassen en zieke of bezorgde collega’s (en een enkeling met ‘opvattingen’ over corona) ons thuis houden. Het is ook niet gemakkelijk dat er aan de ene kant een voortdurend appèl is om thuis te werken en aan de andere kant het signaal wordt afgegeven dat we datgene op locatie moeten doen, wat op locatie moet. Dat speelde de afgelopen weken in het bijzonder in Rotterdam, toen we, met een aantal andere regio’s in het land, onder de doem leefden van mogelijke additionele maatregelen, waaronder het volledig op slot gaan.

    Het is onze plicht

    De samenleving, bij monde van de regering, maakt duidelijk dat wij – het onderwijs – meer ruimte voor fysieke activiteiten moeten hebben dan andere sectoren; sectoren die snakken naar meer ruimte om dat te doen wat ze willen doen, die het water aan de lippen staat en die liever vandaag dan morgen de deuren open zouden willen slingeren. De samenleving zegt daarmee dat wij voor een taak staan die van zo’n belang is dat wij de ruimte moeten krijgen om zo’n 40% van onze reguliere capaciteit te gebruiken. Binnen die 40% is heel veel mogelijk en dus moeten wij niet de afweging maken óf we er iets mee doen, maar wát we ermee doen. Simpel gezegd maken we (ik permiteer me te denken dat dat nagenoeg overal in het hoger onderwijs speelt) nu te weinig gebruik van die ruimte en dat is niet goed, hoe begrijpelijk ook. Het is veilig in onze gebouwen en we moeten meer gaan doen in die gebouwen dan we nu doen.

    Gedeelde verantwoordelijkheid

    Ik leg de verantwoordelijkheid in eerste instantie daar waar hij hoort, bij ons als scholen zelf. Elke aarzeling die daar gevoeld wordt, heeft een direct effect. Maar, het is ook de verantwoordelijkheid van studenten zelf. Het is niet gemakkelijk je leven te structureren, maar het kan wel en er zijn collega’s die je erbij kunnen helpen. Het is verleidelijk om die les over te slaan, maar het is niet verstandig. We weten uit onderzoek dat elk begin van een studievertraging cumulatief alleen maar groter wordt in de loop van de studie. We weten dat het een nare tijd is, maar ook dat deze tijd eindig zal blijken te zijn. En je wil niet aan het einde van die tunnel de wereld in stappen zonder diploma of met de frustratie van een afgebroken studie.

    Een ommetje

    Het is nog wat vroeg, hoewel... de klok geeft 10 uur aan. Een van de studenten waar ik mee spreek, zit er nog wat verfomfaaid bij. Ik geloof niet dat de haren al gedaan zijn... Het gaat best aardig, haar docenten doen het erg goed in haar ogen, maar het valt allemaal niet mee. Met name het aanbrengen van structuur is ‘best moeilijk’. “Dat is niet echt mijn ding. En de hele dag hier een beetje zitten”, ze maakt een draaiende beweging met haar hoofd én ogen, “is ook niet alles”. Maar ze moest niet klagen. Ze heeft sinds kort een leuke vriend en misschien dat ze vandaag met zijn tweeën een ommetje zouden kunnen maken. Wordt de wereld toch weer net wat groter.