In die prachtige oude vergaderzaal van de Tweede Kamer. Het was pure trots dat ik als jongen uit Limburg een rolletje had in het theater van onze democratie. Het was de tijd dat een bode, onberispelijk gekleed, briefjes naar de minister bracht. Die brieven gingen eerst met een katrolletje naar beneden – de ambtenaren zaten boven op een soort inpandige balkonnetjes – en dan keurig in een enveloppe – de tekst moest natuurlijk goed afgeschermd worden – naar de minister.
Die zaal had voor mij een grote symbolische waarde. Daar vierden, koesterden en onderhielden we de pijlers van ons land: democratie, het open debat, de rechtstaat. Dat doen we nog steeds. De tijd is veranderd. Mijn rol is een andere, het theater van de democratie is verplaatst naar een andere zaal. Maar de waarde van de symboliek is onverminderd groot.
Ik kijk er niet meer naar door de ogen van die jonge, trotse ambtenaar. Ik kijk er – vele jaren verder en bestuurder van een belangrijke maatschappelijke institutie, Hogeschool Rotterdam - zakelijk naar. Ik kijk of daar besluiten worden genomen die het hoger onderwijs verder brengen, of men kansen creëert voor jonge mensen, kansen die ze verdienen en of men ons de constructieve kaders meegeeft die we nodig hebben. Zakelijk dus, maar nog steeds met trots, zij het minder persoonlijk van aard. Dit is ons land, zo doen wij de dingen.
Ik probeer er ook naar te kijken door de ogen van jonge mensen, in het decor anno 2021. In een tijd dat de kranten vol staan van berichten dat delen van onze jeugd ‘onverschillig staan tegenover de democratie’, dat we harder moeten werken om duidelijk te maken dat we in een rechtstaat leven. We horen ook dat de cohesie van de samenleving onder druk staat, dat leraren maatschappijleer soms tegenover klassen staan waarin andere waarden dominant zijn dan de waarden die formeel het fundament vormen van onze samenleving: gelijke rechten voor iedereen, geen onderscheid maken tussen mensen, respectvol met elkaar omgaan. In een tijd dat vertrouwen tussen mensen brozer is dan ooit. In een tijd dat de overgrote meerderheid van ouders hun kinderen nog altijd elke dag voorhoudt: je mag niet jokken.
Donderdagmiddag 1 april (oh speling van het lot) is voor mij zo’n middag van de losse eindjes. Tenminste dat leek het te worden. Mails beantwoorden, mensen bellen, een enkele afspraak. Zo’n middag dat je net wat vaker kijkt wat er gaande is in de wereld, waardoor je kwetsbaarder bent en de verleiding van de sociale media met minder gemak weerstaat. Mijn tijdlijn op Twitter lijkt massaal op te kijken van hun werk en aan de buis (waarschijnlijk hun laptop) gekluisterd te zijn. Na een half uur kijken verliest het beeld van het theater van de democratie haar grandeur.
Het oogt als een tragische klucht. “We staan voor aap”, hoor ik een fractievoorzitter zeggen. Een ander wil de hoofdrolspeler berechten voordat deze gesproken heeft. De hoofdrolspeler zelf herhaalt haast kinderlijk: “Ik heb niet gelogen”. Het is zoeken naar ‘nieuw leiderschap’, waar oud gedrag zomaar doorslaggevend zou kunnen zijn, begrippen als geloofwaardigheid en authenticiteit worden smoezelig. Woorden als ‘verbijsterd’ en ‘gechoqueerd’ galmen door de zaal. De regie is zoek. Op elke andere plek in het land zou men er snel klaar mee zijn. In het belangrijkste theater van het land kiest men de time-out van het paasweekeinde.
Ik probeer er naar te kijken door de ogen van jonge mensen, door de ogen van die 40.000 studenten van ons. Jonge mensen die misschien soms wat zoeken naar hoe zich te verhouden tot onze democratie, maar die wel massaal gingen stemmen. De opkomst in leeftijdsgroep 18 tot 24 jaar was 80%. Vier jaar geleden was dat nog 67%. Ik noem dat democratisch commitment van de eerste orde. Een massaal ‘ja, wij doen mee’. Maar ook: “Laat ons meedoen, hoor ons geluid en laat ons zien hoe we in die ingewikkelde samenleving toch tot een respectvolle consensus kunnen komen.”
Die jonge mensen verdienen meer dan wat ze nu voorgeschoteld krijgen. De politiek is meer dan een besluitvormingsmachine. Het is meer dan een soms wat cynisch spel waar in de praatprogramma’s over gesproken wordt als na een wedstrijd van het Nederlands elftal: wie heeft de meeste punten
gescoord. De politiek hoort het symbool te zijn van onze basale waarden. Waar leraren met trots naar kunnen verwijzen in hun lessen. Waar ze met hun leerlingen of studenten graag naar toe gaan. Waarna dat meisje van Rotterdam-Zuid denkt: in dit theater, daar wil zijn, daar hoor ik thuis.
Ik hoop dat het paasweekeinde niet alleen gebruikt wordt voor de vraag of men met Mark Rutte verder wil, maar vooral om tot die diepere zelfreflectie te komen. En er bij stil te staan welke waarden ze willen meegeven aan jongere generaties. Ik wens u allen een zalige Pasen.