Samen met een collega zocht ze het gesprek hoe we docenten ervan zouden kunnen overtuigen hoe kansrijk dergelijk onderwijs kan zijn. Toen Teams haar weer terugbracht, verzuchtte zij: “En daarom wil ik weer naar de hogeschool, naar mijn klaslokaal. Daar leren mijn studenten het beste. Mijn klaslokaal biedt de intimiteit en vooral de veiligheid om te ontdekken wie je bent.”
Herwaardering van de school
Soms moet het vanzelfsprekende je even afgenomen worden om te ontdekken hoe belangrijk het is. De pandemie joeg ons uit de school en toen we voorbij de eerste fase van opwinding waren en ons redden met het online onderwijs, ontdekten we de kansen van het nieuwe, maar vooral de waarde van wat er niet meer was. Daarom zijn we ook nooit echt dicht geweest en zijn we het praktijkonderwijs, zelfstudie en bepaalde vormen van toetsen blijven aanbieden op locatie.
Maar we willen meer. En dat meer is meer dan enkel onderwijs op locatie. Dat ‘meer’ zit hem vooral in het begrip ‘school’. De school, of dat nu de school voor onze jongste leerlingen om de hoek is, of de universiteit in de stad, is veel meer dan een verzameling van opleidingen. Het is – in ieder geval hoort het dat te zijn – een pedagogische gemeenschap, waarin mensen met elkaar in verbinding staan. Het is zo belangrijk dat we ons dat blijven realiseren, in een tijd dat het individualisme in zijn eigen kracht dreigt om te komen.
Het is een wezenlijke opdracht van het onderwijs het individu zijn of haar ontplooiingsmogelijkheid te bieden; het is minstens zo belangrijk dat we jonge mensen leren dat ontplooiing weliswaar een individuele activiteit lijkt te zijn, maar dat die altijd in verbinding staat met een ander. Het zijn is belangrijk, het mogen zijn is belangrijk, het samen zijn is van minstens zo’n belang. Dat stelt eisen aan een school.
Pluralisme
De wereld is onrustig en vormen van die onrust golven regelmatig ook door onze hogeschool. Conflicten in de wereld of spanningen in de samenleving kunnen iets doen met de relatie tussen studenten en docenten die een verbinding hebben met dat bewuste conflict of die zich onderdeel voelen van die spanning. Elke mens heeft een verhouding tot die thema’s. Dat hanteerbaar maken lukt met een insteek die ook wel het pluralisme genoemd wordt. We zullen ons moeten verhouden tot het gegeven dat opvattingen verschillen en dat we toch tot een gemeenschappelijkheid moeten komen.
Om een vorm van gemeenschappelijkheid, oftewel een ‘common world’, zo citeren we met gretigheid Arendt in ons essay uit 2016, te vinden moeten we de ander willen ‘bezoeken’: “To think one’s own thoughts but in a very different way from one’s own, thereby permitting yourself the disorientation that is necessary to understanding just how the world looks different to someone else”1).
Sociaal contract
Dat stelt in het bijzonder eisen aan een school. Met een knipoog naar het boek van Pieter Omtzigt, we hebben iets van een ‘sociaal contract’ nodig. Er moet ergens een bodem liggen van een normenstelsel dat we daarbij hanteren. Zonder iets van gemeenschappelijke waarde is er geen samenleving, kan een school niet functioneren. In het onderwijs en de wetenschap zijn dat waarden als geldigheid en betrouwbaarheid van beweringen en feiten. Maar het gaat ook om elkaar te respecteren, de ruimte te geven, het collectief belangrijk vinden naast de ruimte om het individu te etaleren. Het gaat er ook om dat we een pedagogisch klimaat creëren dat voor iedereen veilig is.
Het spandoek
Maandag 17 mei ontstond er beroering bij onze Kunstacademie, de Willem de Kooning Academie, nadat de directeur een spandoek van de muur van het ateliergebouw van de Master Fine Art had laten halen met daarop een tekst die zich nadrukkelijk tegen de Israëlische regering keerde. In discussie met de studenten en later met studenten en docenten van de academie heeft de directeur, Jeroen Chabot, bij herhaling benadrukt dat het niet om de boodschap zelf ging, maar om de wijze van publiceren van die boodschap: een spandoek aan de muur van het schoolgebouw.
Hij schrijft dat in een persoonlijke brief aan zijn gemeenschap. De hogeschool, aldus Chabot, is een instituut waar we jonge mensen leren dat ze vrije denkers mogen zijn en moeten zijn, waar we jonge mensen tevens helpen die kwaliteit tot ontwikkeling te brengen. We leren ze niet wat ze moeten denken. Van belang is namelijk dat we jonge mensen niet alleen leren dat ze mogen zijn wie ze zijn, dat ze mogen zeggen wat ze zeggen, maar dat ze dat ook in verbinding met elkaar doen. Kortom, onze normativiteit gaat verder dan het bevorderen van de subjectiviteit van het individu, onze normativiteit omvat ook dat we dat in verbinding blijven doen met anderen.
De muren van onze gebouwen
En juist die opstelling maakt dat we als lijn hanteren dat politieke uitingen niet verkondigd horen te worden via de muren van onze gebouwen. We staan daarbij voor wetenschappelijke vrijheid of, in het geval van de kunstopleidingen artistieke vrijheid, binnen de kaders van de grondregels. We respecteren dat we in een pluriforme gemeenschap moeilijke zaken bespreken en dat uiteenlopende persoonlijke ervaringen, geschiedenissen, maatschappijbeelden en ambities naast elkaar kunnen bestaan en gerechtvaardigd kunnen zijn.
We accepteren dat meningen schuren, dat debatten fel zijn. We staan ook voor de norm dat dat in een veilige omgeving moet gebeuren. En meer dan één student – niet alleen van Joodse afkomst - meldde zich bij ons om ons te zeggen dat een school die toestaat dat haar gebouwen het uithangbord zijn van dergelijke politieke uitingen hem/haar een gevoel van onveiligheid bezorgt. Von Humboldt, grote denker die begaan was met het begrip ‘Bildung’, zei het ooit zo: “Zonder veiligheid is er geen vrijheid”.
Ruw commentaar
Als zo’n kwestie speelt, vallen er vaak grote woorden. Dat is niet erg. Ook al biedt het denken in termen van pluraliteit een kader hoe om te gaan met verschillen, botsingen zijn onvermijdelijk. Het kenmerk van een gemeenschap is niet dat zij steeds zonder spanningen is. Een gemeenschap kenmerkt zich door de wijze waarop zij omgaat met die spanningen. Dus schrik ik niet zo van ruw commentaar. Behalve van het commentaar van een enkele docent dat ik ontving via de e-mail. Niet vanwege de (politieke) inhoud van de mail, maar veeleer van de rolopvatting over de rol van docent die uit de betreffende mail naar voren komt en de slordigheid waarmee omgesprongen wordt in het beoordelen van het handelen van de hogeschool. Dat de hogeschool, daar waar zij zich afzijdig houdt in politieke conflicten, daarmee toch impliciet stelling zou nemen. Met een ondertoon van activisme in plaats van een open, pedagogische houding.
Hogeschool Rotterdam staat midden in de samenleving. Nog één keer naar het essay uit 2016. Daar schreven we: “De (…) samenleving, daar hoeven we als hogeschool niets van te vinden. Die is er. Dat is onze wereld. En die wereld hebben we als uitgangspunt te nemen in ons werk. Dat is de wereld, zo zou Arendt zeggen, die we moeten omarmen om haar te presenteren aan onze studenten zoals zij is” (p.31). Dat stelt hoge eisen aan de rolopvatting van onze docenten. In die zin mail ik alle collega’s die mij aanspreken terug. Met als uitsmijter de uitgestoken hand.
Hoofd beveiliging sluit de week af
Als het spannend in de wereld is, golft dat door onze hogeschool. We mogen best trots zijn op hoe we daar mee omgaan als hogeschool. Het klinkt wat arrogant, maar soms zou ik willen dat dat ook de stijl zou zijn van de samenleving in den brede. We zijn een rustige gemeenschap waarin ons onderwijs en onderzoek voorop staan. Waar mensen gewoon naar hun werk gaan (al dan niet via Teams) en naar school gaan om te leren, maar ook om een beetje te ‘hangen’. En een enkele keer is er onrust, of komt de maatschappelijke onderstroom naar boven. Dan (misschien wel juist dan) moeten we er ook staan en onze pedagogische positie blijven innemen.
Het is bijna een traditie, het hoofd beveiliging van onze hogeschool die via een tweet de week afsluit. Ik begin ernaar uit te kijken. Na een paar onrustige weken rondom ons kunstonderwijs, tweet hij vrijdagavond: “Met een goed glas wijn kijk ik terug op een paar hectische weken waarin veel van mijn ploeg is gevraagd. Trots op de manier waarop ze zich staande hebben gehouden, empathie hebben getoond maar waar nodig ook hun gezag hebben durven laten gelden #trots #veiligheid”.
1) L.J. Disch, Hannah Arendt and the limits of philosophy, New York, 1994, p. 159.
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool RotterdamRon Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.