“Hoe kijk jij daar nou naar?”, vraagt de collega, terwijl hij zijn spullen aan het opruimen is. We hebben net een videoboodschap opgenomen. “Al die crises die over ons heen komen, oorlog, energie, maatschappelijke onrust, klimaat, etc. Hoe kijk jij daar nou naar, als bestuurder, maar ook als mens? Maak je je daar geen zorgen over?” Ik denk even na, hij raapt zijn snoertjes bijeen. Ik voel aandrang om te relativeren, maar in die vraag echoot ook de vragen die opkwamen naar aanleiding van onze jaaropening, waarbij we de problematiek die op ons als samenleving afkomt – energie, klimaat, onrust in de samenleving, met al zijn effecten op ons onderwijs en onderzoek – zo stevig neergezet hadden dat een zekere somberte de overhand leek te krijgen. En op somberheid bouw je geen samenleving. Somberheid kan nooit het fundament van een hogeschool zijn. Het hele idee van onderwijs leunt op optimisme.
De schuilkelder
Een zekere somberheid én dreiging, kenmerkten de jaren 80, in ieder geval het studentenwereldje waar ik me toen in bevond. Hoge jeugdwerkloosheid zorgde voor een wankel perspectief tegen het decor van een koude oorlog die zijn piek bereikt had. Met een jeugdig gevoel voor drama vroegen we ons – in het zwart gekleed – af of het verstandig was kinderen te willen als er een risico was dat de opvoeding in de schuilkelder zou moeten plaatsvinden. Het zou goed komen. De schuilkelder bleek voor een groot deel van mijn generatie uiteindelijk een mooi huis te zijn, waarin kinderen in welvaart en vrede opgroeiden.
Een zeker gevoel van dreiging is van alle tijden, aangezien elke toekomst zijn ongewisheid heeft en elke tijdsgewricht zijn uitdaging. De veelgebruikte zin achter het katheder of in de pers, dat het onzekere en onrustige tijden zijn, is in zichzelf van alle tijden. Idem de alarmbel die waarschuwt voor wat komen gaat.
Opeenstapeling van crises
En toch. Daar ontleen je geen zekerheid aan. Daarmee komt het niet vanzelf goed. Ik durf de stelling aan dat ik in mijn leven nog nooit die cumulatie van crises heb gezien zoals we die nu waarnemen. En ja, daar maak ik me zorgen over, grote zorgen zelfs. Ik zelf bevind me in een levensfase dat het mij persoonlijk mogelijk minder hard kan raken, maar hoe de toekomst van mijn zonen, zeker mijn kleindochter er uit gaat zien, ik weet het oprecht niet. De vanzelfsprekendheid dat we het steeds beter krijgen, is er niet. De vanzelfsprekendheid dat het ook nu weer goed komt, is er niet.
Hoe ga je om met onzekerheid?
De kunst is om daar waar de zekerheid (nog) niet te vinden is, een vorm te vinden ermee om te gaan. Dat is een opgave die ik me persoonlijk mee geef. Ik voel die verantwoordelijkheid ook als bestuurder van een gemeenschap waarin we 40.000 jonge mensen proberen voor te bereiden op hun toekomst. Ik praat veel met studenten en in dat gesprek nodig ik hen steeds uit niet de last van de hele wereld op hun schouders te nemen, maar om het hanteerbaar te maken, door het te vertalen naar een eigen handelingsmodus. Die last is te groot. Bepalen wat je zelf kan doen, helpt. Dat kan zijn het activistisch aanklagen van de wereld – ik zelf heb me in mijn studententijd uitgesproken tegen de plaatsing van kruisraketten in ons land en liep mee in marsen tegen kernenergie – maar ook door in het persoonlijke of professionele leven dingen te doen die helpen. Die houding heeft mij persoonlijk altijd geholpen vraagstukken hanteerbaar te houden; heeft ervoor gezorgd dat de zorg mij niet overweldigt. Doe wat je moet doen. Doe wat je kan doen.
De mentale gezondheid van meisjes gaat flink achteruit
Het zoveelste signaal dat er zorgen zijn hoe jonge mensen zich voelen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau meldt een fikse achteruitgang van de mentale gesteldheid van jonge mensen, in het bijzonder van de groep ‘tienermeisjes’. Stress vanwege het feit dat men niet weet wat de samenleving van hen vraagt, aangestuurd door een opwaartse druk ‘zo hoog mogelijk’ te studeren en opgekookt door excessief gebruik van sociale media. Wat betreft die opwaartse druk is er gelukkig een maatschappelijk debat – waarin ook de minister zich roert – op gang gekomen dat erkent dat we moeten proberen weg te komen uit schisma’s als ‘lager versus hoger’ en zoeken we naar de herwaardering van die vormen van onderwijs – het beroepsonderwijs in den brede – waar nu snel en onnodig reikhalzend overheen gekeken wordt naar het hoogste goed: de universiteit. Gemakkelijk zal het niet zijn dat sentiment te keren, maar noodzakelijk is het wel.
Wanneer gaan we eerlijk zijn?
Jonge mensen helpen bij het vormgeven van hun toekomst, begint met eerlijk zijn over hoe die toekomst er uit zou kunnen zien. Wanneer gaan we eerlijk zijn? Die vraag stelt mijn collega Zakia Guernina – samen met twee collega’s – zich in een opinieartikel. Eerlijk zijn over het perspectief dat we als samenleving aan jonge mensen te bieden hebben. Wat iets anders is dan het schetsen van het eendimensionale schijnperspectief van alsmaar groeiende welvaart, daar waar de schaduwzijde van die groei zich steeds meer aan ons opdringt. Het artikel is niet alleen een oproep tot eerlijkheid, maar geeft ook een doorvertaling van wat dat betekent voor ons onderwijs. We staan aan de vooravond van veranderingen en we moeten ervoor zorgen dat we jonge mensen de kennis bijbrengen waarmee zij die veranderingen kunnen duiden, maar ook de vaardigheid om ‘speler’ te zijn in die veranderingen.
Als je de toekomst niet kent, moet je haar vorm geven
We moeten jonge mensen de vaardigheid meegeven te spelen met andere economische modellen, een bijdrage te leveren aan het oplossen van de klimaatcrisis, de energiecrisis, maar ook weerbaar maken in de wetenschap dat de zorg fundamenteel gaat veranderen, de digitalisering meer en meer ons leven bepaalt en onze samenleving zucht onder fragmentering en snakt naar cohesie. Ons onderwijs (en onderzoek) zal de komende jaren nog meer dan nu de grote vraagstukken centraal gaan stellen en daarmee jonge mensen afleveren die leidend kunnen zijn in die grote veranderingen in plaats van er met zorg naar kijken en (professioneel én persoonlijk) niet de vaardigheden hebben hoe ermee om te gaan. Daarmee creëren we voor jonge mensen een optimistisch handelingsperspectief in een wereld die haar zekerheid niet snel zal hervinden.
If ever.
Over de auteur
Ron Bormans - voorzitter College van Bestuur Hogeschool RotterdamRon Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.