Menu
    English

    Ontmoeting 38

    Ron Bormans over de kracht van taal als vriend en valkuil. Daarbij woorden introducerend als 'grensstudent', 'verhuisbestendigheid' en vooral ook het 'paniekgat', dat de onzekerheid verbeeldt tussen aantal aanmelders en studenten die uiteindelijk in het studiejaar van start zijn gegaan.

    In mijn wereld draait alles om taal. Onze taal zorgt vaak voor verbinding, maar kan ook het misverstand creëren. Mijn werk behelst controle, beïnvloeding, inspiratie, sturen, consensus zoeken, polariseren; de effectiviteit van dat alles is in sterke mate een vorm van persoonlijke effectiviteit die op zijn beurt weer afhangt van de communicatieve kwaliteit. Uiteraard, de functie helpt en geeft soms de doorslag, maar zonder een vorm van persoonlijke overtuigingskracht kom je nergens als bestuurder.

    De taal is daarin ons medium. Onderwijs komt tot stand in en door (complexe) vormen van samenwerking die allemaal gefaciliteerd worden door onze taal.  En dus duiken in onze gesprekken steeds woorden op die bedoeld zijn duidelijkheid te verschaffen, te overtuigen, beelden te omvatten, boodschappen scherp te communiceren. En die daardoor soms ook een eigen leven gaan leiden, tot een boeventaaltje verworden en ingewijden insluiten en niet-ingewijden uitsluiten. Die zo nu en dan het beeld aanscherpen, andere keren datzelfde beeld mystificeren. De politiek heeft daar soms belang bij en noemt dan bezuinigen bijvoorbeeld heroverwegen en 'studenten weren uit de spits' wordt dan 'de beter benutten strategie'.

    Taal kan een valkuil zijn, waardoor je op het verkeerde been komt te staan. Taal kan een misleider zijn. Maar goedgekozen Taal kan ook faciliteren, positieve beweging creëren; kan een verleider zijn. Even zo vaak is Taal immers je vriend doordat hij je helpt iets scherp te krijgen, waardoor begrip ontstaat en stappen gezet (kunnen) worden.

    Ik ontmoet mijn vriend Taal opvallend vaak de laatste weken. 

    Woensdag 17 september: de grensstudent

    Jan Rasenberg loopt bij me binnen. Jan is hogeschooldocent bij de lerarenopleiding natuurkunde. Hij zit midden in de les Modelleren, heeft de studenten aan het werk gezet en heeft een half uur om iets met me te delen. Jan is degene die de centrale toetsen die in het kader van het project 10voordeleraar coördineert. Voor een grote hoeveelheid vakken zijn bij de lerarenopleiding centrale kennisbases ontwikkeld en centrale toetsen, een omvangrijk en complex proces dat als doel heeft het algehele niveau van onze lerarenopleidingen te doen stijgen. We hebben net inzicht gekregen in hoeveel van onze studenten geslaagd zijn voor een groot aantal centrale toetsen en Jan heeft zorgen over de gehanteerde cesuurbepaling (cesuur: 'punt waarop iets in twee delen uiteen valt').

    Hij doet dat niet omdat zijn eigen opleiding slecht scoort; integendeel, zijn opleiding doet het relatief goed. Jan probeert mij uit te leggen waarom hij zich zorgen maakt over de cesuurbepaling. In zijn verhaal valt regelmatig het begrip 'grensstudent'.  Een moeilijk onderdeel van het werk van onderwijsmensen is te komen tot een cesuur: wanneer verdient iemand een 6, 7 of hoger, wanneer moeten we iemand beoordelen als onvoldoende. Vaak gebeurt dat met processen waarbij professionals tot een soort collectief oordeel komen. Ook hier, waarbij ze als uitgangspunt van de cesuurbepaling een beeld schetsen van de grensstudent. Een grensstudent is een student waarvan de professional vindt dat deze net de voldoende verdient. Vanuit dat vaste punt kun je dan de hogere beoordeling afleiden, evenals de lagere. Jan vraagt zich af of de gehanteerde methodieken wel leiden tot een 'zuivere grensstudent'.  Jan moet weer snel naar de klas. Ik beloof hem zijn signaal door te geleiden naar de werkorganisatie van 10voorde leraar. Die avond nog stuur ik zijn signaal door via de mail. Achter 'Betreft' staat: 'Grensstudent'. 

    Donderdag 18 september: de verhuisbestendige opleiding

    De onderwijsmanager en twee docenten van de opleiding Technische Bedrijfskunde (TB) hebben gevraagd of we met elkaar in overleg kunnen gaan. Hogeschool Rotterdam had deze opleiding onderdeel gemaakt van ons bedrijfskundig instituut. Ik vind dat geen goede plek voor deze opleiding. Technische Bedrijfskunde is een technisch georiënteerde opleiding en hoort dus gegeven te worden in een technische omgeving. Bij ons is dat het Instituut voor Engineering en Applied Sciences (EAS).  De mensen van TB steunen die lijn van harte. Zij zien zichzelf ook als een technische georiënteerde opleiding die tot de familie van Engineering behoort. En toch hebben zij een zorg, die vrij snel na binnenkomst op tafel komt: "Zijn wij eigenlijk wel een 'verhuisbestendige' opleiding?". De opleiding heeft de afgelopen jaren verschillende verhuizingen ondergaan en heeft uit een eerder overleg het beeld overgehouden dat deze verhuizing mogelijk niet de laatste is. Klaarblijkelijk was mijn taal niet helder, heeft deze op zijn minst ruimte voor twijfel gezaaid of de opleiding wel verhuisbestendig is. Ons gesprek cirkelt vervolgens rondom dat begrip. Ik garandeer verhuisbestendigheid en nodig hen uit te komen tot een breed verhuisplan. Grijp de verhuizing aan om niet alleen de technische kant van de verhuizing goed vast te leggen, maar ook om het profiel nog eens goed te herijken, met name op de goede balans tussen bedrijfskunde en techniek. De handschoen wordt opgepakt. 

    Maandag 22 september: Evidence-based Werken

    Hogescholen doen aan onderzoek. Dat is goed. Dat doen hogescholen niet zo maar. Ze doen dat omdat ze geloven dat we daarmee het niveau van het onderwijs omhoog halen. We willen graag 'reflectieve professionals' afleveren, vakmensen die kunnen reflecteren op wat ze doen, die alert zijn op de effectiviteit van hun handelen, die als professional hun vak verstaan en uiteindelijk niet handelen omdat het zo hoort, maar omdat ze weten dat het werkt en checken dat het werkt.

    Ik maak kennis met een nieuwe lector, Connie Dekker, lector Evidence Based Care in Nursing. Zij vertelt bloemrijk over haar loopbaan die diep geworteld is in het verpleegkundige vak. Als iemand  geturfd zou hebben welk woord we het vaakst gebruikt hebben, dan zou bovenaan staan het begrip 'Evidence based werken'. Het verpleegkundig onderwijs ervaart regelmatig dat het zich moet verantwoorden / legitimeren ten opzichte van het verpleegkundig onderwijs in het mbo. Het vermogen van onze mensen om niet alleen de handelingen goed uit te voeren, maar ook daarop te kunnen reflecteren, die handelingen te testen op effectiviteit en daarmee de gesprekspartner van de medische staf te zijn, is van doorslaggevend belang. 

    Maandag 22 september: de springplank

    De studenten van de medezeggenschapsraad hebben het thema 'studieloopbaancoaching' (we korten dat altijd af als SLC) geagendeerd. Zij vragen aandacht voor de verschillen in kwaliteit die zij waarnemen. Los van die kwaliteitsverschillen ervaren zij SLC (ook daar waar SLC goed geregeld is en goed werkt) als een voorziening voor studenten die een probleem hebben. Ze willen graag dat de studieloopbaancoach ook studenten die een 7 of hoger staan motiveert nog een extra stap te zetten, door het honursprogramma te gaan volgen of om in een commissie te gaan zitten. het gesprek zet zich vast rondom het woord 'springplank'. Of zoals SGMR-lid Dirk Jesse Struik het zegt: "Als gemotiveerde student mis je een gemotiveerde SLC die een springplank voor je kan zijn." (Zie ook het artikel hierover in ons hogeschoolblad Profielen). Ik ondersteun die gedachte. Studieloopbaancoaching staat los van de vraag of er een probleem is of niet; het is bedoeld om voor studenten een klankbord te zijn dat studenten uitnodigt na te denken over hoe zij hun opleiding  optimaal kunnen inrichten. En soms werkt dat zo dat een SLC'er daarmee iemand uit de put helpt. Maar het hoort ook als een springplank te werken voor de student die op zich goed bezig is, maar die nog ruimte heeft zichzelf te overtreffen. 

    Dinsdag 23 september: het paniekgat

    Tijdens de vergadering van het College van Bestuur wordt een eerste evaluatie gepresenteerd van wat we het '1 mei beleid' zijn gaan noemen. Het afgelopen voorjaar was het eerste waarbij studenten uitgenodigd zijn zich voor 1 mei in te schrijven, er zaten  behoorlijke consequenties aan als ze dat niet deden. Bovendien hadden we besloten dat we alle studenten die zich bij ons aanmeldden een zorgvuldige studiekeuzecheck zouden laten ondergaan; een studiekeuzecheck die bestaat uit een digitale test die een eerste indicatie geeft of de opleiding een goede keuze is en vervolgens een gesprek met een docent of studieloopbaancoach op basis van de test. Deze -  in vele opzichten afwijkende - inschrijf- en aanmeldprocedure leidde niet alleen tot een buitengewoon intensief en complex proces, maar vooral ook tot onzekerheid over hoeveel studenten nu op enig moment naar de hogeschool zouden komen. De afgelopen jaren konden we dat goed voorspellen op basis van ervaringsgegevens. Die referentie waren we kwijt, waardoor op enig moment grote zorgen de organisatie beheersten of we niet zo fors zouden gaan groeien dat het onbeheersbaar zou zijn.

    In een mooie overzichtelijke sheet lieten onze mensen zien hoe het aantal inschrijvingen zich op een bepaald moment verhield tot het aantal aanmeldingen voor de test (startmeter/studiekeuzecheck), voor de gesprekken als ook de hoeveel (positief) afgeronde gesprekken. Het plaatje liet met name vóór 1 mei een groot gapend gat zien tussen het aantal aanmeldingen (uiteindelijk meer dan 18.000) en het aantal aanmelders dat een afspraak had gemaakt voor de test, laat staan gevoerde gesprekken. Dat was ook het moment dat de zorgen in de organisatie het grootst waren. Maaike Bajwa - de Visser gaf een uitstekende presentatie, die een gapend gat liet zien in de grafiek tussen aanmelding en gevoerde gesprekken. Door ons nieuwe collegelid Angelien Sanderman grappend betiteld als 'paniekgat'.

    Het ene extreem (onverklaarbaar) hoog, het andere extreem (verklaarbaar) laag, wierp toen de vraag op: "Hoeveel studenten gaan er echt komen?". Het gesprek klampt zich vast aan het begrip 'paniekgat', wat lacherig omdat het begrip meer zorgen suggereert dan we feitelijk hadden, relativerend, maar ook opgelucht. Niet alleen omdat we het komende jaar veel meer zekerheid hebben over hoe we studentaantallen kunnen voorspellen, maar ook omdat uiteindelijk gebleken is dat die 18.000 aanmelders geleid hebben tot een instroom die even hoog was als het vorige jaar........ Het paniekgat is definitief gedempt.

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.