Menu
    English

    Ontmoeting 46

    Over het belang van maatschappelijk vertrouwen in accreditatie, over kwaliteit van hoger onderwijs als badzeep en de handdoek die we niet in de ring mogen gooien als het gaat om betrokkenheid van ouders bij de opleiding van hun kinderen.

    Vrijdag 23 januari: onbegrepen toezicht

    Onze laatste opleiding die in een hersteltraject zit, de opleiding Vrijetijdsmanagement, wordt gevisiteerd. Als die opleiding haar definitieve accreditatie krijgt, dan zijn alle opleidingen van de hogeschool 'normaal' geaccrediteerd, dat wil zeggen door de NVAO 'voldoende' of 'goed' bevonden. Ik ben er de hele middag bij. Het doornemen van de stukken de avond ervoor vervulde mij met het gevoel dat het niet fout zou kunnen gaan. Eerder was vastgesteld dat studenten in duo's afstuderen, weliswaar op een hoog niveau, maar het oordeel was 'onvoldoende individueel', in ieder geval 'onvoldoende individueel gedocumenteerd'. De opleiding is onmiddellijk maatregelen gaan nemen, die evenwel een wat moeilijk te volgen verhaal opleverden, omdat deze aanpassingen zich vermengd hadden met het ontwerp van een nieuw curriculum en een nieuwe toetsmethodiek. De veranderingen liepen door elkaar heen, zodat het zaak zou zijn de verschillende aanpassingen goed uit te leggen. Meer niet.

    Wat zou volgen was echter een middag vol spanning en onbegrip. De commissie leek net wat te weinig oog te hebben voor de positieve aanpassingen in de formele borging van de kwaliteit en de drive van onze mensen om kwaliteit te leveren. Zij zoomde erg in op vermeende restanten van het 'duo-afstuderen', die voor het docententeam deels als een verrassing kwamen (en na afloop ook niet helemaal correct bleken te zijn) en deels te herleiden waren tot het feit dat je niet onmiddellijk het roer om kunt gooien, aangezien er ook nog zoiets is als zorgvuldig met studenten omgaan. Zij moeten kunnen afgaan op verwachtingen zoals die ook vastgelegd zijn in onze documenten. De middag kreeg een climax doordat de commissie eerst met de opleidingsmanager en mij wilde spreken, hetgeen wij interpreteerden als een 'nee'. Dat bleek niet zo te zijn. Het werd een 'ja', zij het met enige nuance gebracht.

    Ik heb ooit tegen een hoofdinspecteur gezegd dat ik elke vorm van toezicht accepteer, onder één belangrijke conditie: ik moet het toezicht kunnen begrijpen en - wat veel belangrijker is - onze docenten moeten begrijpen waarom het toezicht is zoals het is. Anders lukt het niet de accreditering te verbinden met de kern van ons werk en zal de accreditering wat argwanend bejegend blijven. We praten dan vooral over accreditering als bureaucratische last in plaats van dat we benadrukken hoe belangrijk accreditering is voor de maatschappelijke legitimatie van wat wij doen.

    Het 'ja' van de commissie was terecht, de 'nuance' werd niet goed begrepen, waardoor direct na afloop in het docententeam trots en opluchting zich mengden met onbegrip en zelfs verontwaardiging. Ongewild werd deze middag iets blootgelegd dat bedreigend is voor ons accreditatiestelsel. Bij accreditatie gaat het niet om het opleggen van een eigen normatief beeld aan een opleiding, maar om het centraal stellen van wat een opleiding wil bereiken en dat te testen op geloofwaardigheid en op de vraag of de opleiding dat waar maakt. Zo'n houding kan tot ongemak leiden, maar nooit tot onbegrip. En zo'n houding zal accreditatie uiteindelijk in verbinding brengen met de groep waar het om gaat: de professionals. In jargon: meer aandacht voor standaard 1, minder obsessie voor standaard 3.

    Zaterdag 25 januari: open dag voldoende open?

    Weer een open dag: elke keer  een feest omdat we alles etaleren wat we te bieden hebben. En dan zie je hoe veel en hoe rijk dat is. Ik probeer elke open dag bij te wonen, omdat het goed is om te horen hoe onze mensen over hun opleiding praten. Overigens, ik ben er ook bij omdat het gewoon leuk is...

    De toon die we gebruiken is de afgelopen jaren wat veranderd. Had de open dag vroeger vooral iets uitnodigends, leek het soms zelfs op verkoop, nu lichten we voor en hanteren we een wat strengere toon. We proberen studenten duidelijk te maken hoe belangrijk het is goed en welbewust te kiezen maar geven ook aan dat we het een en ander van hen verwachten. Onze opleidingen zijn intensiever geworden en de normen strenger, we verwachten van studenten groot commitment en hard werken.

    Studenten komen vaker dan vroeger met hun ouders naar de open dag. En dan zie je ook dat op zo'n open dag niet iedereen, niet elke bevolkingsgroep ons weet te vinden. We lijken op zo'n open dag wel een witte school, terwijl de Rotterdamse werkelijkheid een andere is. En dus zie je op zo'n open dag dat we met zijn allen een eerste kans missen, een eerste kans om verbinding te maken met Rotterdam in de breedste zin van het woord, zodat aanstaande studenten maar ook hun ouders zien wat we te bieden hebben en wat het betekent om bij ons te studeren. Zodat diezelfde ouders en broers, zussen of andere bekenden op het moment dat het even moeilijk is net dat duwtje kunnen geven om door te zetten. Dat zal helpen in onze strijd tegen studieuitval: een, met name in de grootstedelijke context, hardnekkig probleem. 

    Maandag 26 januari: badzeep

    Kwaliteit heeft soms iets ongrijpbaars, je probeert het vast te pakken, maar het ontglipt je weer. Hoger onderwijs heeft dat in het bijzonder, zeker in de afstemming met het beroepenveld. Je moet greep zien te krijgen op iets dat een hoge dynamiek kent. Het is als zeep in bad. Op het moment dat je denkt het vast te pakken, glipt het door je handen heen...

    De NVAO bestaat tien jaar en viert dat in het Vlaamse Parlement in Brussel met een groot congres. Ik ben uitgenodigd om in een panel plaats te nemen en mee te discussiëren over de toekomst van ons accreditatiestelsel. Die uitnodiging heb ik met open armen aanvaard, niet in de laatste plaats omdat ik bij het eerste congres van de NVAO, nu dus tien jaar geleden, dagvoorzitter mocht zijn.

    In de discussie over hoe de accreditering er in de toekomst uit moet zien kies ik een wat conservatief standpunt: accreditering zou niet op het abstracte niveau van de instelling moeten plaatsvinden, maar op het niveau van de opleiding. De waarde van accreditatie is heel hoog. In abstracte termen gezegd heeft elk systeem legitimatie nodig. Anders gezegd: wij als hogeschool kunnen niet zonder vertrouwen van de samenleving in ons. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat als wij iemand een diploma geven, dat diploma waarde heeft. Door niet alleen zelf overtuigd te zijn van die waarde, maar ook doordat een onafhankelijke instantie dat verklaart cq. bevestigt groeit dat vertrouwen. Accreditatie is niet alleen van belang in het borgen van kwaliteit (daar hebben we in principe een dergelijke instantie niet voor nodig, hoewel het wel erg kan helpen. We zouden echter kunnen vertrouwen op het oordeel van onze eigen professionals cq. de eigen kwaliteitsprocedures), maar is bij uitstek van belang voor bevestiging van het vertrouwen dat de samenleving in ons mag hebben.

    Toen het hbo vier jaar geleden in de problemen was door de crisis die bij Inholland was begonnen, was het maatschappelijk en politiek draagvlak van onze accrediterende instantie, de NVAO, heel laag. Bij kritiek hielp het destijds niet te zeggen dat de NVAO de opleiding had goedgekeurd. Dat is net zo erg voor ons als voor de slager die niet kan zeggen dat zijn keurmeester heeft vastgesteld dat hij hygiënisch werkt.

    Dus kijk naar accreditering niet alleen vanuit het denken over kwaliteitscontrole, maar ook vanuit de wil maatschappelijk vertrouwen te hebben en - vooral - te verdienen. Je zou in feite het keurmerk op het niveau van de individuele opleiding boven de toonbank moeten willen hangen. 

    Donderdag 29 januari: handdoek

    Is maandag het vastpakken van de glibberige zeep het dominante beeld, drie dagen later is dat de handdoek. Ik had eerder vastgesteld dat ik het publiek van onze open dagen wat eenzijdig samengesteld vond en de vraag neergelegd wat we daar aan zouden kunnen doen. Ik had met name collega Mariëtte Lusse uitgenodigd hierover eens mee te denken aangezien zij nog niet zo lang geleden is gepromoveerd op het belang van ouderbetrokkenheid in het vmbo. De diversiteit die ik op onze open dagen mis, was rijkelijk aanwezig op de door collega Maarten van Os georganiseerde bijeenkomst, waarin we zouden onderzoeken hoe ouders meer betrokken te krijgen. Ervaringen van studenten van de eerste generatie die het hoger onderwijs betraden, werden uitgewisseld en in elk verhaal kwam wel iemand voor die een stimulans is geweest om het hoger onderwijs op te zoeken of door te zetten op een moeilijk moment. Bijna nooit heel specifiek gericht op een beroep maar vaak wel vanuit een ambitie naar het hoger onderwijs te gaan en er te blijven.

    In de pauze spreek ik collega Tülay Dalmis. Zij heeft het op zich genomen ouders meer naar ons toe te halen en is daarvoor letterlijk naar de moskee gegaan om de verbinding te zoeken. Zij vertelt dat dat niet meevalt en dat er een hele kloof is tussen die werelden. Zij vertelt me ook dat ze zich niet altijd gesteund heeft gevoeld door haar eigen organisatie - 'mijn' hogeschool dus. Er waren momenten dat ze de handdoek in de ring wilde gooien. Ik buk en raap de denkbeeldige handdoek op en geef die aan haar terug.

    Hogeschool Rotterdam staat midden in een samenleving die gekenmerkt wordt door diversiteit. Die diversiteit is een gegeven en dat moeten we willen uitnodigen in onze klas. Collega's die daar hard aan werken, verdienen alle steun en verdienen leidinggevenden die bukken, de handdoek teruggeven en vragen wat zij kunnen doen om onze maatschappelijke opdracht uit te voeren.

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.