Maandag 28 september: Hier zit niks
Ik zit rustig te werken op mijn kamer. Het is aangenaam stil. De middag loopt schemerend op zijn einde, geen afspraken meer, maar de files hebben me doen besluiten pas begin van de avond naar huis te gaan. Gerommel aan de deur. Ik sla er geen acht op; gebeurt wel vaker. Er lopen regelmatig mensen bij mij binnen. "Hier zit niks", hoor ik iemand zeggen, de deur gaat dicht en ..... op slot. Ik schrik, ben opgesloten en ren naar de gesloten deur. Bons erop. Mijn secretaresse bevrijdt mij en ik zie aan het einde van de gang twee heftig gebarende collega's in felle T-shirts weglopen. Met een grote blauwe container tussen hen in waarin ze het papier werpen dat ze uit de papierbakken halen. Want dat is de instructie van de mannen van Pameijer: papierbak leeghalen en deur op slot als er niemand is. Maar soms zit die iemand heel geconcentreerd en stil achter een plant....
Ik vertel het verhaal tijdens de feestelijke ondertekening van een convenant met Pameijer en gemeente Rotterdam. We werken samen met Pameijer, een organisatie die kwetsbare mensen met een (lichte) verstandelijke beperking of psychische/psychosociale problemen begeleidt.
Ik spreek de plechtige woorden die bij een bestuurder horen: "We vinden het onze maatschappelijke plicht om ons in te zetten voor kwetsbare groepen die extra steun nodig hebben bij het vinden van een passende baan". Als hogeschool garanderen we dat we de komende jaren 60 zogeheten garantiebanen laten vervullen door mensen met een arbeidsbeperking in het kader van de Participatiewet. Het begon ooit met een studentenproject. Studenten van onze opleiding Sociaal Pedagogische hulpverlening doen in het tweede jaar al een stage bij een echte opdrachtgever, met echte maatschappelijke vraagstukken. Een groep studenten is op onderzoek uitgegaan naar de mogelijkheden om als hogeschool iets voor die personeelscategorie te doen. Bij de ondertekening zijn dan ook betrokken docenten aanwezig die iets vertellen over de condities waaronder dit mogelijk is.
Zij onderkennen ook dat het moeilijk kan zijn. En dan is commitment van laag tot hoog in de organisatie van groot belang. Want commitment zorgt ervoor dat je over de ongemakken heen stapt. Zoals even het gevoel hebben dat je opgesloten bent in je eigen kamer....
Woensdag 30 september: Intoxicatie in Antwerpen
Chili con carne eten we, in Antwerpen. Een groot bord, met rijst en mais als garnituur. In een buurthuis midden in de meest multiculturele wijk van Antwerpen, met de rijkdom van het multiculturele, maar zeker ook de sombere kant ervan, zoals vraagstukken van armoede, criminaliteit en uitzichtloosheid.
Later op de avond zien we een toneelvoorstelling vol belevenissen van vluchtelingen, met daaraan voorafgaand een lezing van een filosoof over het begrip 'diversiteit' . Hij brengt het wat schurend door het begrip ‘intoxicatie’ centraal te stellen. Hij werkt het niet uit als een metafoor van vergiftiging. Hij haast zich te stellen dat het begrip meer neutraal gezien moet worden. Wat gebeurt er als identiteiten naast elkaar komen te staan, elkaar wederzijdse beïnvloeden, elkaars tekorten aanvullen? Hoewel dat zich ook altijd voltrekt op een rauwe, schurende manier. Intoxicatie kan in zijn ogen leiden tot een respectvolle en zorgvuldige dynamiek, maar ook tot vergif.
Het is de afsluiting van een werkbezoek aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen, waarbij ook collega's uit Brussel aanwezig zijn. We zijn ons als hogescholen wat meer met elkaar aan het verbinden, aangezien we 'ontdekt' hebben veel gemeen te hebben en veel van elkaar te kunnen leren.
De dag begint met een foto van Antwerpen. Een beeld zet de toon. Van de 90-plussers in de stad heeft 4% een of twee ouders met een immigrantenachtergrond. Van de kinderen tussen 0 en 9 jaar is dat percentage 72%. Daar tussenin een wiskundig perfecte reeks van oplopende percentages. Of je het nu leuk vindt of niet, Antwerpen verandert van karakter. De hogeschool wil graag een rol spelen in het positieve proces van intoxicatie, maar heeft een probleem: de hogeschool slaagt erin de diversiteit in de instroom te laten toenemen, maar wordt geconfronteerd met dramatische uitvalcijfers van dezelfde groepen. Waar hebben we dat eerder gezien? We praten over praktische oplossingen, buiten de klas maar vooral in de klas.
Het gesprek komt ook op cultuur. In tweeërlei opzicht. Heeft het iets met onze cultuur van doen dat we wel die maatschappelijk verantwoorde organisatie willen zijn, maar daar niet helemaal in slagen? In een maatschappelijke context die zich ook niet bepaald ontwikkelt als een verzoenende, maar waarbij kloven eerder groter worden dan kleiner? Dan ontstaat ook de vraag welke delen van onze cultuur we bereid zijn te laten 'intoxiceren'. Mijn persoonlijke reflex is 'niet veel', waar het gaat om basale waarden. We hebben als hogeschool niet voor niets een reglement waarin ook onze 'grondwet' zit, met als kern respectvolle omgang ongeacht..... etc. etc.
We hebben als hogeschool niet voor niets gekozen voor bepaalde onderwijskundige opvattingen, waarin eigenlijk ook westerse waarden opgesloten zitten, zoals democratische omgangsvormen, horizontale verhoudingen ongeacht je identiteit, feedback geven. We moeten hier dieper op ingaan. Misschien zit het vraagstuk niet in de basale waarden zelf, maar is wellicht het probleem dat we ze onvoldoende 'dynamiseren', zoals de Antwerpse filosoof het noemt. Hoe we ze uitdrukken en wellicht ook zelf schenden. Respect is altijd iets wederzijds. We spreken af dat we, de drie hogescholen samen, dit vraagstuk gaan doordenken op weg naar een internationaal congres over dit onderwerp.
Donderdag 1 oktober: Hebben jullie iets van cijfers kunnen ontdekken?
Een mooie, zonnige ochtend. Ik mag jurylid zijn bij de presentatie van een negental studentenprojecten. Het gaat om negen groepjes eerstejaars Commerciële Economie, de eerste lichting studenten in een totaal herzien programma dat ontworpen is door docenten die de handschoen van te grote studieuitval willen oppakken. De locatie is prachtig. Het Schieblock DakPaviljoen, hartje Rotterdam, met een grote daktuin, met uitzicht op het stadhuis en het WTC, de locatie waar deze opleiding gevestigd is. Spannend moment. De studenten zijn vijf weken onderweg, bleken twee weken geleden nog erg zoekende te zijn.
De 'echte' jury bestaat uit deskundige vakdocenten en ondernemers die als opdrachtgevers gefungeerd hebben. Wat volgt is een bombardement van trend- en concurrentanalyses, al dan niet voorzien van getallen, mooi of minder mooi vormgegeven, meer of minder overtuigend verkocht.
Niet onbelangrijk: we zitten in een commerciële omgeving. Tassen, sneakers, chocolade, Rotterdams bier (Ketelbinkie), moderne vazen, concepten, teksten, alles komt voorbij. Wat ik spannend vind, is of mijn beoordeling consistent is met hoe met name de vakdocenten oordelen. En of er ook consistentie blijkt er te zijn, binnen een bandbreedte, met het oordeel van de ondernemers. Zeker als we met elkaar het gesprek voeren en elkaar bevragen ("Hebben jullie iets van cijfers kunnen ontdekken", "Is die vormgeving van henzelf of gewoon gekopieerd vanuit het bedrijf?").
Wat ik mooi vind om te zien, is dat je na vijf weken kunt zien bij wie het talent er van af spat. Bij twee van de negen presentaties was het al na vijf weken een beetje 'af'. Wat minstens zo mooi is, is dat als je goed kijkt, bij die andere zeven precies te identificeren is wat ontbreekt, op welk punt de student moet groeien. Bij de een is het niet meer dan de presentatie of een onzekere houding, bij de ander meer diepgaand, bijvoorbeeld de weinig methodische manier van werken. Als we dat vast weten te pakken, daar op voortborduren en ons onderwijs erop richten, dat wil zeggen uitgaan van wat die specifieke student nodig heeft in combinatie met wat wij vinden dat hij of zij moet kunnen, hoeft niemand van die studenten uit te vallen.
Kortom, in deze fase van de studie kunnen we toetsen zien als onderdeel van onze bindingsstrategie. Streng zijn in de beoordeling, goed kijken wat een student nodig heeft, positief bejegenen en studenten stimuleren daar hard aan te werken.
Donderdag 1 oktober: Met 10 meisjes op een gang, met dat ene toilet
Ik spreek tijdens het jaarlijkse congres van Kences, de brancheorganisatie voor studentenhuisvesting. De sfeer lijkt er één te zijn van 'het is af'. De studentenhuisvesters hebben dan ook een fantastische prestatie geleverd, met imposante volumina die ze gebouwd hebben. Er spelen vraagstukken, zeker, maar die dragen we al een poos bij ons, en als we die opgelost hebben, dan is het echt 'af'. Denk aan huisvesting voor buitenlandse studenten, met hun specifieke wensen en uiteraard de betaalbaarheid van wonen, die in veel steden een probleem is.
Cynisch genoeg versterken de wat zorgelijke signalen van de afgelopen dagen, over dalende instroom en de dalende neiging om op kamers te gaan, het gevoel van ‘het is af’. Of ik denk dat die dalende instroom komt door het leenstelsel, wordt me in de wandelgangen een paar keer gevraagd. Niet vreemd, ik was immers verklaard tegenstander van het leenstelsel. Maar ik heb me voorgenomen daar momenteel niet veel over te zeggen. We moeten de cijfers maar eens goed analyseren de komende weken.
De dagvoorzitter ("Ik woonde met tien meisjes op een gang, met één toilet en douche") kondigt mij aan als iemand die zijn eigen feestjes verstoort, met verwijzing naar de opening van ons hogeschooljaar. Laat ik dat thema nou ook hier verpakt hebben in die knuppel die nodig het hoenderhok in moet.
Ik begin met de 72% van Antwerpen. Ik geef aan dat we een probleem hebben met het aan ons binden van grote groepen studenten. Ik stel vast dat binding in het hoger onderwijs ook te maken heeft met een bepaalde levensstijl: het studentenleven. Ik stel vast dat grote groepen studenten niet deelnemen aan dat studentenleven. We weten dat de groepen studenten die het moeilijk hebben nauwelijks op kamers gaan. In die context is het vraagstuk van studentenhuisvesting niet af. Als we het als 'af' beschouwen, zal het gaan marginaliseren, puur vanwege de aantallen en zal het geen dominante factor meer zijn in de studentencultuur, maar een marginale activiteit. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Diversiteit is een groot goed en studenten hebben het recht hun studentenleven te 'vieren' zoals ze willen. Maar ik roep de zaal wel op na te denken over hoe we studentenhuisvesting opnieuw kunnen doordenken, vanuit een variëteit aan doelgroepen. Een ook vanuit de wens om voor die groepen vormen van binding te bieden die hen aanstaan en die hen uitdagen op hun manier deel te nemen aan ons gezamenlijk hoger onderwijs.
In de pauze kwamen mensen naar me toe, met voorbeelden uit Utrecht hoe men dat doet in het binden van mbo-studenten (met studiecontracten) en een voorbeeld uit de VS, met die typisch diverse inrichting van hun campussen.
Hier ligt typisch zo'n voorbeeld van een opgave om cultureel anders te gaan denken: behoud van basale waarden, maar de verschijningsvormen opnieuw doordenken, waardoor op de grondvesten van onze waarden een nieuwe inclusiviteit ontstaat.
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.