Het afgelopen jaar is veel gesproken over studiesucces. We zijn ons zorgen gaan maken over de uitval van bepaalde groepen studenten. Dat heeft binnen de hogeschool een goeie discussie opgeroepen over hoe we de binding met onze studenten verder kunnen versterken. Een belangrijk deel van het antwoord kan gevonden worden in de klas, in de interactie tussen docent en studenten.
Verder is ook duidelijk geworden dat het dringend noodzakelijk is de aansluiting met het mbo te verbeteren. Daarbij zijn ideeën geopperd van betere voorlichting, scherpere studiekeuzegesprekken tot en met het introduceren van schakelklassen en/of het net wat meer tijd en ruimte geven aan mbo’ers om hun studie af te ronden.
Nog voor de zomer komen we met een operationele uitwerking van deze ideeën. Het gesprek wordt dus voortgezet, ook omdat we dit jaar de balans opmaken over de zogeheten Prestatieafspraken. In 2012 hebben we ons op diverse parameters concreet gecommitteerd in 2016 een bepaald resultaat te halen. De hogeschool zal deze zomer laten zien dat we op nagenoeg al deze parameters (excellentie, studenttevredenheid, contacturen, docenten met een mastergraad, reductie van de overhead) de gewenste stap gezet hebben. Op gebied van studiesucces gaat ons dat niet lukken. Terwijl we daarvoor wel heel veel goede en gewenste stappen gezet hebben.
Recent zijn de meest actuele rendementscijfers beschikbaar gekomen. Hoe staan we er voor?
Wat was vorig jaar het beeld?
Vorig jaar presenteerden we rendementscijfers waar we allemaal wat van schrokken. We zagen een trend waarbij studenten het moeilijk hadden om af te studeren. We zagen met name dat de mbo’er het bij ons moeilijk had gekregen. De mbo’er die het altijd zo goed gedaan had. De mbo’er die altijd een thuiswedstrijd gespeeld heeft in het hbo leek nu juist een uitwedstrijd te spelen, zoals we het een jaar geleden zijn gaan noemen. Het is de mbo’er die het meest last heeft van de enorme niveauverhoging die de afgelopen jaren in het hbo heeft plaatsgevonden. Een recent rapport van de NVAO bevestigde dat overigens nog eens. Het hbo heeft enorme stappen gezet waar het gaat om het niveau van het onderwijs.
Toch was er vorig jaar ook goed nieuws waar het gaat om studiesucces. We durfden voorzichtig te concluderen dat de havist het bij ons beter begon te doen. Studenten met een havo-achtergrond boekten meer succes in het behalen van de propedeuse.
Propedeuserendement na 2 jaar
Als we met de cijfers van dit jaar kijken naar het succes van onze studenten in de propedeuse, dan zet die positieve trend onmiskenbaar door. Vorig zagen we alleen herstel van het p-rendement bij havisten. Dit jaar zien we herstel bij alle groepen studenten behalve autochtone mannen met een mbo-vooropleiding. Het is positief dat we ook herstel zien bij de groepen die het relatief moeilijk hebben; de niet-westers allochtone mannen (mbo en havo) en niet-westers allochtone vrouwen van het mbo.
Betekent dat dat de alarmbel die we vorig jaar luidden rond de mbo’ernu al weer opgeborgen kan worden? Nee. Kanttekening is immers dat alle groepen havisten in 2013 sterker opklimmen dan hun equivalenten afkomstig van het mbo (behalve autochtone meisjes). We zien over de gehele linie dus meer verbetering bij havisten dan bij mbo’ers, wat de kloof tussen beide groepen vergroot. Bij allochtone studenten is deze kloof het grootst.
Rendement na 5 jaar
Hogeschoolbreed daalt het diplomarendement na vijf jaar nog steeds. Ook hier zien we een uiteen lopen van havisten versus studenten met een mbo-achtergrond. Bij mbo’ers is de daling sterker dan bij havisten. Dit komt vooral door een keldering in cohort 2008 bij mbo’ers. De laatste drie meetjaren daalt mbo maar iets harder dan havo. Deze trend zien we bij veel groepen.
Positief verschil ten opzichte van vorig jaar is de stabilisatie van het rendement bij autochtone vrouwen afkomstig van het mbo en een lichte stijging bij niet-westers allochtone mannen met een havo vooropleiding – de groep die het het moeilijkst heeft. De andere groepen havisten gaan echter wel omlaag – dat was vorig jaar nog niet te zien. Bij niet-westers allochtonen is het rendement van mbo’ers al lager dan bij havisten. Bij autochtonen is het rendement van mbo’ers nog steeds hoger dan dat van havisten.
Moeten we het beeld nuanceren als we kijken naar studiesucces binnen 8 jaar?
Het is interessant om eens te kijken of de cijfers die we zien na 5 jaar hetzelfde beeld opleveren als voor het studiesucces na 8 jaar. Anders gezegd, verliezen we deze studenten of doen sommige studenten er gewoon wat langer over? De cijfers van dit jaar laten een gemengd beeld zien. Vooral bij mbo’ers en niet-westers allochtone studenten is het rendement na 8 jaar beduidend hoger dan na 5 jaar. Deze studenten doen er dus 'gewoon' langer over. Toch weten zij de achterstand niet volledig in te halen in deze uitloopperiode. De bestaande verschillen blijven in stand. Het valt hierbij op dat bij autochtonen de mbo’er na 8 jaar duidelijk een hoger rendement heeft dan de havist. Bij niet-westers allochtone studenten geldt het omgekeerde.
Dit benadrukt waar de pijn zit: de combinatie van mbo en niet-westers allochtoon.
Hoe ontwikkelt het stuwmeer van langstudeerders zich?
We zien sinds 2011 dat het relatief hogere niveau van het hbo een stuwdam opwerpt en er dus een stuwmeer ontstaan is van wat we langstudeerders zijn gaan noemen. Deze studenten halen pas na jaren vertraging hun diploma, maar lopen ook het risico heel laat in hun studie uit te vallen. Voor het eerst zien we dat het ons lukt deze studenten beter te begeleiden naar het diploma. Dat zien we terug in een hoger aantal uitgegeven diploma’s in 2014 (ten opzichte van eerdere jaren). Het is goed dat we – met inachtneming van het hoge eindniveau – er toch in slagen studenten naar de eindstreep te brengen. Hierin scoren we overigens rond het landelijk gemiddelde.
Doordat we sinds 2011 steeds meer Ad-trajecten en -studenten hebben, die nu uitstromen, is het totaal aantal diploma’s in 2014 bijna 10% hoger dan in 2013. Desondanks komen er elk jaar nog langstudeerders bij. Dat valt af te leiden uit het feit dat de totale populatie harder groeit dan de instroom. Dat betekent dat we nog onvoldoende in staat zijn om studenten binnen 5 jaar te laten afstuderen. We hebben de trend gekeerd in die zin dat meer studenten afstuderen maar we hebben nog geen trend gezet dat binnen de nominale tijd te doen. Ligt daar een aangrijpingspunt voor beleid? Moeten we sommige groepen - ik bedoel studenten met een mbo-achtergrond - niet gewoon wat meer tijd gunnen? Het niet ‘laten gebeuren’ dat ze er langer over doen maar daar op programmeren?
Bron: Vereniging Hogescholen. Instroomcijfers HR
Is het beeld anders als we naar de Ad-opleidingen kijken?
Vorig jaar beperkten we ons in de analyse tot de bacheloropleidingen. Nu hebben we ook de getallen beschikbaar voor de Ad-opleidingen. Mbo’ers – de primaire doelgroep van deze opleidingen – hebben drie jaar na start een hoger rendement dan havisten. Daarmee tonen we aan dat de Ad-opleiding zeer geschikt is voor een bepaalde categorie mbo’ers. We zien hier geen alarmerende meerjarige terugval zoals bij bachelor. Dat komt omdat de Ad is opgericht voor mbo’ers en is ingesteld op aansluiting met die doelgroep. Ook is de Ad pas gestart ná ingang van het nieuwe NVAO-kader. Er is dus geen sprake van een niveauverhoging tijdens de studie. Maar bij beide groepen zien we een groot verschil tussen autochtone en niet-westers allochtone studenten. Niet-westers allochtone mbo’ers hebben vaak 3 in plaats van 2 jaar nodig om het traject te kunnen afronden. Is in het bacheloronderwijs de problematiek er één van de combinatie ‘mbo en etniciteit’, hier lijkt etniciteit eigenstandig een dominante factor te zijn.
Conclusie
Vorig jaar gaven de rendementscijfers aanleiding om onze zorgen uit te spreken over het studiesucces van studenten met een mbo-achtergrond. Die zorgen zijn gebleven en we komen binnenkort met voorstellen hoe dat vraagstuk aan te pakken. De cijfers van dit jaar geven aan dat het vraagstuk zich verdiept: het studiesucces van studenten met een niet-westerse achtergrond (in het bijzonder degenen met een mbo-vooropleiding) blijft achter. Veel niet-westers allochtone studenten weten we echter wel aan ons te binden, maar dan lukt het niet om binnen de gestelde termijn af te studeren. Ze komen in de vertragersgroep, die op zijn beurt ook kwetsbaar is voor uitval. Ook hier zien we het lichtpunt van de havist: het studiesucces in de p-fase van niet-westers allochtonen die via de havo-route binnenkomen is recent wel iets aan het verbeteren.
Bij mbo’ers maken we ons zorgen om de sterk dalende trend in het 5-jaars rendement en het feit dat er in de p-fase geen herstel optreedt (wat bij havisten wel het geval is). De voorsprong die het mbo ooit had is verdampt.
Blog geschreven samen met collega Maaike Bajwa - de Visser
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.