‘De professionaliteit van docenten is volledig om zeep geholpen. Een professional is van oorsprong iemand die zijn eigen autonome beroepsopvatting heeft en zelf de kwaliteit waarborgt. Tegenwoordig ben je aan de universiteit een professional in de mate waarin je in staat bent de door bestuurders gedefinieerde visie van onderwijs tot uitvoer te brengen.’
Zo maar een citaat uit het interview in de Volkskrant met oud universitair docent Eelco Runia. Ruwe samenvatting van een wat ruwe tekst: de bekostiging zet aan tot het maken van volume in plaats van tot het leveren van kwaliteit, bestuurders volgen slaafs die prikkel en docenten verliezen hun autonomie en verworden tot overspannen machinebureaucraten. Geen mooi beeld, of zoals een Kamerlid het op de website Scienceguide noemt: het is een tyfuszooi. Hij trekt dat woord tijdens een zaterdagochtendgesprek via Twitter weer in. Dat siert hem. Kunnen we het weer over inhoud hebben. Blijft de vraag: is het zo erg? Over universiteiten spreek ik me niet uit. Van het hbo vind ik iets: ik herken het beeld niet, terwijl we soms wel meegenomen worden in dat beeld, zoals op een vrijdagochtend in Dalfsen zou blijken. Maar wellicht is het beter dat anderen daarover oordelen. Of onze mensen zelf.
Maandag 13 mei: analyse resultaten werkbelevingsonderzoek
We bespreken in het College van Bestuur de resultaten van het zogeheten werkbelevingsonderzoek. Totaalbeeld: de medewerkers van Hogeschool Rotterdam zijn niet zonder zorgen of klachten, maar het overgrote deel geeft aan tevreden of zeer tevreden te zijn. Mensen werken graag bij ons. En goed om te weten is dat 68% van de medewerkers de moeite genomen heeft de vragenlijst in te vullen. Opvallende getallen: het hoogste cijfer krijgt ‘de zelfstandigheid die men in het werk ervaart’ (8,1). Goed scoren ook ‘werkplezier’ (7,6) en ‘veiligheid van de werkomgeving’ (7,5).
Er zijn ook zorgen. De werkdruk wordt door 41% van de collega’s als hoog of zeer hoog ervaren. De kans die we nu hebben in het kader van de Kwaliteitsafspraken, om 200 mensen extra aan te stellen, moeten we aangrijpen om hier iets aan te doen. Waar we dieper in moeten duiken is dat het percentage collega’s dat tevreden of zeer tevreden is over de kwaliteit die we zelf leveren in mijn ogen te laag is: 65%. Is dat een uitdrukking van een professionele, per definitie kritische attitude, of moet de lat omhoog? Dat gesprek gaan we aan.
Donderdag 16 mei: terugkoppeling Instellingstoets Kwaliteitszorg (ITK) en Kwaliteitsafspraken (KA)
In totaal is de commissie van onderwijsdeskundigen, samengesteld door accreditatieorganisatie NVAO vijf dagen bij ons geweest. Op zoek naar twee antwoorden. Heeft Hogeschool Rotterdam een duidelijke visie op het onderwijs? Wordt die visie breed gedragen binnen de hogeschoo? Is de hogeschool voldoende scherp in het erop toezien dat die visie verwezenlijkt wordt en rechtvaardigen toekomstige plannen om het onderwijs te verbeteren dat de overheid extra geld daarvoor beschikbaar stelt? De eerste vragen gaan over de ITK, de laatste over de Kwaliteitsafspraken. De vragen over de instellingstoets zijn in april globaal onderzocht, op basis van een grote hoeveelheid documentatie, en daarna in mei nog twee dagen diepgaand, dat wil zeggen op opleidingsniveau. De vraag over de kwaliteitsafspraken moest beantwoord worden op basis van een dag gesprekken met alle betrokkenen en het door ons ingediende plan.
Tekst gaat verder onder foto
Gedragen kwaliteitscultuur
Uit de mondelinge terugkoppeling valt op te maken dat we de accreditering als hogeschool binnen hebben. Ik schrijf een week later aan onze Centrale Medezeggenschapsraad: “Wij zijn trots op de positieve beoordeling van de ITK. Het predicaat dat de NVAO ons zal verstrekken, stelt ons de komende jaren opnieuw in de gelegenheid een lichter regime in te richten voor de accreditaties van opleidingen. Het positieve oordeel van de ITK is ook een mooie, externe bevestiging dat binnen de hogeschool een kwaliteitscultuur aanwezig is en dat ons kwaliteitszorgsysteem in onze decentrale werkwijze garanties biedt voor het ‘in control’ zijn. De ITK heeft ook laten zien dat binnen Hogeschool Rotterdam een breed gedeelde opvatting bestaat dat wij in het decentraliseringsproces goed op weg zijn en dat onze visie en koers breed gedeeld worden. Een mooi resultaat voor ons allemaal!”
Gemengde gevoelens over kwaliteitsafspraken
Wat positief is, aldus het panel: de brede betrokkenheid van alle belanghebbenden en de grote consensus over het plan kwaliteitsafspraken (inclusief de instituutsplannen). Het panel maakte ook duidelijk dat ons plan past bij onze visie en strategie, en dat het plan realistisch en haalbaar is. Het oordeel van het panel dat wij – in de manier waarop we onze voorgenomen doelen en voornemens opgeschreven hebben - een eigen weg hebben gekozen en ons daarmee niet aan het protocol hebben gehouden, heeft ons verbaasd. Het leek erop alsof wij – terwijl we weliswaar de goede dingen gaan doen - de landelijke thema’s niet in de juiste hokjes hebben geplaatst. In de woorden van één van de panelleden: prima plan, maar niet geheel passend in het kader.
Daarnaast was het panel niet tevreden over de (meerjarige) tussentijdse doelen, met name de voornemens die wij eind 2021 willen hebben bereikt. Formeel heeft het panel op dit punt gelijk, maar we hebben dat met een goede reden niet gedaan. Voor ons argument dat wij een zorgvuldig traject van jaarlijkse monitoring en actualisering hebben ingericht, waarin met name voor de Centrale Medezeggenschapsraad een belangrijke rol is weggelegd, was het panel niet gevoelig.
Het panel heeft in de terugkoppeling overigens aangegeven dat de omissies uit ons plan eenvoudig te herstellen zijn. Gaan we doen. Hoe? Dat bekijken we als het rapport er is.
Dinsdag 21 mei: les in besturen en managen
Ik ben in de les van collega Annemieke van Dillen. Het is nog vroeg en niet elke student redt het om keurig om half 9 aanwezig te zijn. Het gaat vandaag over sturen, besturen en governance. Abstracte thema’s voor studenten en de collega heeft mij gevraagd daar vanuit mijn eigen ervaring wat meer invulling aan te geven. Doe ik graag.
Professor Baron van Wijnbergen
Ik heb les gehad van Baron van Wijnbergen. Een gedenkwaardige man, verbonden met de geschiedenis van de Radboud Universiteit. Zijn les ging over wat we nu ‘governance’ zouden noemen. De organisatieharkjes kwamen voorbij, cultuurduidingen, vraagstukken van rechtmatigheid en – het woord kenden we toen nog niet – compliance. Ik herinner me zijn college als levendig. En, ik was in de fase van hard studeren aanbeland, thuisgekomen deed ik erg mijn best zijn concepten goed te ‘leren’. Met succes. Ik haalde een 8. Maar begreep er niets van. Het had geen context, ik had woordjes en relaties tussen woordjes geleerd, maar kon het niet plaatsen, geen betekenis geven. Eenmaal aan het werk, begreep ik de relevantie. Die verbinding had eerder aangebracht moeten worden.
Professor Mintzberg
Dus doe ik mijn best vanuit mijn eigen praktijk lading te geven aan abstracte begrippen als ‘sturen’, ‘governance’, ‘structuur’ en ‘cultuur’. Tijdens mijn verhaal plaatst hun docent mijn ervaringen steeds in dat wat de studenten al ‘geleerd’ hebben. Een deel van ons gesprek gaat over de onderlinge verhouding tussen bestuurder en docent. Over het belang te onderkennen dat besturen in professionele organisaties anders moet dan via de rechtstreekse instructie. Dat dat niet alleen een kwestie van ethiek is, maar vooral van effectiviteit. Ik haal Mintzberg aan: professionele organisaties zijn bij uitstek gedecentraliseerd, leunen in hun strategievorming op de collectieve strategie van professionals die een grote mate van vrijheid hebben om hun werkzaamheden zelf vorm te geven.
“In wat voor een auto rijdt u?”
Leuk om te doen, zo in gesprek zijn met studenten. Hun vragen dwingen je tot nadenken ook al zijn ze soms wat ruw gesteld. Iets na half 10 moet ik snel afronden. Mij rest een drukke dag van met name bilaterale overleggen met directeuren van onze onderwijsinstituten. De collega roept de studenten op tot een laatste vraag. Het is even stil, sommige studenten beginnen hun tas in te pakken en die laatste vraag lijkt er niet te zijn. Jawel, toch nog een vraag: “In welke auto rijdt u, meneer?”. Die vraag blijft even hangen, als ik even later in mijn Volkswagen Passat langs die mooie Maasboulevard naar het Museumpark rijd. Gewoon nieuwsgierigheid? Of heeft hij echt een antwoord nodig om te bepalen hoe tegen mijn rol en invulling daarvan aan te kijken? In ieder geval stelde mijn antwoord teleur. Ik maak het goed door aan te geven dat ik hiervoor in een Audi A6 reed…
Vrijdag 24 mei: de verkeerde steen in de verkeerde vijver
Alle bestuurders uit het hbo zijn bijeen in Dalfsen: een tweedaagse waarin we eens rustig de tijd nemen de grote vraagstukken met elkaar door te nemen: studiesucces, tekorten op de arbeidsmarkt, de derde cyclus, de binariteit, flexibilisering van het onderwijs. De afsluiting wordt verzorgd door Volkskrantcolumniste Aleid Truijens. Ze heeft zich voorgenomen ons een spiegel voor te houden. Altijd goed. Maar dan wel de goede spiegel meenemen graag…
Ze veronderstelt met een zeker gemak dat het geluid van Runia evenzo op hogescholen als op universiteiten van toepassing is. Ik weet niet of het in die ruwheid werkelijk op universiteiten van toepassing is. Ik weet wel dat dat niet geldt voor het hbo. Ik onderdruk evenwel de neiging haar te herinneren aan ons werkbelevingsonderzoek, de resultaten van de ITK, die overigens niet alleen bij ons mooi zijn, maar bij veel van de hogescholen. Maar ik zeg het niet; komt vast defensief over, hoewel ik vind dat als iemand iets van ons vindt zij wel haar huiswerk moet doen.
Commissie Studeerbaarheid
Ik hou die terughoudendheid niet vol als ze komt met een historische duiding van wanneer een deel van dit kwaad ooit begonnen is, namelijk met de Commissie Studeerbaarheid uit begin jaren ’90. Toen zou door ‘een aantal ambtenaren’, bestuurders en studentenbonden, maar zonder betrokkenheid van docenten een begin gemaakt zijn van het inkaderen van het onderwijs, het binnen rijden van managers en het marginaliseren van docenten.
Ik was een van die ambtenaren. En ik herinner me die tijd als een tijd van vernieuwing omdat toen voor het eerst studentenbonden op die manier meepraatten en -beslisten, onder aanvoering van NOS-journaliste Kysia Hekster, toenmalig voorzitter van de LSVb. Wat we nu vanzelfsprekend vinden, namelijk dat studentenbonden gesprekspartners zijn, was dat toen nog niet. En inderdaad, centraal stond een rapport van Professor Wijnen, met duidelijke tips en aanbevelingen, niet gericht op het dichtsnoeren van de mond van docenten, maar om het onderwijs meer gericht te krijgen op wat studenten verdienen.
Zit daar een sleutel om tot een beter begrip te komen van wat op dit moment speelt? Maar ook om uit de polarisatie te komen, die tot ruwheid in het debat leidt? Autonomie van professionals moet een fundament zijn voor elke universiteit en hogeschool. Dat is wat bestuurders te respecteren hebben. Autonomie is evenwel geen doel op zich. Autonomie staat in dienst van een maatschappelijke opdracht. Dat is wat docenten te accepteren hebben. Het zoeken van die balans: dat is de kunst van het vak. Een breed gedragen visie helpt dan zeer.
Over de auteur
Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam
Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.