Hoe het kwam dat ik als jonge ambtenaar naast de minister zat, weet ik niet meer. Moet toeval geweest zijn, want de tafelorde werd bepaald door de rang. En in die hiërarchie stond ik onderaan. Het was een informele bijeenkomst in het oude gebouw van de Tweede Kamer. We schrijven begin jaren 90. Thema was hoe we de verhouding tussen de universiteiten en hogescholen moesten vormgeven, ofwel, in het jargon, hoe het verder moest met de binariteit van ons hoger onderwijs. Bij een vurig pleidooi dat die scheidslijn weg moest, zat de minister instemmend mee te hummen. Ik begreep dat niet. De handhaving van de binariteit was onderdeel van onze doctrine. Ik vroeg hem naar het waarom van zijn houding. Zijn antwoord was een raadselachtige glimlach, die het midden hield tussen ‘gaat ooit gebeuren’ en ‘komt er toch niet van’. Ik durfde toen – als jongste bediende – niet echt door te vragen.
De arbeidsmarkt zakt door haar hoeven
We lezen het elke dag in de krant: er zijn geen mensen meer te vinden. De arbeidsmarkt heeft nog nooit zo gekraakt als in het hier en nu. Er zijn geen mensen meer te vinden, met als effect klassen die naar huis gestuurd moeten worden, schoolleiders die aan de bel trekken dat ze na de zomer de roosters niet gevuld krijgen, vluchten die geannuleerd worden, afdelingen in ziekenhuizen die gesloten moeten/dreigen te worden, enzovoorts. En tot mijn verbazing – en lichte frustratie moet ik zeggen – is het nog wachten op het landelijke crisisteam. Om mijn argumentatie kracht bij te zetten, maakte ik ooit – lang voordat het een reële optie was – de analogie, stel dat het gas op raakt. De eerste reflex zal dan zijn: een crisisteam inrichten, alle zeilen bijzetten en onconventionele oplossingen overwegen.
Een perfecte storm (1)
Dat doen we niet. We zitten nog steeds vast in het frame van ‘meer jonge mensen weten te interesseren voor ons mooie beroep’. Maar dat werkt niet. Om te beginnen is het arbeidsmarktvraagstuk daarvoor te breed, is het structureel van aard en zal het probleem alleen maar groter gaan worden. Wellicht dat we even – zou cynisch zijn – het comfort gaan voelen van een conjuncturele dip, maar onderliggend verdwijnt daarmee niet het probleem. Wordt alleen maar groter. Er zijn steeds minder jonge mensen, sterker nog, de kinderen zijn op. Er dreigt een wig van een steeds groter appèl op het beroepsonderwijs vanuit de arbeidsmarkt en een afnemende aantal studenten die in de beroepskolom studeren. De perfecte storm.
De grote transities zijn nú
We weten het allemaal, ook al is het onderdeel van heftige polemieken: de samenleving zoals we die nu ingericht hebben, is niet langer houdbaar. We worden of gedwongen af te kicken van onze verslaving aan fossiel als het klimaat ons dwingt of omdat de reserves opraken. De modellen waarop we onze democratie én economie geënt hebben, worden uitgedaagd. De transities die daar het gevolg van zijn, zullen grote impact hebben. Dat het kraakt zien we nu al: de zekerheid dat je op het elektriciteitsnet wordt aangesloten, is er niet meer. Met als politieke reflex: een crisisteam!
Maar het grote vraagstuk bij al die transities zal zijn: waar halen we de denkkracht en handen vandaan om die transities vorm te geven? En inderdaad, het besef dringt door dat we meer aandacht moeten schenken aan wat we het vraagstuk van ‘human capital’ zijn gaan noemen. Maar het gaat te traag en het is niet radicaal genoeg.
Van 60/40 naar 40/60
Tegen deze achtergrond is het interessant om te zien wat in het hoger onderwijs gaande is. De manier waarop we in Nederland het hoger onderwijs ingericht hebben, is – internationaal gezien – niet uniek. Bijna overal in de wereld zie je een onderscheid tussen meer researchgeoriënteerde universiteiten en universiteiten die meer professioneel georiënteerd zijn. Je moet een beetje door de verschillende naamgevingen heen kijken, maar dan zie je dat dat onderscheid iets universeels is. Los van de verschillen in naamgeving is er internationaal ook een verschil in volume-verhoudingen. In Nederland studeren van oudsher relatief veel studenten in de professioneel georiënteerde tak van het hoger onderwijs: de hogescholen, zo’n 60 procent. Als je kijkt naar de referentieramingen (dat zijn de ramingen van OCW waarmee men meerjarig wil voorzien wat de studentenaantallen gaan doen, mede met het oog op de bekostiging) dan gaat die verhouding op betrekkelijk korte termijn om draaien naar 40/60.
Een perfecte storm (2)
En dat is een probleem, tegen de achtergrond van de problematiek zoals geschetst rondom de arbeidsmarkt en de grote transities; een probleem dat ook op andere plekken gevoeld wordt in de vorm van de voortdurende overwaardering van het ‘witte-boorden-onderwijs’ ten koste van het beroepsonderwijs. Het gaat zo ver dat uit een recente enquête blijkt dat mbo’ers zich door de samenleving en politiek nauwelijks gehoord voelen: ‘Ze denken dat wij dom zijn’. We vervreemden de mensen van ons die het werk moeten doen, werk dat noodzakelijk is om als moderne samenleving te overleven.
Het hoger onderwijs is toe aan een doordenking van haar inrichting. We zullen de binariteit opnieuw moeten definiëren, zoals we dat de afgelopen 40 jaar gedaan hebben. De ontwikkeling van de binariteit zou je een evolutionaire kunnen noemen: het bestel is nog steeds binair van aard, maar ziet er wezenlijk anders uit. Het is tijd om weer een volgende stap te zetten, waarbij we zullen zien of een evolutionaire afdoende is. Het onderliggende vraagstuk is namelijk vele malen meer dan een kwantitatief vraagstuk.
Als we extrapoleren wat nu gaande is, dan komt het hbo in een onmogelijke positie terecht waar het gaat om het voldoende leveren van mensen aan die uitdagende arbeidsmarkt; maar, mist zij ook de slagkracht om met haar onderzoek en diepgaande verknoping met de maatschappij de concrete denkkracht te leveren om – met name – maatschappelijke organisaties en het midden- en kleinbedrijf bij te staan in die grote transities.
De universiteiten zullen – spiegelbeeldig – meer en meer zuchten onder een toenemende massaliteit en zullen hun researchidentiteit zien verwateren door een verdergaande vermenging met een professionele. Ze zullen hun ‘professional drift’ moeten beteugelen, ook al leunt die sterk op een verleiding vanuit de samenleving.
Dat is allemaal best spannend, want het risico is steeds aanwezig, als het gaat om het gesprek over binariteit, dat de een zich bedreigd voelt door de ander. Terwijl de waarheid een andere is: we hebben elkaar nodig. Het hbo is gediend bij een krachtig wo, het wo is gediend bij een krachtig hbo, de samenleving bij een krachtige samenwerking tussen beiden.
Speciale adviescommissie
Het hoger beroepsonderwijs staat onder druk binnen het huidige hoger onderwijsstelsel. Het hbo gaat een periode van krimp tegemoet, terwijl onze maatschappij staat voor grote uitdagingen op het vlak van onder andere energie, zorg, digitalisering en de arbeidsmarkt. Hoe versterkt het hbo z’n rol als opleiders van professionals en als innovatiepartner van bedrijven en maatschappelijke instellingen? Dat onderzoekt een speciale adviescommissie, onder mijn leiding in opdracht van het bestuur van de Vereniging Hogescholen.
De commissie bestaat uit de volgende leden:
Saniye Çelik, Lector Diversiteit & Inclusie (Hogeschool Leiden)
Stephan Corporaal, Lector Human Capital (Hogeschool Saxion)
Migchiel van Diggelen, Lector Design-Based Education (NHL Stenden Hogeschool)
Marleen Goumans, Lector Samenhang in de Ouderenzorg en directeur Kenniscentrum Zorginnovatie (Hogeschool Rotterdam)
Evelyne Meens, Senior-onderzoeker Studie(keuze)succes (Fontys Hogescholen)
Sebastian Olma, Lector Cultural & Creative Industries (Avans Hogeschool)
Margie Topp, Lector Kunststoftechnologie (Hogeschool Windesheim) en winnaar Deltapremie
Nico de Vos, Lector Participatie en Stedelijke Ontwikkeling en Directeur Kenniscentrum Sociale Innovatie (Hogeschool Utrecht)
Lees meer op onze website.
Over de auteur
Ron Bormans - voorzitter College van Bestuur Hogeschool RotterdamRon Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.
Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.