Daartegenover staan de duurzaamheidspessimisten, die een radicalere aanpak zouden voorstaan. Zij willen in één klap het systeem veranderen. Dus vandaag stoppen met fossiele grondstoffen en uiterlijk morgenochtend de veestapel halveren. Tijdens de openbare les wilde ik dit idee zo toegankelijk mogelijk toetsen,
Eerst legde ik twee stellingen voor: ‘Voor een goede toekomst moeten we maximaal inzetten op technologie en digitalisering’ en ‘Voor een goede toekomst moeten we maximaal inzetten op duurzaamheid en circulariteit’. Daarbij gebruikte ik een vijfpunts Likert-schaal met score 1 als helemaal oneens en score 5 als helemaal eens.
Vervolgens vroeg ik de aanwezigen om op drie punten (met een vierpuntsschaal, score 1 was helemaal oneens, score 4 helemaal eens) aan te geven wat nodig is voor een succesvolle circulaire economie:
- Absolute reductie van input van resources (middelen die aan de aarde worden onttrokken)
- Modificatie van de economische orde (het kapitalistische systeem)
- Balanceren tussen duurzaamheidsdimensies (naast aandacht voor energie- en materiaalgebruik ook aandacht voor sociale aspecten, zoals gelijkheid)
Een lage score op deze drie punten geeft volgens Denise Reike en collega’s (2018) een reformistische benadering. Dat betekent dat die mensen meer geneigd zijn om zich adaptief op te stellen. Een hoge score duidt op een transformationistische benadering en betreft mensen met een meer radicale benadering van het economische systeem.
Tachtig aanwezigen - die waarschijnlijk geen a-selecte steekproef vormen uit de maatschappelijke populatie - beantwoordden al mijn vragen. Daarna werden de gemiddelde antwoorden op de laatste vraag (over het economische systeem) genomen. In onderstaande grafieken staan de individuele scores van de mate van ‘radicaliteit’ uitgezet tegen respectievelijk technologie en duurzaamheid. Als we naar de trendlijnen in de grafieken kijken, zien we een dalende lijn in de relatie tussen radicaliteit en technologie en een stijgende tussen radicaliteit en duurzaamheid. Dus hoe hoger de aanwezigen scoorden op technologie, hoe lager op radicaliteit en vice versa bij radicaliteit en duurzaamheid.
Conclusie is dus dat in de groep mensen van mijn openbare les sprake lijkt van:
- Hoe sterker gericht op duurzaamheid en circulariteit hoe sterker wordt gevonden dat het economische systeem radicaal moet worden veranderd.
- Hoe sterker gericht op technologie en digitalisering, hoe sterker wordt gevonden dat het economische systeem adaptief moet veranderen.
Ik schrijf ‘lijkt’, want als we kijken naar de afzonderlijke individuen (de punten in de grafieken, waarbij sommige punten meerdere personen kunnen bevatten) dan zien we dat de scores nogal behoorlijk uiteenlopen. Bijvoorbeeld bij een hoge mate van streven naar technologie (waarde 5) loopt het bereik van de mate van radicaliteit van 1,67 tot 3,67 en bij streven naar duurzaamheid van 2,0 tot 4,0. Op een schaal van 1 tot 4 wel fors.
Verder was sprake van een select gezelschap dat de vragen invulde, ze wilden immers horen wat ik te vertellen had over digitalisering en circulariteit. Daarbij zagen de aanwezigen op het scherm hoe de gemiddelde scores zich ontwikkelden, waardoor sprake kan zijn geweest van onderlinge beïnvloeding. Voor onderzoek niet handig, maar ik gebruik deze vragen nu regelmatig in colleges met studenten en bijeenkomsten met docenten als startpunt voor een gesprek over de manier waarop je wilt veranderen: adaptief of radicaal.
Ook interesse in adaptief of radicaal meer circulair worden met behulp van digitalisering? Neem contact met me op: a.j.c.van.kollenburg@hr.nl .