Remko van der Pluijm, docentonderzoeker bij het Kenniscentrum Business Innovation, mocht daar de aftrap geven met een lezing over waardevol onderwijs ontwerpen. Qua thema een thuiswedstrijd. Remko heeft een achtergrond in sociaal ontwerp en zijn vrouw (circulair) kledingontwerper. Daarnaast sluit het naadloos aan bij het vorig jaar door Remko afgeronde onderzoek New Economics Lab, dat uitgaat van de integratie van nieuwe (sociale en ecologische) waarden. Zijn presentatie voor zo’n 40 docenten, studenten en partners uit het werkveld begon met de stelling: “de belangrijkste taak voor een onderneming is marge pakken.” Deze werd verworpen door het publiek. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar, 50 jaar geleden werd deze anders ingevuld. Meervoudige waarde creatie is steeds meer vanzelfsprekend, ook voor de commercie. Dat komt door de uitdagingen waar we nu voor staan. Remko noemt klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en de sociaaleconomische realiteit dat één zesde van de Nederlanders in een sociale klasse van armoede leeft. Via het rapport Goede Zaken van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid kwam hij aan bij Beauty en Design.
Want wat is eigenlijk betekeniseconomie in Beauty en Design? Bij mode gaat dat vaak om het product zelf. Is de productieketen bijvoorbeeld circulair, of zijn de base materialen biologisch? En ondanks dat bij beauty er ook biologische opties zijn (denk aan biologische nagellak), ontstaan er al snel uitdagingen rondom het product. De zaal herkende bijvoorbeeld de uitdaging in Loofa sponzen, een “all-natural spons", waarbij misschien de grondstoffen wel natuurlijk zijn, maar wel worden gewonnen uit beschermde gebieden in Maleisië. Logistiek gezien geen ‘duurzame’ keuze. De kritische opvatting werd gedeeld door de zaal. Pure betekenisvolle voorbeelden waren er ook, zoals het modemerk Boys Get Sad Too, dat aandacht besteed aan psychisch leed bij mannen en de stigma’s hierover daardoor probeert te doorbreken. Of inclusieve make-up. Maar ook het lokale karakter van sommige beauty-ondernemingen, zoals kappers die een persoonlijke band opbouwen met hun klanten.
Overigens is die persoonlijke band met kappers een grijs gebied, want voor 41% van de mensen geldt dat ze geen behoefte hebben aan een gesprek. Dat geeft meteen een aanzet tot discussies over enerzijds ontwerp, didactiek en vooral pedagogiek en waar deze elkaar raken rondom nieuwe economie. Remko beroept zich op de claim uit “Design for the Real World” van Victor Papenek, dat designers hun verantwoordelijkheid moeten nemen gegeven de grote impact van hun materiaalgebruik en de manier waarop zij de wereld scheppen: “Design can and must become a way in which young people can participate in changing society.” Hoe en op welke manier is aan de designers zelf! Hij vertelt over een studente van de Willem de Kooning Academie die sterk neoliberale argumenten gebruikte om duurzaam te ontwerpen en niet sociale argumenten, die voor de docenten de norm was.
De vraag is, is dat erg? Er was namelijk sprake van een goed geïnformeerde besluitvorming van de studente. Studenten moeten volgens Remko klaargestoomd worden om zélf die keuze te kunnen maken op welke manier en hóe zij een bijdrage willen leveren en meervoudig waarde willen creëren met hun product. Wat dat betreft is er geen betere voedingsbodem om dit te stimuleren dan een lab waarin die praktijken bij elkaar komen. Remko sluit de presentatie af met de oproep van de filosoof Jacques Derrida. Derrida stelt dat níets doen, dus geen actie ondernemen, omdat je vooraf denkt dat je jouw handelen geen groot effect heeft om een mooie wereld te bereiken, minstens net zo kwalijk is als te claimen dat die wereld al aanwezig is.
Na de presentatie was er een rondetafelgesprek waarin Remko via de socratische methode van hoor en wederhoor onderzocht wat er nodig was om studenten van Zadkine nog meer voor te bereiden op de nieuwe economie. Dat schetste een mooi beeld van de afwegingen van de studenten nu en in de toekomst. Welke eisen worden er gesteld vanuit het werkveld? Is er wel genoeg ruimte duurzame keuzes te maken wanneer je tegen kwaliteitseisen aanloopt? En voor welke organisatie, supplier of samenwerkingspartner kies je?
De studenten uit de zaal vonden het een verademing om open en vrij te kunnen denken over hoe zij waarde kunnen toevoegen en ideeën te uiten. Ze gaven aan dat ze zo wel veel vaker les zouden willen hebben, geïnspireerd door Remko zijn presentatie. Het zette ze aan tot nadenken over waarom ze precies kiezen voor bepaalde stoffen in hun ontwerp. Anderen gaven aan dat de interactie hen op scherp zette en dat de verschillende vakgebieden als onderwijs, ontwerp, schoonheidsspecialisten en economie mooi aan elkaar verbonden werden. Dat heeft ook consequenties voor de docenten, want ook het onderwijs moet een balans vinden tussen losse complexiteit en structuur voor studenten. Om ze zo goed mogelijk voor te bereiden op een beauty & design wereld in transitie. Nadenken in een vroeg stadium over betekeniseconomie is belangrijk, omdat het dan ook beter landt en meegenomen kan worden in de leergang, stages en afstudeeropdrachten en daarmee landt in de maatschappij. Dat is net zo belangrijk voor het MBO als voor het HBO en de universiteit. Vanuit dat oogpunt is het mooi dat de middag verbindend was tussen MBO en HBO, waarbij genoeg mogelijkheden werden gesignaleerd om samenwerking te verkennen.
"Als onderwijsinstelling kunnen we een vliegwiel zijn voor de betekeniseconomie, daar moeten we onze verantwoordelijkheid in pakken. Dat doen we onder andere via het Beauty & Design Lab. Hier leren we de professionals van de toekomst belangrijke thema’s zoals duurzaamheid, inclusiviteit en diversiteit te verweven in hun werk in de beauty en designbranche.”
Lid van het College van Bestuur van Zadkine