Menu
    English

    Een gezonde leescultuur voor alle scholen

    Onderzoek naar een passend professionaliseringstraject

    03 juni 2024

    Marloes Schrijvers, lerarenopleider Nederlands bij Instituut voor Lerarenopleidingen en postdoctoraal onderzoeker bij Kenniscentrum Talentontwikkeling, heeft als droom dat elke school het belang inziet van een gezonde leescultuur, waarin leraren hun leerlingen ondersteunen om meer te lezen. Het onderzoeksteam waar zij deel van uitmaakt wil met het project Lezen en laten lezen een professionaliseringstraject ontwerpen, dat scholen en lerarenopleidingen helpt om (na)scholing op het gebied van leesbevordering te kunnen vormgeven.

    Rolmodel

    “De titel van het project, Lezen en laten lezen, verwijst naar tweeledigheid ervan”, legt Marloes uit. “We beogen om leraren zelf meer aan het lezen te krijgen en om hun leesbevorderingscompetenties te stimuleren, met als doel dat hun leerlingen meer gaan lezen.” Uit verschillende onderzoeken blijkt dat niet alle leraren zelf veel lezen. Mede daardoor hebben sommigen te weinig kennis hebben van relevante jeugd- en young adult-literatuur voor hun leerlingen. Dit maakt het voor hen lastig om bijvoorbeeld hun leerlingen individueel te begeleiden bij het kiezen van een boek en om keuzes te maken voor een passend voorleesboek. En dat terwijl leraren een belangrijk rolmodel zijn voor hun leerlingen. Marloes: “Leraren moeten bij wijze van spreken elke les drie titels kunnen noemen, waar ze iets over kunnen vertellen aan hun leerlingen. En ze moeten uitstralen dat het belangrijk is om te lezen en ook fijn om te doen.” Bovendien streeft het onderzoeksteam na dat leraren kwalitatief goede jeugdliteratuur kunnen selecteren: rijkere teksten met voldoende diepgang waarbij de lezers zelf open plekken kan invullen en in aanraking komt met minder frequent taalgebruik en bijzondere zinsconstructies. Marloes: “Leraren moeten zich er bewust van zijn dat zij misschien wel de enige zijn in het leven van een leerling, die boeken van een betere kwaliteit kunnen aanraden.”  

    “Leraren moeten zich er bewust van zijn dat zij misschien wel de enige zijn in het leven van een leerling die boeken van een betere kwaliteit kunnen aanraden.”

    Marloes Schrijvers

    Leescultuur

    In het team werkt Marloes samen met Jacqueline van Kruiningen, lector Taalbewust hoger onderwijs en collega’s van de Katholieke Pabo Zwolle en de Vrije Universiteit Amsterdam. Bij het consortium zijn ook leraren, schoolleiders, lerarenopleiders onderwijsontwikkelaars, beleidsorganisaties en vakverenigingen aangesloten. Momenteel werkt Marloes met haar collega-onderzoeker uit Zwolle aan de eerste stap van het onderzoek: een literatuurstudie naar onder andere de leesbevordingscompetenties van leraren. Deze studie moet uitmonden in nieuwe meetinstrumenten, waaronder een landelijke enquête voor docenten Nederlands en leraren in het basisonderwijs én in een gespreksleidraad voor focusgroepen. Door het voeren van de gesprekken in focusgroepen, moet meer verdiepende informatie over de onderwijspraktijk worden vergaard. Aan de hand daarvan worden interventies ontwikkeld, waarmee de onderzoeksgroep hoopt te bereiken dat docenten zelf meer gaan lezen en dat de repertoirekennis van relevante literatuur groter wordt. Tegelijk wordt onderzocht of dit een positieve invloed heeft op de leesmotivatie, leesfrequentie en leesvaardigheid van leerlingen. Daarnaast wil het onderzoeksteam de leescultuur op scholen in kaart brengen. “We hebben nu de indruk dat het vaak individuele docenten zijn die proberen om het lezen te bevorderen, maar als dat bij één iemand blijft, is dat erg lastig. Dat moet op school een gezamenlijke inspanning van het team zijn, en daar moeten voldoende tijd en middelen voor zijn”, zegt Marloes. “Laatst hoorde ik dat een docent aanspraak had gemaakt op een lokaal, zitzakken en boekenkasten had neergezet en daar voor elke klas wekelijks een leesuur kon organiseren. Prachtig natuurlijk, maar het is wel zorgelijk dat een enkele docent zo’n kar trekt.”

    “Dissiminatie is belangrijk in dit project”, antwoordt Marloes op de vraag hoe de interventies ingezet gaan worden. “Het gevaar is dat de resultaten ergens op een plank blijven liggen. Maar we willen juist iets ontwikkelen dat goed inzetbaar is binnen de professionaliseringsbudgetten van scholen. Wij zien voor ons dat leraren in literatuurcirkels met elkaar in gesprek gaan over boeken en over wat ze ermee kunnen in de klas. Hier zijn in het basisonderwijs al goede ervaringen mee opgedaan. We hopen dat leraren elkaar op die manier stimuleren om meer te lezen, nieuwe auteurs leren kennen en op de hoogte blijven van de actualiteit in de jeugd- en young adult-literatuur.” Toch ziet Marloes ook voldoende uitdagingen. Zo worden er geen wettelijke eisen gesteld aan nascholing voor leraren. Ook is de werkdruk hoog, waardoor het onderzoeksteam goed moet nadenken over hoe de professionaliseringsactiviteiten binnen de dagelijkse praktijk past. Een gedeeltelijke e-learning zou hierbij een uitkomst kunnen bieden. Maar alles valt of staat met de medewerking van scholen. Marloes hoopt dat er op den duur op scholen meerdere mensen zijn die zich verantwoordelijk voelen voor het vormgeven van de leescultuur en voor professionalisering van leraren. “Ik hoop dat we leraren en schoolleiders straks een aanpak en materialen kunnen bieden die hen helpen om hun eigen literaire repertoire uit te breiden, meer belezen te worden en om de leerlingen enthousiaster te krijgen.”