Maatregelen om het studiesucces te verbeteren komen veelal niet zonder neveneffecten. Zo constateren inmiddels meerdere instellingen dat maatregelen als het bindend studieadvies vrouwelijke studenten sneller laat studeren, maar met name mannelijke studenten en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond benadelen.
Dat het anders kan liet Michaéla Schippers (Erasmus Universiteit Rotterdam) zien met de goal-setting methode. Hierbij worden studenten met een interventie actief aangezet om hun leer- en levensdoelen uit te spreken. Het resultaat: de gender-gap verdween, de biculturele studenten deden het beter en het welzijn van de studenten ging omhoog.
"Toen ik de inaugurele rede van Schippers las viel ik bijna van mijn stoel," vertelt Izaak Dekker. Hij is docent en beleidsadviseur aan Hogeschool Rotterdam en werkt al jaren aan verschillende projecten die het studiesucces van de studenten moeten verhogen. "Wat mij vooral raakte is dat ook het welzijn van de studenten omhoog ging. Veel maatregelen gaan juist ten koste van dit soort minder harde doelstellingen."
In september start Hogeschool Rotterdam met een grootschalig experiment met de methode. "Het is nog niet eerder op een hogeschool gedaan, en wij willen kijken of en hoe het werkt binnen onze opleidingen." Voor Dekker is er nog een bijzonder aspect aan het project, het is namelijk een onderdeel van zijn promotietraject bij Schippers. "Het is prachtig dat we hier een project met een praktische toepassing combineren met het verkrijgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten."
Laat studenten echt nadenken over hun toekomst
De interventie van Schippers bestaat uit drie fases, verspreid over de eerste weken van de opleiding. De eerste fase is een sessie 'expressief schrijven' van twee uur, waarin studenten nadenken en schrijven over, in de woorden van Dekker: "hetgeen waar ze warm van worden of juist wakker van liggen. Ze worden gevraagd na te denken over hun ideale toekomst, waar ze over een paar jaar zouden willen zijn, maar ook over gewoontes die ze willen veranderen of angstbeelden die ze hebben." Studenten wordt ook gevraagd doelstellingen te formuleren. "Deze doelstellingen hoeven zeker niet alleen academisch te zijn."
"Veel studiesucces maatregelen gaan juist ten koste van minder harde doelstellingen als studentenwelzijn."
Het achterliggende idee van het experiment is dat studenten hun doelen scherper in beeld krijgen. "Studenten meanderen mee op de stroom van het leven en vaak is hun lange termijnvisie niet scherp. Daarom is het moeilijk voor ze om hun lange termijn doelstellingen te laten concurreren met korte termijn verleidingen." Studenten gaan in deze oefening aan de slag met hun eigen verhaal – het narratief – dat ze over zichzelf vertellen. Volgens Dekker is het daarbij ook belangrijk om studenten confronterende vragen te stellen. "Je kunt de leeromgeving beïnvloeden, en dat doen we als docenten, maar uiteindelijk zal bij de student de interne motor van zelfregulatie aan moeten gaan."
In de tweede fase prioriteren de studenten de doelen en wordt ze gevraagd wat er gebeurt als ze wel of niet lukken, welke obstakels zich eventueel voor zouden kunnen doen. Als al deze informatie is verzameld worden de studenten tot slot nog op de foto gezet die, samen met hun doelen, zal worden uitgeprint en opgehangen door de hogeschool heen. Dit is een manier van "public commitment" die de studenten moet helpen om de doelen ook daadwerkelijk te behalen.
Een groot experiment
Om ervoor te zorgen dat ook daadwerkelijk alle studenten baat hebben bij de interventie was een van de basisvereisten dat de goal-setting interventie verplicht zou zijn. Of dat binnen of buiten het curriculum is, dat is per opleiding met de docenten afgestemd. "De reden om het te verplichten is dat juist de studenten die hier het meeste aan zouden kunnen hebben anders niet deelnemen."
Het is al met al dan ook een forse klus die Dekker samen met collega Janine Slootmaekers aangaat. Vanaf september gaat het experiment onder ruim 1400 studenten van start bij de lerarenopleidingen, de pabo en de opleiding commerciële economie. "Het is dus de eerste keer dat dit experiment op een hogeschool wordt uitgevoerd en wij zijn heel benieuwd naar de effecten die wij zullen vinden in onze populatie."
"Het experiment is verplicht omdat juist de studenten die hier het meeste aan zouden kunnen hebben anders niet deelnemen."
Het is het vernoemen waard dat het experiment wordt uitgevoerd in de vorm van een randomized controlled trial . Ook dat ging niet zonder slag of stoot. "Hoewel veel collega's wel enthousiast waren over de interventie, was het werken met gerandomiseerde controlegroepen toch reden voor een opleiding om uiteindelijk niet mee te doen. Niet alle opleidingen vinden het eerlijk dat de helft van de groep mogelijk niet profiteert."
Als uitgangspunt laat Dekker zich in dit soort keuzes leiden door een constatering van de Nieuw-Zeelandse statisticus John Hattie. "Bijna alles heeft wel een bepaald effect op het leren. En studenten gaan sowieso vooruit in de spanne van een jaar. Aan de ene kant is het dus geruststellend dat je niet veel fout kunt doen, maar waarom zou je met een interventie met een bescheiden effect tevreden zijn? De vraag is daarom hoeveel baat studenten hierbij hebben ten opzichte van de controlegroep"
Financiële consequenties
Een ander bijzonder aspect aan de aanpak van Dekker is dat hij voor het onderzoeksproject ook een "business case" heeft gemaakt. Om zijn voorstel als zodanig uit te drukken heeft hij voorgerekend wat het voor financiële consequenties kan hebben voor een instituut. "Het zou zonde zijn als opleidingen hier niet aan meedoen omdat het tijd en (dus) geld kost. Het helpt dan als je kan laten zien wat het op kan leveren".
"Als we hetzelfde effect hebben als bij de Rotterdam Business School dan scheelt dit per cohort van 774 studenten zo'n €1,9 miljoen aan inkomsten, en dan is de extra docentinzet in latere jaren – vanwege de lagere uitval – meegerekend." Deze aanpak heeft er mede toe geleid dat de betrokken opleidingen er zelf dus ook in durven en willen investeren. "Dat doen ze door onder andere rekening te houden met de tijd die medewerkers hier in uren mee bezig zullen zijn. Uit mijn eigen ervaring als docent weet ik dat het helpt als je zoiets er niet 'bij' hoeft te doen in je vrije tijd."
Het leukste van het onderzoek vindt Dekker tot nu toe hoe veel docenten, studenten, en andere collega's er zijn die mee willen werken aan het realiseren en onderzoeken van het experiment. Dekker en Slootmaekers zullen samen werken met onderwijsmanagers, een regiegroep, een onderwijsgroep, en een communicatie- en publicatiegroep. Ook zijn er nu al, zelfs voor het experiment überhaupt is begonnen, al ideeën voor en interesse in spin-offs specifiek gericht op bijvoorbeeld vluchtelingstudenten of langstudeerders. De eerste resultaten worden verwacht in september 2019.