Menu
    English

    Thuisgevoel bij daklozen

    Oost, West, thuis best. Maar wat als je geen thuis hebt? Hoe kun je er dan voor zorgen dat je toch een thuisgevoel hebt? Social Work-student Maya Sandhir deed in opdracht van Centrum voor Dienstverlening en het lectoraat Sociale Innovatie haar afstudeeronderzoek naar het stimuleren van een thuisgevoel bij dak- en thuislozen en de rol van professionals daarbij. “Sommige cliënten deden niks aan inrichting en anderen legden zelfs een matje met ‘home sweet home’ voor de deur.”

    Maya liep haar derdejaarsstage bij het centraal begeleidingsteam (CBT) van Centrum voor Dienstverlening (CVD), waar bankslapers en nachtopvangcliënten werden begeleid. Tijdens haar stage startte het CBT een pilot: room first. Cliënten krijgen eerst een kamer en daarna wordt de hulpverlening opgestart. Het hebben van een eigen kamer ten opzichte van een plek in een nachtopvanglocatie heeft een flink aantal voordelen: cliënten hebben meer rust, zekerheid en privacy. Bovendien kunnen ze in een eigen leefruimte woonvaardigheden opdoen. Het viel Maya op dat de cliënten een verschillende mate van betrokkenheid toonden bij hun leefomgeving en medebewoners. Maya: “Dat interesseerde mij. Navraag bij collega’s hierover, leerde mij dat cliënten geen betrokkenheid voelen als ze geen bezigheden hebben en heel de dag thuis zitten. Ik vond dit dermate interessant, dat ik hier mijn afstudeeronderzoek over wilde doen. Uiteindelijk heb ik onderzocht naar wat er nodig is om een thuisgevoel te creëren en welke rol professionals daarin kunnen spelen”. Middels een literatuuronderzoek ontdekte Maya dat het hebben van een thuisgevoel belangrijk blijkt te zijn. “Als je je ergens thuis voelt, dan brengt dat emoties als geborgenheid en veiligheid met zich mee. Cliënten die zich ergens thuis voelen, werken beter mee en zijn gemotiveerd in hun hulpverleningstraject.”

    "Ik ben er trots op dat ik een bruikbaar handelingsalternatief heb ontwikkeld."

    Maya Sandhir Oud-student Social Work

    Dagbesteding in de wijk

    Tijdens haar onderzoek merkte Maya dat cliënten in nachtopvang geen behoefte hadden aan een thuisgevoel en dat het ook bijna onmogelijk was om dit te creëren. “In de nachtopvang heb je weinig privacy, mag je beperkt persoonlijke spullen meenemen en heb je je aan een behoorlijke set regels te houden.” Voor specifiek die cliënten moest Maya dus op zoek naar een andere plek waar zij zich thuis zouden kunnen voelen. “Voor mij was het logisch om naar mogelijkheden te zoeken in de wijk. Uit interviews die ik deed met cliënten, ontdekte ik dat zij het leuk zouden vinden om een dagbesteding te hebben in de wijk en daar een netwerk op te bouwen.” Professionals herkenden dat en erkenden dat de betrokkenheid bij de wijk een positief effect zou hebben, maar tegelijk gaven zij aan dat er weinig samenwerking was met organisaties in de wijk. “Hun nadruk ligt in eerste instantie op het op orde krijgen van de basis en het regelen van de praktische zaken, zoals inkomen, schuldhulpverlening, eventueel verslavingshulp…  Er blijft dan geen tijd over om met de cliënt naar buiten te gaan.” Het onderzoek van Maya bestreek dus ineens twee zaken: een thuisgevoel creëren bij dak- en thuislozen en de samenwerking met de wijkkrachten stimuleren.

    Handelingsalternatief

    De interventie die Maya ontwierp, bleek redelijk voor de hand te liggen. “Ik ontwierp een handelingsalternatief dat nu onderdeel uitmaakt van de CVD home-methode. Tijdens de intake, waarin de ‘basis op orde zaken’ worden besproken, zit al een vraag over dagbesteding, maar die was nooit verplicht. Ik heb daar nu een verplicht onderdeel van gemaakt. Als blijkt dat er geen dagbesteding is, is het belangrijk om de cliënt te motiveren en te informeren over het belang hiervan en om aan te geven dat bezig zijn bijdraagt aan het thuisgevoel. Stapsgewijs werk je toe naar een bezigheid in de wijk voor de cliënt én een betere samenwerking met wijkkrachten. Omdat veel cliënten in de eerste paar weken geen behoefte hebben aan een vorm van dagbesteding of bezigheid, heb ik er een vierwekenplan van gemaakt. Na die vier weken is de basis op orde meestal afgerond en dan ervaren cliënten meestal ook wat meer ruimte in hun hoofd om zich bezig te houden met andere dingen. Vanaf dat moment is er dan een evaluatie en kan er ingezet worden op een dagbesteding, of werk, of een activiteit in de wijk, afhankelijk van de behoefte van de cliënt.” Maya is na haar afstudeerstage nu zelf een professional bij het CVD en het leuke is: haar toolkit wordt daadwerkelijk gebruikt. “Ik ben er trots op dat ik een bruikbaar handelingsalternatief heb ontwikkeld. Het afstudeeronderzoek was hard werken, maar het eindresultaat is het het waard geweest.”