Met gezinsprogramma’s wordt geprobeerd de taalontwikkeling van jonge kinderen te ondersteunen. Het is belangrijk dat deze programma’s goed in het gezin landen, maar in gezinnen met laag opgeleide ouders is dit onvoldoende. Dit blijkt uit het proefschrift ‘Effects of Family Literacy Programs, the role of implementatie quality’ van onderzoeker Sanneke de la Rie, dat zij op donderdag 15 november 2018 verdedigde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De inbedding van gezinsprogramma's kan op meerdere programma's verbeterd worden. Gezien de diversiteit van deelnemende gezinnen, is aandacht voor verschillen tussen ouders belangrijk, zowel bij het stellen van programmadoelen, als bij het gebruik van materialen, en tijdens de overdracht. Tot slot zouden toekomstige evaluatiestudies van gezinsprogramma’s meer aandacht moeten besteden aan implementatiekwaliteit om effecten te kunnen duiden.
De la Rie onderzocht drie elementen van gezinsprogramma’s: hoe trainers (bijvoorbeeld leerkrachten) een programma overdragen aan ouders, hoe getrouw ouders de programma-activiteiten uitvoeren en of ouders programma-principes ook toepassen in alledaagse situaties.
Uit haar literatuurstudie bleek dat in effectstudies naar gezinsprogramma’s weinig aandacht wordt besteed aan de verschillende aspecten van implementatiekwaliteit. Vooral de kwaliteit van de overdracht van programma’s aan ouders wordt vaak verwaarloosd.
Vervolgens deed ze onderzoek naar de effecten en implementatie van het Nederlandse gezinsprogramma VVE Thuis voor kleuters. Tot slot bekeek de la Rie of praatplaten en verhaaltjes, die in gezinsprogramma’s worden ingezet om rijke taal te ontlokken aan ouders en kinderen, hier daadwerkelijk in slagen.
Het onderzoek naar VVE Thuis bij 207 kleuters (groep 2) liet geen effecten zien op de taalontwikkeling van kinderen. Ook bracht het programma geen veranderingen bij ouders teweeg: effecten op de frequentie van geletterde activiteiten en de kwaliteit van interacties tijdens geletterde activiteiten ontbraken. Daarnaast bleek implementatiekwaliteit lager in lager opgeleide (waaronder anderstalige) gezinnen. De studie geeft belangrijke aanwijzingen voor het ontbreken van effecten: de overdracht door leerkrachten en de uitvoering door ouders waren niet optimaal. De vergelijking van de voorlees- en de praatplaat- activiteit liet zien dat beide geschikt zijn om ouder-kind interacties te stimuleren. Verrassend was dat vooral tijdens praatplaten kinderen actief bijdroegen aan het gesprek en dat zowel ouders als kinderen rijkere taal gebruikten.
Lees meer over het onderzoek van Sanneke de la Rie