Door Arjen van Klink. Gepubliceerd op 28-5-2021.
De verwachting (of hoop) is dat na de coronacrisis duurzaam ondernemen een verdere vlucht neemt. Mensen zijn zich meer bewust van hun gezondheid, het belang van onderlinge verantwoordelijkheid en de impact van hun consumptie op natuur, klimaat en arbeidsomstandigheden. Zo groeit de verkoop van duurzame voeding al geruime tijd met 20% per jaar. De uitwerking van duurzaam ondernemen kent vele vormen en nog een veel dilemma’s. Een interessant strategisch aspect is schaalgrootte: zijn schaalvoordelen vloeken in de kerk of een zegen in het licht van duurzaamheid?
Die vraag kwam bij mij de afgelopen weken op toen ik twee ondernemers sprak waar deze vraag nadrukkelijk, doch heel verschillend, naar voren komt. Beide ondernemers zijn internationaal actief in de agrarische sector. Ondernemer A koopt wereldwijd grondstoffen bij lokale boeren en verwerkt deze tot voedingsmiddelen, ondernemer B heeft in het buitenland eigen bedrijven voor veredeling en de teelt van jonge planten. Voor beide ondernemers is duurzaamheid een ‘must’: als familiebedrijven hechten zij aan goed ondernemerschap en willen zij hun bedrijf doorgeven aan de volgende generatie zo mogelijk met een positieve impact op de maatschappij. De bedrijven hebben al veel stappen gezet, maar zijn er nog niet – duurzaamheid is immers een bewegend doel.
Hoe groot is goed?
Het thema schaalgrootte – of anders geformuleerd ‘hoe groot is goed?’ – komt bij beide ondernemers naar voren als een strategisch dilemma. Het tuinbouwbedrijf heeft schaalgrootte nodig om rendabel te kunnen investeren in nieuwe teelttechnologie die milieuvriendelijk en veilig is (denk onder andere aan DNA-modificaties). Bovendien wensen machtige afnemers in Europa en wij als consumenten duurzame plantjes zonder er meer voor te betalen. Schaal is voor dit bedrijf derhalve een voorwaarde voor duurzaam ondernemen. Het voedingsbedrijf biedt zijn boeren kennis om beter te ondernemen en zo de productkwaliteit te verbeteren en de boer een beter inkomen te bieden. De consequentie is dat oogsten toenemen. Het bedrijf moet op zoek naar nieuwe markten en nieuwe productvarianten om dit volume af te kunnen zetten. Schaal is voor dat bedrijf dus een gevolg van duurzaam ondernemen.
Beide ondernemers stellen zich de vraag in hoeverre de schaal in productie en verkoop verantwoord kan toenemen. Is het te organiseren? Is er markt? Maakt het de bedrijven niet te kwetsbaar? Maakt het lokale gemeenschappen niet te afhankelijk? Stimuleert het geen (verdere) prijsdruk? Drukt het andere spelers niet uit de markt? Wat doet groei met impact op mens en milieu? Wat zijn de alternatieven en de consequenties wanneer gekozen wordt om niet verder te groeien?
Verandering van mindset
De vragen van deze ondernemers worden belangrijk voor veel bedrijven die duurzamer willen (en moeten) produceren. Schaalvergroting kan noodzakelijk zijn om investeringen in verduurzaming rendabel te maken, maar schaalvergroting kan ook negatieve effecten hebben en de ecologische en sociale voetafdruk vergroten. In elk geval staat ‘groei is goed’ ter discussie. En dat is de wortel aan de bijl van vrijwel alle bedrijfsstrategieën tot op heden. Alternatieve strategische scenario’s zijn denkbaar: bedrijven die kiezen voor lagere omzet en minder winst, bedrijven die productie en afzet regionaal organiseren, bedrijven die focussen op hoogwaardigere en duurdere producten, of bedrijven die met data-infrastructuur inzetten op ‘mass customization’. Het zal leiden tot wezenlijke verandering bij bestaande bedrijven. Niet alleen in hun productie, marketing en organisatie, maar ook in hun waarden en normen en in de mindset van hun stakeholders, zoals aandeelhouders, banken en medewerkers.
Het verhaal over schaal moet opnieuw worden geschreven. Dat begint bij ondernemers zoals A en B. Het is een geweldige kans om met hen en met onze studenten over dat nieuwe verhaal na te denken!
Deze column is geschreven door lector Next Strategy Arjen van Klink.