Menu
    English

    Expertisekring Taalbewust hoger onderwijs

    Steeds meer opleidingen zijn zich bewust van het belang van aandacht voor taal. Onvoldoende taalcompetentie van studenten kan leiden tot studievoortgangsproblemen, tot gevoel van uitsluiting en tot (start)problemen in de beroepspraktijk. Taal vormt het voertuig voor denken en leren, voor communicatie en voor persoonlijke en professionele ontwikkeling.

    Hoe kunnen opleidingsteams taal nu welbewust en betekenisvol inbedden in het curriculum? Het taalaanbod aan veel hogescholen kenmerkte zich lange tijd door een smalle invulling van taalbeleid; gericht op gericht op remediëring van de basistaalvaardigheden van taalzwakke studenten. Deze aanpak blijkt ontoereikend (Bonne & Casteleyn, 2022; Kuiper, 2018; Terlouw et al., 2019). Opleidingen erkennen steeds meer het belang van een bredere invulling, waarbij aandacht voor taalontwikkeling is geïntegreerd in het curriculum en gericht op alle studenten, met een verbinding van taalleren met de vakinhouden van de opleiding, en waar nodig met flankerende opvang op maat. Deze uitvoeringsprincipes bieden bovendien verschillende ingangen om met taalbewust onderwijs aan de slag te gaan. Er is geen voorgeschreven volgorde. Ons advies is: kijk hoe en waar uitvoeringsprincipes aansluiten bij wat er al gebeurt binnen het team en de opleiding en waar de behoeften liggen: wat is de visie op leren, op cursusopbouw, toetsen of studentbegeleiding? Met welke andere beleidsontwikkelingen of innovatieprojecten is het team al bezig? Waar vinden we aansluiting met, en ingangen voor het werken aan taal, en aan de verbinding van taal met het leren van onze studenten?

    Uitvoeringsprincipes (werktitel)

    van expertisekring Taalbewust hoger onderwijs

    Beschouw het stimuleren van de taalontwikkeling van studenten als een collectieve verantwoordelijkheid.

    De centrale rol van taal bij denken en leren enerzijds, en het belang van talige beroepscompetenties voor de beroepsuitoefening anderzijds, maken van taalontwikkeling een kernaspect van (beroeps)onderwijs. Als beroepsvakdocenten, onderwijskundigen en taaldocenten hun specifieke expertise inbrengen bij de gezamenlijke ontwikkeling van cursussen en leerlijnen, ontstaat krachtig taalbewust beroepsonderwijs. De verantwoordelijkheid voor taal ligt bij ons allemaal.

    Verbind aandacht voor taal met (andere) vakinhoud en met beroepsleerdoelen  

    Bij een taal-en-vakgeïntegreerde aanpak kunnen taal- en andere leerinhouden elkaar versterken. We kunnen inhoud immers niet los zien van hoe die inhoud wordt benoemd, gedemonstreerd, geïnterpreteerd, overgedragen en uitgewisseld, tijdens leeractiviteiten binnen het onderwijs, in de stage en in de beroepspraktijk. Daarbij kent ieder beroepsdomein eigen manieren van communiceren over vakinhoud; vakspecifiek jargon, vakeigen teksttypen,  vormen van redeneren en verslaglegging.

    Bovendien vindt taalontwikkeling optimaal plaats in authentieke en betekenisvolle taalgebruikscontexten: studenten kunnen het best aan hun taalcompetentie werken door vaardigheden in samenhang te oefenen, gekoppeld aan vakinhoud en het leren uitvoeren van functionele beroepstaken. Dan is er sprake van contextrijke leersituaties waarin de taal er echt toe doet. Taaltraining los van het inhoudelijke curriculum leidt in de praktijk vaak tot oefening in betekenisloze deelvaardigheden en een gebrek aan ‘transfer’. Studenten zijn dan niet in staat om het geleerde ook te benutten in relevante gebruikscontexten. Verbinding van talige taken aan vakinhoud bevordert daarentegen zowel het vakinhoudelijk leren als de taalontwikkeling van studenten.

    Het is dus van belang dat er juist in de vakinhoudelijke onderdelen van het curriculum aandacht is voor taalgebruik - in lessen, toepassingsopdrachten, studiemateriaal en toetsing -  en dat studenten binnen die onderdelen kunnen werken aan de ontwikkeling van de benodigde studie- en beroepstaalvaardigheden.

    3. Verwerf als team inzicht in het kenmerkende taalgebruik binnen het beroepsdomein en in de beoogde taalcompetentieontwikkeling gedurende de opleiding.  

    Uitvoeringsprincipe 2 vereist goed zicht op de manier waarop taal binnen de opleiding en in het vakgebied gebruikt wordt. Het is van belang dat docenten en andere opleiders het antwoord kennen op vragen als: wat zijn voor deze opleiding de taalcompetenties die studenten nodig hebben om succesvol te zijn in hun studie en in het beroep? Welke talige taken en beroepsproducten zijn relevant in het beroepsdomein en hoe ziet een goede uitvoering daarvan eruit? En ook: welke kenmerken of elementen van dat vakspecifieke taalgebruik zijn vaak lastig voor studenten, en welke ontwikkeling moeten zij doormaken tijdens de opleiding? Deze inzichten kunnen bijvoorbeeld verkregen worden door het verzamelen en gezamenlijk analyseren van veelgebruikte tekstmaterialen en veelvoorkomende activiteiten uit de beroepspraktijk, of door beroepsbeoefenaars te (laten) interviewen. Het kan daarnaast goed werken om studenten ook zelf talige beroepstaken en -producten in kaart te laten brengen. Op grond van deze inzichten kan aandacht voor taal gericht meegenomen worden bij de uitwerking van leerlijnen in de opleiding. Het gaat dan om zowel het vormgeven van geschikte, realistische oefen- en assessmenttaken met gebruik van authentiek materiaal, als om het plannen van gerichte instructie en adequate ondersteuning bij het taalgebruik en de vaktaalverwerving.

    Taaldocenten – indien aanwezig in het team – zijn de specialisten waar het gaat om de ontwikkeling van de algemene academische taalvaardigheid, en van taalleerprocessen en het stimuleren van taalontwikkeling in het algemeen. Zij kunnen collega’s helpen talige kenmerken van beroepstaken te identificeren, oog te krijgen voor genreverschillen en vakspecifiek taalgebruik, en voor aspecten die een tekst of taaltaak complexer maken. Verder kunnen zij een beeld geven van het te verwachten taalcompetentieniveau van instromende studenten, veelvoorkomende hiaten en algemene taalleerbehoeften, en helpen bepalen wat past in een taalbewuste invulling van het curriculum en wat meer thuishoort in een flankerend deficiëntietraject. .

    Zorg voor een rijk aanbod aan beroepstaal tijdens studie- en onderwijsactiviteiten en hanteer een ‘taalontwikkelende vakdidactiek’.

    Studenten kunnen de voor opleiding en beroep vereiste talige hogere-orde-vaardigheden alleen ontwikkelen wanneer in het onderwijs daadwerkelijk aandacht en ruimte is voor de kennismaking met typerende beroepstaal, voor expliciete instructie en feedback op taalgebruik, voor gerichte oefening met talige (vak)taken en school- of vaktaal, en voor feedbackverwerking, revisie en herhaling. Concreet betekent dit dat studenten tijdens studie- en onderwijsactiviteiten veelvuldig actief bezig kunnen zijn met talige leerstof: veel aan het lezen, spreken en schrijven zijn en veel samenwerken aan uitdagende denkactiviteiten en toepassingsopdrachten. Docenten lokken hierbij gericht school- en vaktaalproductie uit en bieden allerhande vormen van ‘taalsteun’, bijvoorbeeld door talige doelen en eisen te benoemen, door het aanreiken van goede voorbeelden en formats van taaltaken, door talige activiteiten hardop denkend voor te doen (‘modeling’), door taalleerstrategieën aan te bieden en te bespreken, en door taaluitingen van studenten te becommentariëren, te bevragen en te (helpen) herformuleren.

    Stimuleer de ontwikkeling van het taalbewustzijn van studenten. 

    Reflectie op taaltaken speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het zelfregulerend vermogen bij de uitvoering van die taken. Taalcompetentie steunt op inzicht. Creëer daarom behalve oefenruimte ook ruimte voor reflectie van studenten op hun taalcompetentie en -ontwikkeling, en op de rol van taal in de studie, de maatschappij en het beroep. Het gaat daarbij ook om het stimuleren van een positieve talige grondhouding en een open houding ten opzichte van talige en culturele diversiteit.

    De ontwikkeling van taalbewustzijn van studenten vormt een voorwaarde voor het kunnen en willen werken aan hun taalontwikkeling en voor het discipline-overstijgend en intercultureel leren/kunnen samenwerken. Docenten kunnen hierbij een voorbeeldfunctie vervullen. Om het taalbewustzijn van studenten te kunnen stimuleren is het daarom ook van belang dat docenten zich bewust zijn van hun eigen taalcompetentie en van hun functie als rolmodel.

    Organiseer kennisdeling en gezamenlijke professionalisering rondom taalbewust onderwijs.

    Het werken aan een krachtig taalbewust curriculum vraagt om een goed ontwikkeld taalbewustzijn en adequate handelingsbagage, van zowel individuele docenten als van het team als geheel. Maak het thema taal daarom een structureel gespreksonderwerp in het team en onderdeel van het professionaliseringsplan. Agendeer het op professionaliseringsdagen; werk gezamenlijk aan de ontwikkeling van lesmateriaal en de beoordeling van studentenproducten; wissel ervaringen uit; nodig elkaar uit in elkaars lessen; werk samen met de taalonderwijsprofessionals van de hogeschool. Een professionele leergemeenschap is daarbij een stimulerende organisatievorm.

    Bed bovenstaande uitvoeringsprincipes in in opleidingsbreed taalbeleid, als onderdeel van integrale curriculumontwikkeling.

    Aan alle keuzes die een team maakt ten aanzien van de inrichting van taalbewust onderwijs, ligt het taalbeleid van de opleiding ten grondslag. Dat taalbeleid begint met een opleidingsvisie op taal. Een opleidingseigen visie is nodig omdat de rol van taal in de studie en in het beroep per opleiding verschilt. Deze visie kan voortvloeien uit het denken en werken aan de principes 1 tot en met 5 en – indien aanwezig -  uit een taalvisie op instituutsniveau. Ook de hogeschoolbrede taalvisie biedt hiertoe een fundament.  Vanuit de eigen taalvisie kan het team werken aan opleidingsbeleid.

    Het taalbeleid van de opleiding veronderstelt afstemming over de inbedding van talige taken in een samenhangend curriculum. Maak afspraken over de opbouw in complexiteit van die taken, over de ruimte voor oefening, instructie, feedback en toetsing. Beschouw daarbij de taalontwikkeling van de studenten als onderdeel van een doorlopende lijn. Houd dus rekening met de startpositie van studenten (talige diversiteit en instroomroutes) en met de vereisten van het werkveld (principe 3).

    Maak ook afspraken over de rollen en verantwoordelijkheden van zowel de beroepsvakdocenten als - indien aanwezig in het team - de taalspecialist(en) in de opleiding. Leg deze componenten vast in opleidingsbreed taalbeleid ten behoeve van duurzame verankering van taal in het curriculum.