Mentaal welbevinden tijdens de eerste klassen van de middelbare school
Met behulp van subsidies van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, Citylab010 en Regieorgaan SIA (SIA KIEM en Innofest X SIA 2022) onderzoekt het Happy Friends, Positive Minds consortia sinds 2018 onder welke omstandigheden excessief co-rumineren over negatieve emoties en zorgen en problemen (emotie-regulatie) bij meisjes tijdens de vroege adolescentie leidt tot de ontwikkeling van depressieve klachten en zelfs tot onderlinge depressiebesmetting. Patricia Vuijk en Ron Weerheijm hebben de resultaten van de literatuurstudie beschreven in een artikel dat binnenkort in Kind en Adolescent Praktijk verschijnt (nummer 3). Op basis van de resultaten van de literatuurstudie, observatieonderzoek en hackatons ontwikkelen we een stepped-care, blended depressiepreventie-programma voor scholen voor voortgezet onderwijs en trainingsmodules voor professionals. De App je Happy app is onderdeel van de universele component van deze interventie.
Vanuit preventief oogpunt is het erg belangrijk om jongere meisjes te ondersteunen bij het aanleren van gezonde emotie-regulatiestrategieën binnen hun vriendschappen.
Waarom starten we onderzoek naar meisjes in groep 7 en 8 van de basisschool?
Sommige meisjes zijn vanwege de aard van hun vriendschappen al tijdens de late kindertijd verhoogd kwetsbaar voor het ontwikkelen van een emotie-regulatiestrategie die wordt gedomineerd door excessief co-rumineren. Vanuit preventief oogpunt is het daarom erg belangrijk om jongere meisjes te ondersteunen bij het aanleren van gezonde emotie-regulatiestrategieën binnen hun vriendschappen. In de RAAK PRO studie staat de vraag centraal hoe bovenbouwmeisjes van de basisschool met problematische (real-life en online) vriendschapsdynamieken vroegtijdig door schoolprofessionals kunnen worden gesignaleerd en preventief en effectief kunnen worden ondersteund in het bouwen en onderhouden van gezonde vriendschapsrelaties. De wetenschappelijke kennisbasis is op dit moment echter nog beperkt. We onderzoeken daarom met behulp van geavanceerde ecological momentary assessment-technieken de aard van real-life en online dagelijkse (volatiele) vriendschapsdynamieken tussen meisjes, en bestuderen de wisselwerking met hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren en persoonlijkheids- en communicatiekenmerken van meisjes en ouders en factoren in de thuissituatie en klassen van meisjes. We onderzoeken deze verbanden eveneens bij meisjes van ouders met een chronische fysieke beperking, omdat zij mogelijk extra moeilijkheden ervaren bij het bouwen en onderhouden van positieve vriendschappen. De resultaten van deze studie voorzien in een solide wetenschappelijk fundament waarmee we vervolgens via co-creatie/co-design tussen wetenschappelijk-klinische experts, schoolprofessionals, ouders en meisjes een gepersonaliseerd, blended eHealth interventieprogramma kunnen ontwikkelen. We ondersteunen basisscholen bij de implementatie van dit programma en onderzoeken de gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit met behulp van een Cluster Randomized Trial. De onderzoeksresultaten worden ingebed in de curricula van betrokken opleidingsinstituten en worden via aangesloten Samenwerkingsverbanden PO, Academische Werkplaatsen, Centra voor Jeugd en Gezin en patiëntenorganisaties landelijk toegankelijk en toepasbaar gemaakt voor basisscholen.
Consortium
Het consortium bestaat uit Hogeschool Rotterdam, Vrije Universiteit Amsterdam, Radboud Universiteit, Coventry University, University of Missouri, YipYip, Gemeente Rotterdam, Koers VO, Samenwerkingsverband Passend Onderwijs RIBA, BSI Scholennetwerk, BLICK op Onderwijs, CjG Capelle aan den IJssel, Coachen met Beeld, SBH Nederland, CP Nederland en Dwarslaesie Organisatie Nederland.
Samenvatting
Basisscholen van samenwerkingsverbanden RIBA en BLICK op onderwijs en ScholenNetwerk BSI verenigen zich in hun zorgen over problematische vriendschapsdynamieken tussen bovenbouwmeisjes en de negatieve impact op hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren. Schoolprofessionals en ouders zien dat sommige meisjesvriendschappen worden gekenmerkt door weinig onderling vertrouwen, weinig stabiliteit en ruzies. Zij zijn verontrust over de negatieve emoties die deze vriendschapsdynamieken bij meisjes veroorzaken. Het baart hen zorgen dat sommige meisjes deze emoties vervolgens excessief bespreken met vriendinnen (co-rumineren), wat hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren verder aantast. Dochters van ouders met een chronische fysieke beperking lijken deze vriendschapsproblematiek bovengemiddeld te ervaren.
Schoolprofessionals ervaren ernstige handelingsverlegenheid bij het voorkomen en doorbreken van dit negatieve ontwikkelpad. Zij missen een interventieprogramma waarmee meisjes systematisch en effectief begeleid kunnen worden bij het opbouwen en onderhouden van positieve vriendschapsrelaties. Met voorliggende studie werken we aan de ontwikkeling van dit interventieprogramma. Via (1) analyses op bestaande data verkrijgen wij eerste inzichten in verbanden tussen vriendschapsdynamieken, emotioneel welzijn en schoolfunctioneren bij bovenbouwmeisjes. Met (2) een dagboekstudie brengen wij de aard van real-life en online vriendschapsdynamieken tussen bovenbouwmeisjes in kaart. Met behulp van (3) een longitudinale observatiestudie onder vriendinnenkoppels observeren wij microprocessen van co-rumineren. In deelstudies 2 en 3 toetsen wij verbanden met emotioneel welzijn en schoolfunctioneren. We includeren hiertoe een potentieel hoog-risicogroep (dochters van ouders met fysieke beperking) en gemiddeld-risicogroep (dochters van ouders zonder beperking). We (4a) benutten de resultaten van deze deelstudies om via co-creatie/co-design tussen wetenschappelijk-klinische experts, schoolprofessionals, ouders en meisjes een gepersonaliseerd, blended eHealth interventieprogramma te ontwikkelen. We (4b) ondersteunen scholen bij de implementatie van dit programma en (5) onderzoeken de gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit met behulp van een Cluster Randomized Trial. De onderzoeksresultaten worden ingebed in de curricula van betrokken opleidingsinstituten en worden via een Kennisknooppunt en aangesloten Academische Werkplaatsen, Centrum voor Jeugd en Gezin en patiëntenorganisaties landelijk toegankelijk en toepasbaar gemaakt voor basisscholen.