Menu
    English

    Taal in het beroep in de gezondheidszorg

    Interview met lector Zorg voor Communicatie

    10 juli 2020

    In de gezondheidszorg speelt taal een belangrijke rol. Studenten leren vanaf jaar 1 hoe ze zich bewust worden van deze rol en hoe ze met taal kunnen omgaan. Lector Karin Neijenhuis en docent communicatievaardigheden Corrie Lodewikus vertellen er meer over.

    Karin Neijenhuis is lector Zorg voor Communicatie en docent bij de opleiding Logopedie, welke rol speelt taal in haar werk? Karin: “Taal is een onderdeel van communicatie. Communiceren doen we automatisch en onbewust, daar denken we niet over na. Pas op het moment dat je gesprekspartner moeite heeft met communiceren, bijvoorbeeld omdat diegene slechthorend is, niet kan praten of niet kan begrijpen wat je zegt – zoals een heel jong kind – merk je dat er extra zorg nodig is. De ‘zorg’ in de titel van mijn lectoraat is tweeledig: je maakt je zorgen om en je zorgt voor communicatie. Je zorgt ervoor dat de cliënt weer kan communiceren. Logopedisten hebben verschillende gereedschappen om aan de ‘kwetsbaarheid in het communiceren’ te werken.”

    Taal als tool
    Is taal één van deze tools? “Dat klopt”, zegt Karin. “De meeste mensen verstaan onder ‘taal’ de didactische kant van taal, het leren lezen, spreken en schrijven. In het beroep van logopedist is de opvatting van ‘taal’ complexer en uitgebreider. Voor logopedisten is de sociale interactie die plaatsvindt door middel van taal het belangrijkste. Dan gaat het niet alleen over de gesproken en geschreven taal maar ook over gebarentaal, non-verbale communicatie en wat verder bijdraagt om te communiceren met de ander. Voor ons valt dat allemaal onder ‘taal’.

    Wij werken aan de taal van de ander en daarom leren wij in de opleiding ook hoe je taal verwerft, hoe je je taalvermogen kunt verliezen en weer terugkrijgen. Je leert technieken voor hoe je het gebrek aan communicatievermogen kunt herstellen of compenseren. Je kunt de taal bijvoorbeeld op een andere manier tot je beschikking krijgen, door te werken met een hulpmiddel, zoals een aanwijsboek of een iPad. Voor de logopedist is taal zowel het doel van de therapie als het middel dat je gebruikt om het doel te bereiken.

    Door praten, het uitleggen van oefeningen, geef je de cliënt toegang tot taal. Op de opleiding zijn er ook weleens discussies over hoe goed de student zelf de taal en de uitspraak ervan moet beheersen. Kan een student die slist bijvoorbeeld een logopedist zijn? Naar mijn idee ligt het eraan welk probleem een cliënt heeft. Als je goed contact kunt maken met je cliënt, met non-verbale communicatie en goed luisteren, als je goed kunt uitleggen en daardoor iemand kunt helpen, dan vind ik dat belangrijker dat iemand perfect spreekt. Het doel van de logopedist is de cliënt zijn eigen stem (terug) geven.”

    Meertaligheid of meer taligheid?
    In het superdiverse Rotterdam komt er een extra dimensie bij als het gaat om taal, namelijk meertaligheid. Karin: “Als je als logopedist aan de slag gaat in de stad dan krijg je vaker te maken met cliënten die het Nederlands niet goed beheersen. Dan is meertaligheid een pré, er is behoefte aan meertalige logopedisten. Het niet of niet goed beheersen van de taal is een complicerende factor bij het vaststellen waarom iemand niet goed communiceert. Als het bijvoorbeeld gaat om een kind, dan kan een meertalige logopedist door onder meer te spreken met de ouders vaststellen of het gaat om een taalachterstand of een taalstoornis. Omdat meertalige logopedisten zowel in de moedertaal en het Nederlands kunnen communiceren, kunnen zij diagnosticeren, behandelen en doorverwijzen in beide talen. Logopedisten kunnen een rol spelen bij het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid. In de opleiding besteden we ook aandacht aan wat er gebeurt er als een kind meertalig opgroeit, hoe hij of zij deze talen verwerft.”

    Ook bij de opleiding Verloskunde heeft taal een plek in het curriculum. Corrie Lodewikus (docent, stagebegeleider en slc’er) vertelt hoe taal bij haar opleiding  een rol speelt. “We maken onze studenten vooral bewust van het effect van taal, van hoe iets overkomt”, zegt ze. “Denk bijvoorbeeld aan hoe je je cliënt voorbereidt op prenatale testen. Je kunt zeggen ‘er is een risico op een kind met Down-syndroom’ maar ook ‘de kans bestaat dat…’ Dat komt op de cliënt heel anders over. Je bent daarmee, helemaal onbedoeld, sturend in je communicatie. Ook het gebruik van jargon kun je het beste vermijden, tenzij je met medisch onderlegde mensen overlegt. Dat kan gaan om iets kleins als ‘er is een positieve testuitslag’. Mensen denken dan al snel ‘o, dat is goed’, terwijl het betekent dat ‘hetgene waarop getest werd bevestigd is’ en bijvoorbeeld uitwijst dat iemand een ziekte heeft.”

    Taalachterstand en laaggeletterdheid
    “Wat we verder doen”, legt Corrie uit “is studenten bewust maken van hun vanzelfsprekendheden. Dat mensen die laaggeletterd zijn of beperkte taalvaardigheden hebben, enkel mensen zijn met een niet-Nederlandse achtergrond bijvoorbeeld, klopt niet. Er zijn expats die misschien (nog) geen Nederlands spreken maar wel erg talig zijn, en er zijn autochtone Nederlanders die weinig tot geen onderwijs hebben genoten. In het gesprek met de cliënt check je daarom altijd hoe iets wat je zegt bij iemand valt. Voor mijzelf was het een eye-opener dat we soms gemakkelijk gebruikmaken van beeldspraak. Als je zegt ‘Dat is een stok achter de deur’, verwacht je niet dat iemand dit letterlijk neemt. We spreken vaak niet van een taalachterstand maar van beperkte taalvaardigheden.”

    Hoe communiceer je dan met mensen van wie de taalvaardigheid minder goed ontwikkeld is? “We maken dan gebruik van beeldmaterialen. De Stichting Pharos heeft materiaal met visuele uitleg van gezondheidsonderwerpen. Over de risico’s van roken bijvoorbeeld, ook over corona hebben ze inzichtelijk gemaakt wat je moet doen en laten om de verspreiding van het virus te remmen.”

    “Bewustwording is het belangrijkste, en dat leren studenten door te doen. Een belangrijk onderdeel in het vak communicatievaardigheden is het oefenen met gesprekken. In kleine groepjes geven ze elkaar voorlichting of bespreken een onderwerp dat te maken heeft met zwangerschap. Hoe komt jouw uitleg over? Hoe zou jij het anders zeggen? Het draait er allemaal om dat je je communicatie kunt aanpassen aan de cliënt die je voor je hebt. Wat we in de les leren daar kunnen ze op de stage mee oefenen doordat de verloskundige met wie ze meelopen feedback geeft.”

    Interprofessioneel
    Het Instituut voor Gezondheidszorg heeft bij elke opleiding  een taalcoördinator aangesteld, eerstejaars doen aan de start van de opleiding een taaltoets, studenten die het niet halen krijgen ondersteuning. Verder werken de opleidingen eraan om een interprofessioneel aspect in de curricula te brengen, dus in een vak of minor samen vanuit verschillende beroepen bekijken hoe taal in het beroep gebruikt en verbeterd kan worden. Waarom is het wenselijk om als opleidingen meer gezamenlijk naar de invulling van het beroep te kijken? Karin: “Het is goed om iets van elkaars beroep te weten, bijvoorbeeld voor doorverwijzing. Het project Met Taal Vooraan uit het lectoraat is een goed voorbeeld. Pedagogisch medewerkers krijgen coaching van logopedisten op het gebied van taalstimulering bij kinderen. Meestal werkt een logopedist één-op-één met een kind. Als pedagogisch medewerkers ook het één en ander afweten van taalaspecten door de begeleiding die ze van logopedisten krijgen, dan kunnen zij die aspecten in hun groepen meenemen. Daar profiteren dan veel meer kinderen van dan alleen degenen die individuele begeleiding van de logopedist krijgen.”

    Neem voor meer informatie contact op met het lectoraat Zorg voor Communicatie.

    Artikel van Hoedoejijdat.hr.nl.