Een opvallend voorbeeld van zo’n verzamelpand voor uiteenlopende soorten ondernemers is het Groothandelsgebouw, geopend in 1953 en nog steeds een goede accommodatie voor veel ondernemingen van uiteenlopende aard op een centrale plek in de stad. Het gebouw is inmiddels rijksmonument en wie het prachtige pand bezoekt valt op dat er zichtbaar veel aandacht is voor onderhoud en beheer.
De verandering in de aard van de Rotterdamse economie, de geleidelijke verschuiving van maakindustrie naar dienstverlening, laat ook haar sporen na in de ontwikkeling van collectieve panden voor de huisvesting van ondernemers. Naast de algemene ontwikkeling van nieuwe kantoorlocaties op verschillende plaatsen in de stad (in het centrum, op met de auto goed bereikbare plekken als Trivium etc.) werd vanaf de jaren ’90 een concentratiebeleid ontwikkeld voor de huisvesting van creatieve ondernemers.
Voor Rotterdam is het relatief nieuw om zich als culturele stad te manifesteren. Lange tijd lag de focus van het stedelijke economische beleid vrijwel volledig op de haven en havengerelateerde industrie en bedrijvigheid. Door het verlies van werkgelegenheid in de haven als gevolg van de containerisatie en het wegtrekken van de industrie was het bijstellen van dit beleid onvermijdelijk en kon de culturele sector op meer aandacht rekenen. Culturele Hoofdstad Rotterdam in 2011 onderstreepte luid en duidelijk de samenhang van cultuur en economie. Stimulering van de creatieve industrie werd in 2004 officieel speerpunt van het gemeentelijke economisch beleid, naast de havenindustrie en het medische cluster. De ontwikkeling van ‘verzamelpanden’ voor dit type ondernemer is onderdeel van dat beleid
Een vroeg voorbeeld van gemeentelijke actie op dit terrein is de ontwikkeling van het 25KV-gebouw. Een oude elektriciteitscentrale op de Lloydpier werd omgebouwd en uitgebreid tot een centrum voor mediagerelateerde industrie, met inbegrip van een forse studioruimte voor televisie- en filmopnames. Een groot aantal ondernemers in de sfeer van mediaproductie en –distributie vestigden zich in dit pand, met de expliciet geformuleerde verwachting dat geconcentreerde huisvesting van deze ondernemers de onderlinge wisselwerking positief zou beïnvloeden. Doordat de ondernemers elkaar makkelijker kunnen vinden, zou de samenwerking binnen de bedrijfskolom media versterkt worden en dus een meeropbrengst voor alle ondernemers kunnen genereren. Al snel werden ook andere infinitieven genomen om oude complexen op te knappen. De Van Nellefabriek is een mooi en grootschalig voorbeeld, de Machinist een recentere. Gebouw Puntegale valt op door zijn nadruk op de woonfunctie, evenals het oude pand van de Raad van Arbeid. Het Chefaropand werd omgebouwd tot centrum van ondernemers in de muziekbranche. Door dit type investeringen krijgen oude, vaak monumentale panden een tweede leven en dragen, naast hun economisch belang, bij aan de revitalisering van het stadsbeeld.
Al snel begonnen ook buiten de gemeente om andere beheerders van onroerend goed brood te zien in het ontwikkelen van verzamelpanden voor ondernemers in de creatieve sector. Met name door de leegstand van onroerend goed in het centrum en de verwachting dat de heersende economische crisis nog wel even zal aanhouden worden leegstaande panden voor tijdelijk gebruik herontwikkeld en na een eenvoudig opknapbeurt en voor relatief lage bedragen verhuurd aan creatieve ondernemers die weliswaar minder huurbescherming hebben (door een korte opzegtermijn) maar die daar, omdat ze over het algemeen weinig investeren in hun werkplekken, weinig moeite mee hebben. Veel creatieve arbeid heeft niet veel meer nodig dan een bureau, een vergaderplek, een internetaansluiting en een koffiehoek voor sociaal contact. Veel leegstaande panden zijn met beperkte investeringen om te toveren tot ‘broedplaatsen’ voor een nieuw type ondernemer die niet gediend is van luxe natuursteen, gladde balies en een inpandige palmentuin.
Broedplaatsen voor de creatieve klasse
Steden hebben altijd grote aantrekkingskracht uitgeoefend op kunstenaars en andere creatieve beroepsbeoefenaren, waardoor het stedelijk milieu gezien kan worden als ‘cultuurproducent’. Ongeveer tien jaar geleden nam de aandacht voor de creatieve stad en de ‘creatieve klasse’ sterk toe, door de publicatie van ‘The Creative City’ door Charles Landry en ‘The Rise of the Creative Class’ van Richard Florida. Hierop volgde de erkenning dat in onze postindustriële samenleving de economische nadruk binnen de ‘nieuwe economie’ en de sterk groeiende dienstensector in toenemende mate op de creatieve beroepen zou komen te liggen: creativiteit wordt gezien als het kapitaal van de toekomst en is een van de motoren geworden waar de economie op draait. Kunstenaars, designers en creatieve ondernemers bezitten dit creatieve kapitaal. Voor het voeden en versterken van de creatieve klasse is een dynamische stedelijke omgeving, waarin de kunst en cultuur de ruimte krijgen, onontbeerlijk. Landry omschrijft een creatief milieu als een fysieke plek waar een kritische massa aan designers, kunstenaars, ondernemers, intellectuelen, sociaal-activisten, studenten, wetenschappers en anderen kunnen werken in een open-minded, kosmopolitische context en waar persoonlijke interactie kan resulteren in de creatie van nieuw cultuurgoed, nieuwe ideeën en innovatie. Verzamelpanden, vaak ook broedplaatsen genoemd, vormen aldus een essentieel onderdeel van de creatieve stad. Diverse Nederlandse gemeenten zijn dan ook actief de vestiging van broedplaatsen gaan stimuleren.
Veel broedplaatsen ontstaan spontaan doordat creatieven besluiten op een bepaalde locatie samen een studio of bedrijf te vestigen en er soms zelfs te gaan wonen. Veel creatieve verzamelpanden zijn ontstaan vanuit de aantrekkingskracht van karakteristieke gebouwen. Bekende voorbeelden hiervan zijn de Van Nelle Ontwerpfabriek in Rotterdam, de Westergasfabriek in Amsterdam en de vele grote oude schoolgebouwen die atelierpanden zijn geworden.
Oudere broedplaatsen zijn vaak begonnen in kraakpanden die later veelal gelegaliseerd zijn. Als gemeenten het ontstaan van broedplaatsen willen stimuleren, is het dan ook vaak voldoende om te vertrouwen op het zelforganiserende vermogen van creatieve beroepsbeoefenaren en voornamelijk voorwaardenscheppend bezig te zijn, bijvoorbeeld door te zorgen voor gunstige wijzigingen in het bestemmingsplan en aantrekkelijke huren. De creatieven kunnen vervolgens hun eigen omgeving ontwikkelen.
De belangrijkste kenmerken van een creatieve broedplaats zijn:
- werk- en oefenruimten (en eventueel woonruimte) voor de doelgroep
- de mogelijkheid voor een mix van functies binnen het gebouw
- een mix van creatieve disciplines
- een afdoende schaalgrootte die deze mix ondersteund
- een betaalbare huur
Broedplaatsen elders in Nederland
Amsterdam
Van oudsher zijn er veel broedplaatsen in Amsterdam. Dit komt onder meer door de combinatie van de aanwezigheid van veel grote oude in onbruik geraakte gebouwen en een levendige culturele scene waar studenten van de kunstvakscholen en vele krakers deel van uitmaken. Bovendien is de afzetmarkt voor de producten en diensten van kunstenaars en andere cultuurproducenten in verhouding tot andere steden groot, omdat Amsterdam een relatief rijke stad is. Dit laatste heeft echter ook een keerzijde, want in de jaren 1990 werd geconstateerd dat kunstenaars en creatieven door de druk op de onroerendgoedmarkt en de herontwikkeling van de oude stadswijken veelal geen plek meer konden vinden om te wonen en te werken. Omdat het stadsbestuur inzag dat deze ontwikkeling op termijn kon resulteren in een verschraling van het culturele aanbod en van de levendigheid in de wijken, werd besloten de totstandkoming en instandhouding van broedplaatsen te bevorderen. Bureau ‘Broedplaats Amsterdam’ werd in 2000 opgericht en kreeg de opdracht om betaalbare (woon- en) werkruimten te realiseren voor kunstenaars en/of culturele ondernemers.
Voorbeelden van succesvol gerealiseerde broedplaatsen zijn het enorme Volkskrantgebouw, met 10.000m2 de grootste broedplaats van Nederland, en het Petersburggebouw in het centrum van de stad waar een deel van de oud-studenten van de masteropleidingen van het Sandberginstituut een studio kunnen huren.
Den Haag
Ook Den Haag heeft een, bescheiden, broedplaatsenbeleid. In Den Haag wordt bekeken of het mogelijk is om bijzondere locaties zoals voormalige kerk- of schoolgebouwen als broedplaats te herontwikkelen. Een voorbeeld hiervan is het nieuwe onderkomen voor de bewoners van kraakbolwerk ‘de Blauwe Aanslag’, in een voormalige HBS aan de Waldeck Pyrmontkade, genaamd ‘Grote Pyr’. In dit gebouw gaan wonen, werken, cultuur en horeca samen.
Geschiedenis van de Maassilo in Rotterdam
De aanleg van de Maashaven was in 1905 voltooid en werd gevolgd door de bouw van de omliggende woonwijken, waaronder de Tarwewijk, waarin vele haven- en industriearbeiders kwamen te wonen. Het oudste gedeelte van de Maassilo werd in 1910 gebouwd op de zuid-oost hoek van de Maashaven en is niet te missen: het gebouw torent hoog boven de omgeving uit. Het markante gebouw van de Graan Elevator Maatschappij was 20 meter hoog en was indertijd de grootste graansilo van Europa. Daarna was de silo een symbool van de groei van de haven en de havengerelateerde bedrijvigheid ‘op Zuid’ en een belangrijk onderdeel van het graancluster in Rotterdam Zuid. Omdat de graansilo al snel te klein was, bestaat het huidige complex uit meerdere tegen elkaar aan gebouwde silo’s, bedrijfsgebouwen en graanelevators.
Bouw verschillende delen Maassilo (illustreren- zie materiaal Robbert)
- 1910: J.P. Stolk (architect van o.a. het Hulstkampgebouw): 1e silo: groot rechthoekig massief gebouw;
- 1930: Brinkman & Van der Vlugt (Van Nelle Fabriek, huis Sonneveld): 2e silo: 2e grote vierkante gebouw (iets hoger) en toren;
- 1951, 1956: A.G. en J.D. Postma: 3e silo en werkplaats: lange, smallere gebouw aan Brielselaan en gebouw technische dienst;
- 1963: H. Haan: kantoorgebouw, gedeeltelijk boven het water.
Door de aanleg van het Botlek gebied en de voortschrijdende containerisatie trok de haven vanaf de jaren 1970 richting Noordzee. Hierdoor nam het gebruik van de Maassilo af en werd de silo alleen nog maar gebruikt als extra opslagcapaciteit voor graan. Op 31 juli 2003 werd het gebruik als opslagplaats beëindigd en werd de silo verkocht aan het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, waarmee de gemeente eigenaar van het pand werd. Het OBR had op dat moment geen duidelijk doel voor ogen met de aankoop, maar kocht de silo vanwege de ligging en de cultuurhistorische waarde. Het OBR sloot sloop van het complex niet uit, maar uit onderzoek bleek dat het neerhalen van het complex met zijn dikke betonnen wanden zeer kostbaar zou worden. Er moest dus bij voorkeur een nieuwe gebruiksbestemming voor de silo gevonden worden. Dit gebeurde stukje bij beetje.
Omdat de Maassilo zo gigantisch is, bleek het onmogelijk het complex als geheel te herontwikkelen. Bovendien is het complex weliswaar zeer markant, wat het een aantrekkelijke herontwikkellocatie zou moeten maken, maar de silo is tegelijkertijd geïsoleerd van de omliggende woonwijken door een sterke fysieke scheiding, gevormd door een drukke autoweg en een metroviaduct met station.
De herontwikkeling van de Maassilo was tot nu toe vaak ‘opportunistisch’: het OBR wist niet goed wat het met het gebouw aan moest en had geen totaalvisie op de herbestemming van het gehele complex. Daarentegen werden de afgelopen jaren in fases gedeeltes van het complex verbouwd en in gebruik genomen, als de gelegenheid zich voordeed en een uitbater zijn interesse kenbaar maakte.
Het initiatief voor de Creative Factory
Het initiatief om de Creative Factory in het silocomplex te vestigen werd genomen door Koos Hanenberg, huurder van een deel van het pand en samen met Ted Langenbach verantwoordelijk voor de toen nationaal en internationaal bekende club Now & Wow. Het oorspronkelijke idee was breed. Het pand zou, uitgaande van zijn specifieke ligging te midden van woonwijken in Zuid, zich gaan richten op jongeren die ‘streetwise’ opgepikt zouden worden om zich hier tot ondernemer te laten ontwikkelen. Gestimuleerd door het creatieve en vernieuwde karakter van Now & Wow zouden deze jongeren uit Zuid zich tot ondernemer laten scholen in een pand waar zij ook hun producten zouden kunnen laten zien. Naast de clubruimte op de begane grond zou een ruimte op de 10e verdieping worden ontwikkeld voor die productpresentaties. Meer gevestigde ondernemers dienden ook naar het pand gelokt worden om als voorbeeld en startmotor te dienen. Zakelijk zou de combinatie van grootschalige horeca en kantoorexploitatie een stevig financieel fundament onder het gehele pand leggen.
Zo breed is het plan uiteindelijk niet gerealiseerd. De combinatie met de horeca werd uiteindelijk niet gelegd. Club Now & Wow werd gesloten en de gemeente ging verder op het spoor van een mogelijke vestiging van het ‘urban culture podium’ in dit pand, later de Nieuwe Oogst geheten en zonder enige relatie met de exploitatie van de Creative Factory. De ruimte op de 10e verdieping werd wel verbouwd, maar qua exploitatie niet gekoppeld aan de Creative Factory. De Factory werd een stand alone functie in het gebouw, verspreid over zeven verdiepingen. De door Koos Hanenberg geïntroduceerde jonge ondernemer Leo van Loon, wiens marketingbureau in Rotterdam en Nederland al een tijdje bekend stond onder de naam ”Liever een origineel advies” schreef een nieuw ondernemingsplan dat werd goedgekeurd door huisbaas Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Leo van Loon ging vervolgens zelfstandig aan de slag op basis van een huurovereenkomst voor 5 jaar. De lump sum financiering van de verbouwing werd van Hanenberg naar Van Loon doorgeschoven. De gemeente stelde een bedrag van plm. zes miljoen euro subsidie ter beschikking uit het budget Kansenzones, binnen de sector economie beschikbaar om startende ondernemers in deelgebieden van Rotterdam Zuid te ondersteunen. In mei 2008 werd de Creative Factory officieel geopend.
Relatie met de gemeente Rotterdam
De relatie tussen de Creative Factory en de gemeente Rotterdam is eenvoudig en transparant. De gemeente heeft de verbouwing gefinancierd en een huurovereenkomst gesloten met de vennootschap van Van Loon. Het exploitatierisico (door leegstand bijvoorbeeld) ligt bij hem. De gemeente vraagt een betrekkelijk lage huur die de vennootschap door moet geven aan de huurders, de jonge, vaak startende ondernemers die zich in het pand vestigen. De gemeente stelt geen overdreven eisen aan de invulling van het pand. Als we kijken naar de motieven die de gemeente heeft geformuleerd bij het beschikbaar stellen van het bouwkrediet, dan lezen we de volgende doelstellingen.
- De Creative Factory is er in beginsel juist voor jonge, startende, creatieve ondernemers.
- De Creatieve Factory is gericht op het tot stand brengen van kruisbestuivingen, tussen startende bedrijven op het gebied van bijvoorbeeld mode-audiovisueel-gaming-design enerzijds en meer gevestigde bedrijven anderzijds.
Deze doelstellingen geven nogal wat ruimte. Zo lezen we er bijvoorbeeld niet in, dat de Factory een stimulerende relatie moet hebben met de omringende wijken, een later veelbesproken kwestie. Deze officieel geformuleerde doelstellingen geven de exploiterende vennootschap de nodige ruimte, wat niet onverstandig lijkt gelet op het nogal experimentele karakter van de hele onderneming. Zo zijn niet alle oorspronkelijke uitgangspunten haalbaar gebleken. Meer gevestigde ondernemers bleken bijvoorbeeld moeilijk in de richting van de Creative Factory te bewegen. De uitstraling van het pand is er niet naar en gevestigde ondernemers stelden ook eisen die niet of zeer moeilijk in dit toch vrij bijzondere pand pasten. Vanaf het begin heeft de nadruk feitelijk op de beginnende ondernemer gelegen en de kruisbestuiving waar de gemeente hiervoor over spreekt vindt dan ook niet binnen de muren van het gebouw plaats maar daar buiten, als onderdeel van de intensieve begeleiding die de organisatie aan de huurders geeft.
De begeleiding
Want dat is toch het meest kenmerkend voor de Creative Factory als organisatie die startende ondernemers bij elkaar brengt: de organisatie biedt een all inclusive pakket aan waarin werkplekken worden gehuurd, service wordt verleend, maar ook coaching en matchmaking met potentiële opdrachtgevers en afnemers. Daarin juist schuilt het vernieuwde van de Factory: de organisatie biedt veel meer dan een flexplek en een receptie bij de voordeur. De huurders krijgen actieve begeleiding, ze worden onderdeel van netwerken, ze krijgen van vele kanten hulp en steun. En daarin spelen de partners van de Creative Factory een grote rol. De (op dit moment) zeven partners waarmee de organisatie een stevig verband heeft gelegd spelen een belangrijke rol bij deze inhoudelijke begeleiding. Op dit punt is De Creative Factory vergelijkbaar met DNAMO op de RDM Campus, een andere op de ondersteuning van start ups gerichte activiteiten waarbij de hogeschool betrokken is.
De Creative Factory levert maatwerk per huurder. In de ruim drie jaar waarin de organisatie nu bestaat zijn een honderd startende ondernemingen ondersteunt. Per jaar groeien 15 tot 20 ondernemers uit het pand en 5 tot 10 stoppen er mee, door persoonlijke omstandigheden of omdat de onderneming niet levensvatbaar bleek. Er is dus veel dynamiek in het pand en dat is goed, het pand is niet bedoeld om er in te blijven plakken. Hoewel Van Loon die dynamiek ook wel ietsje minder zou willen zien, naast meer kruisbestuiving tussen de beginners en oudere en meer ervaren ondernemers
Op de website van de Creative Factory valt te lezen dat de missie van de Creative Factory de volgende is: ‘Tot 2012 willen wij aan minimaal 100 bedrijven huisvesting en coaching bieden.’ Deze doelstelling is in 2012 al gehaald.
Binnen de Creative Factory wordt er actief werk gemaakt van het stimuleren van de ‘zachte infrastructuur’ (‘software’) van de stad. Binnen een creatief milieu is de zachte infrastructuur het systeem van sociale netwerken en structuren, die de stroom van ideeën tussen kunstenaars, vormgevers en creatieve ondernemers en hun opdrachtgevers ondersteunt en aanmoedigt. De sociale netwerken binnen de Creative Factory zijn niet alleen de informele overleggen van ondernemers die elkaar in de Creative Factory tegenkomen, maar ook de tweejaarlijkse netwerkborrels, de ondersteuning door de partners die de ondernemers van advies voorzien en de in oprichting zijnde businessclub.
Naast de hogeschool Rotterdam zijn de Rabobank, Vestia, Pact op Zuid, Albeda College, KPMG, ARA, MVGM en HOPE Erasmus Universiteit partners van de Creative Factory.
De partners, Pact op Zuid in het bijzonder
De Creative Factory heeft dus zeven officiële partners. Anders dan de gemeente Rotterdam, die zich als een geïnteresseerde doch afstandelijke huisbaas opstelt, bemoeien de partners zich intensiever met de organisatie van de Factory. Vanuit hun eigen belangen hebben zij specifieke doelstellingen en afspraken geformuleerd. Dit artikel concentreert zich hierna uitvoeriger op een van deze partners, Hogeschool Rotterdam, maar besteedt allereerst aandacht aan de relatie met partner Pact op Zuid, een publiek-private samenwerking waarmee de hogeschool ook intensieve relaties heeft. Pact op Zuid heet tegenwoordig officieel ‘Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid”, maar hier wordt nog de veel bekendere oude benaming gehanteerd. De samenwerking tussen gemeente, deelgemeenten, woningcorporaties en andere partners is gericht op het verbeteren van de oudere woonwijken en de voorzieningen op Zuid, met aandacht voor het fysieke, het economische, het sociale en het culturele domein.
Anders dan voor de gemeente Rotterdam in het algemeen speelt uiteraard voor Pact op Zuid de ligging van de Maassilo en de relatie tussen de in de Factory gevestigde ondernemers en de omliggende wijken wel degelijk een rol. Pact op Zuid heeft verschillende motieven om partner te zijn.
- Het pand biedt ruimte voor jonge ondernemers, ook van Rotterdam Zuid.
- Het pand biedt ruimte voor eigen activiteiten van Pact op Zuid (voor bijeenkomsten, presentaties, conferenties).
- De wisselwerking met de andere partners is intensief. Woningcorporatie Vestia is bijvoorbeeld van belang door de rol van deze wooncorporatie in de wijken van Zuid. Tezamen met Hogeschool Rotterdam en het Albeda College kan de hele onderwijskolom actief betrokken worden bij ondernemerschap op Zuid.
- De Creative Factory versterkt het creatieve imago van Zuid; de inbedding van de Factory in de stad Rotterdam, in de nationale en internationale netwerken die Leo van Loon momenteel aan het ontwikkelen en uitbouwen is versterkt de positie van Rotterdam Zuid.
- De icoonwerking van het gebouw en de Factory daarbinnen is groot. De plek van het gebouw als Poort van Zuid is sterk en daarmee is het een noodzakelijk symbool voor de dynamiek van Zuid die het Pact voorstaat.
Voor Pact op Zuid is de wisselwerking tussen de in de Factory gevestigde ondernemers en de wijk wel van belang. Daarover is men bij het Pact overigens niet negatief. Diverse ondernemers zijn betrokken bij ontwikkelingen in de wijken van Zuid en dragen daardoor bij aan de sociaaleconomische stijging van die wijken.
Hogeschool Rotterdam en de Creative Factory
Dat Jasper Tuytel, voorzitter van het College van Bestuur van Hogeschool Rotterdam en Leo van Loon elkaar persoonlijk kenden uit de Economic Development Board Rotterdam (EDBR) heeft zeker meegeholpen om de band tussen de Creative Factory en de hogeschool te smeden. De EDBR is een gemeentelijk adviesorgaan gericht op de versterking van de economische ontwikkeling van de stad. Naast deze persoonlijke band is het voor de hogeschool om meerdere redenen van belang om zich met de Factory te verbinden. Zo is de hogeschool vanaf 2006 ook deelnemer aan het Pact op Zuid, het grote, op ruim 200.000 bewoners van Zuid gerichte samenwerkingsverband van overheid, woningcorporaties, onderwijs en zorg. De hogeschool is sterk geïnteresseerd in dit stadsdeel. De vele problemen en knelpunten in Rotterdam Zuid zijn een goede voedingsbodem voor het soort onderwijs dat Hogeschool Rotterdam aanbiedt: onderwijs in nauwe relatie met de praktijk, betrokken op de stad, uitgaande van reële problemen en uitdagingen.
Hogeschool Rotterdam en Rotterdam Zuid
Voordat de hogeschool Rotterdam de RDM-campus op Heijplaat betrok, was de gehele hogeschool gevestigd op de rechteroever van de rivier. Dit was expliciet het beleid van de hogeschool: alle vestigingen dienden gelegen te zijn aan de oost-westas (de zgn. kennisas) in het noordelijk deel van de stad, aan de metrolijn waar de hogeschool haar eigen glasvezelkabels doorheen heeft lopen. De maatschappelijke realiteit maakte het in deze eeuw echter onwenselijk dat een belangrijk opleidingsinstituut het stadsdeel Zuid met meer dan 200.000 bewoners links laat liggen. Om de scholieren in het zuiden van de stad meer kans te geven om hogeschoolstudent te worden en daarmee het opleidingsniveau in dit deel van de stad te verhogen was het van belang dat Hogeschool Rotterdam zich ook in het zuiden van de stad ging vestigen. Net als de RDM Campus is het partnerschap van de hogeschool met de Creative Factory hier een manifestatie van, evenals de betrokkenheid van de hogeschool bij het Pact op Zuid en bij de ontwikkeling van het Studentenkwartier Dordtselaan.
Net als voor de RDM Campus geldt voor de Creative Factory, dat op één plek kennis en bedrijvigheid bij elkaar wordt gebracht. De RDM Campus op de Heijplaat is gericht op de technische sector. De Creative Factory is breder van opzet en is ook geschikt als onderwijsplek voor studenten met een creatieve en een economische achtergrond. De Factory is een goede plek voor de alumni van de hogeschool om als ondernemer een start te maken met de eigen carrière. Het is de plek bij uitstek waar studenten, stagiaires en onderzoekers real life kunnen waarnemen hoe jong ondernemerschap zich ontwikkelt, welke problemen men tegen komt en hoe die kunnen worden aangepakt.
Het gebouw van de Creative Factory is een aantrekkelijk gebouw voor studenten. Hoe ‘gezellig’ en informeel de onderwijsgebouwen van de Hogeschool ook zijn ingericht, de Factory heeft een goed werkklimaat voor deze doelgroep. Werken buiten de schoolse omgeving is sowieso aantrekkelijk, maar het wat harde, rauwe, industriële uitstraling van de oude Maassilo werkt positief. De sfeer van Now & Wow lijkt er nog steeds te heersen.
Ook de docenten weten de Factory te vinden. Uit het grote aantal projecten, onderzoeken en stages die de afgelopen vier jaar zijn gerealiseerd en de spreiding daarvan over de volle breedte van de hogeschool blijkt, dat docenten de waarde van de samenwerking tussen beide instellingen waarderen en in hun onderwijspraktijk in kunnen passen. Voorwaarde daarvoor is een goede trait d’union en die is er ook. De medewerker van de Hogeschool die tussen de Hogeschool en de Creative Factory bemiddelt, die het hogeschoolbeleid weet te vertalen in onderwijsactiviteiten die ook voor de ondernemers interessant zijn is van groot belang gebleken voor de goede samenwerking.
De Creative Factory is gevestigd in een iconisch gebouw: groot en hoog, niet over het hoofd te zien; een robuuste concentratie van creatief ondernemerschap. Ook dat is een motief om er als Hogeschool een relatie mee aan te gaan. De zichtbaarheid van de hogeschool wordt er door vergroot. De Maassilo als plek voor presentatie en permanente aanwezigheid draagt bij aan de zichtbaarheid van de hogeschool, op zichzelf bezien zowel als in relatie tot de andere partners van de Creative Factory.
Samenwerking Hogeschool Rotterdam en Creative Factory
Het begin van de tekst van de eerste samenwerkingsovereenkomst tussen de Creative Factory en Hogeschool Rotterdam uit 2007 luidt als volgt:
‘Creative Factory en Hogeschool Rotterdam
(hierna te noemen partijen)
overwegende dat
- beide partijen door middel van samenwerking positief kunnen bijdragen aan elkaars activiteiten
- deze samenwerking bijdraagt aan de binding van Hogeschool Rotterdam aan de maatschappelijke omgeving
- studenten van de hogeschool via een leerbedrijf kunnen bijdragen aan innovatieve initiatieven in de stad en kennis kunnen maken met het ondernemerschap
- de bedrijven in de Creative Factory belang hebben bij vernieuwende ideeën van de studenten en zo al vroeg contact hebben met de werknemers van de toekomst
hebben besloten een zgn. Partnership met elkaar aan te gaan …’
Punten uit de overeenkomst zijn onder meer het gebruik van de flexbureaus in de Creative Factory Offices door Hogeschool Rotterdam en het gebruik van de presentatieruimte in de Creative Factory Event Halls. Van belang voor de studenten is dat er stagemogelijkheden en praktijkopdrachten door de bedrijven in de Creative Factory aangeboden worden. Tijdens deze projecten kunnen de studenten bedrijven adviseren en ontwikkelen ze hun eigen concepten en innovaties naar aanleiding van deze echte ‘cases’. Als de studenten hun ideeën zelf willen vermarkten en een bedrijf willen starten, zijn ze welkom bij de Creative Factory. Zij kunnen coaching krijgen vanuit het professionele team van coaches van de Creative Factory. Ook werd vanuit Hogeschool Rotterdam een (studenten)team gevormd, dat de brug vormt tussen de vragen van de bedrijven in de Creative Factory en de stagebureaus, leerbedrijven en docenten van Hogeschool Rotterdam.
In 2011 werd het partnership voor vier jaar verlengd. Opvallend is dat de tekst van de nieuwe overeenkomst vermeld dat de samenwerking aansluit bij drie gemeentelijke programma’s: het Pact op Zuid, het Uitvoeringsprogramma Economie en Economische Kansenzones. In de Creative Factory komen deze drie programma’s bij elkaar. Het belang van de relevantie van de Creative Factory voor de economische en culturele herontwikkeling voor de omliggende oude stadswijken wordt daarmee onderstreept. Vermeld staat ook dat de Creative Factory in de stad wordt gezien als best practice van het Uitvoeringsprogramma Economie en uitblinkt in het tot stand brengen van verbindingen tussen startende creatieve ondernemers en vaak meer gevestigde opdrachtgevers.
Per jaar dienen minimaal 1500 studenten gebruik te maken van de faciliteiten van Hogeschool Rotterdam in de Creative Factory. Het daarbij gestelde doel verschilt per studiefase: de eerste en tweedejaars studenten kunnen in de Creative Factory kennismaken met de combinatie van creativiteit en ondernemerschap, de derdejaars studenten kunnen er hun praktijkopdrachten en stages doen en de vierdejaars kunnen er met afstudeerprojecten een visie op het maatschappelijk perspectief van de creatieve industrie voor de stad ontwikkelen. Hiernaast wordt gestreefd naar meer betrokkenheid van zowel de kenniscentra als van de Associate Degree opleidingen van de Rotterdam Academy, eveneens een tak van Hogeschool Rotterdam.
Uit cijfers komt duidelijk naar voren dat de afgelopen jaren inderdaad veel studenten van de hogeschool gebruik hebben gemaakt van de Creative Factory, hetzij voor projecten, al dan niet in de HR-ruimte, hetzij voor stages en praktijkopdrachten. Opvallend hierbij is dat het niet met name studenten van de creatieve opleidingen zijn die veel gebruik maken van de mogelijkheden van de Creative Factory, terwijl dat wel was verwacht. Het blijkt echter dat studenten van uiteenlopende opleidingen als Communicatie, Vrijetijdsmanagement, Civiele Techniek, Management, Economie en Recht en International Business Studies de weg naar de Creative Factory gemakkelijker de weg weten te vinden dan de studenten van de Willem de Kooning Academie.
Hogeschool Rotterdam ruimte
Nadat Hogeschool Rotterdam in 2007 de eerste samenwerkingsovereenkomst en partnerschap met de Creative Factory was overeengekomen, werd besloten een hogeschoolruimte op de 7e etage de Creative Factory te realiseren, zodat deze te allen tijde door de studenten gebuikt kon worden voor lessen en projecten. Architectenbureau Transformers werd gevraagd samen met studenten van de opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO) een plan voor de inrichting van deze ruimte te ontwerpen. Transformers trad bij deze opdracht op als ‘leerbedrijf'; dit houdt in dat studenten ervaring opdoen met een maatschappelijk vraagstuk in een in multidisciplinaire werkomgeving.
De ontwerpopgave was niet gemakkelijk, want de ruimte van 66 m2 was een kille, donkere ruimte zonder daglicht. De ontwerpopgave voor de ‘Workshop Inrichting Hogeschool Unit’ voor de studenten luidde dan ook als volgt: ‘De uitdaging is het transformeren van de meest donkere en onaantrekkelijke ruimte van de Creative Factory tot de meest opzienbarende en gave plek waar mensen met plezier naar toe komen.’
Er werd besloten tot het gebruik van gerecyclede en industrieel toepasbare materialen omdat deze de potentie van het gebouw en de ruimte zouden versterken.
Het uiteindelijke gepresenteerde plan had als meest opzienbarende ‘feature’ de constructie van een gedeeltelijke tussenverdieping die middels een trap toegang bood tot het doorgebroken dak, waardoor licht naar binnen stroomde. Op het dak was een glazen constructie geplaatst van waaruit het uitzicht over het water en de stad geweldig was. Door budgettaire beperkingen bleek deze ingreep helaas niet mogelijk. Wel werden andere delen van het plan gerealiseerd, zoals de presentatiewand van afvalhout en de tafels met daarop delen van het Hogeschool Rotterdam logo.
Toekomstige ontwikkelingen van de Creatieve Factory
Het Maashavengebied is in de Stadsvisie Rotterdam 2030 benoemd tot grootschalige ontwikkelingslocatie. De industriële bedrijven die nog in het gebied aanwezig zijn zullen grotendeels verplaatst worden, waardoor een groot oppervlakte beschikbaar komt voor het ontwikkelen van nieuwe woon- en werkfuncties in bestaande of nieuw op te trekken bebouwing.
Het project Stadshavens voorziet onder meer in plannen voor drijvende woningen in de Maashaven. De ontwikkeling van de havenkades zou de noodzakelijkheid van het verbeteren van de link van het gebied rond de Creative Factory met de achterliggende wijk vergroten.
Belangrijk voor de toekomstige ontwikkeling van het silocomplex is de ruimtelijke verbinding met de omringende wijken, die nu slecht is. Transformers heeft daarnaar een studie verricht. Om het complex te verbinden met de woonwijken Afrikaanderwijk en Tarwewijk zou een opening op aan de kant van de Brielselaan gecreëerd moeten worden waarmee het complex zou woerden doorsneden. Vanuit de wijk zou vervolgens een fly-over gebouwd kunnen worden naar de plek van de opening, die zich op vijf meter boven het maaiveld bevindt. Deze fly-over zou de drukke verkeerader overbruggen, waardoor de Maassilo gemakkelijk te bereiken zou worden. Door een nieuwe toegang voor het metrostation naar de fly-over te creëren zou zowel de wijk als de Maassilo beter bereikbaar worden voor de ov-reizigers. De opening in het gebouw van de Maassilo zou nieuw te ontwikkelen commerciële ruimte gemakkelijker ontsluiten en tegelijkertijd een schitterend uitzichtpunt zijn in de richting van de Maas en de Rotterdamse skyline.
Mede doordat er momenteel slechts een gedeelte van de Maassilo (26%) in gebruik is en de kosten van het onderhoud van het gehele complex zwaar op dit deel drukken, heeft Stadsontwikkeling in november 2011 Transformers de opdracht gegeven een businesscase te ontwikkelen voor het ontwikkelen van de delen van de Graansilo die nog geen nieuwe bestemming hebben gekregen en plannen te presenteren om de silo verder te ontwikkelen tot een succesvolle openbare ruimte en ontmoetingsplek voor wijkbewoners en anderen. Hierdoor kan de meerwaarde van de Maassilo voor de wijk en de stad verder uitgebouwd worden.
Naast de verdere bouwkundige ontwikkeling van de Maassilo zijn er ook reden voor verdere inhoudelijke ontwikkelingen van de Factory. Een verdere uitbouw van de organisatie ligt in de rede. De organisatie zal de komende jaren worden versterkt, onder andere door de deelname van de Factory aan nationale en internationale netwerken van incubators. De ‘buzinezzclub’ van de Creative Factory is volop in ontwikkeling, richt zich op startende ondernemers met zwakke en onvoldoende scholing, een omvangrijke doelgroep in Rotterdam Zuid en een van de speerpunten van het gemeentelijk beleid. Het motto van de Buzinezzclub is: “Alles wat je nodig hebt is lef, een goed idee en workshops van de buzinezzclub”. Zo werkt de Creative Factory ook buiten zijn muren aan de ondersteuning van jonge ondernemers. De relatie binnen-buiten is een van de gerichte aandachtspunten van de hogeschool als partner van de Factory.
Voor ondernemers die via de Factory in contact komen met studenten en docenten van de hogeschool is het belangrijk dat zij op deze manier worden geconfronteerd met nieuwe frissen ideeën en informatie. Omgekeerd laten ondernemers aan studenten en docenten zien hoe inspirerend het kan zijn een eigen onderneming op te zetten. Studenten inspireren ondernemers en omgekeerd. Eens stagiair is vaak de eerste medewerker die een startende ondernemer moet leren aansturen. Het grote aantal studenten dat de afgelopen jaren bij de Factory betrokken is geweest en daar hun studiepunten haalden laat zien dat deze aanpak succesvol was. De spreiding over praktisch alle instituten van de hogeschool is breed.
Conclusies en aanbevelingen
De Creative Factory ontvangt sturing op twee niveaus: van de gemeente als huisbaas van het pand en van de samenwerkingspartners. De eerste is globaal en zakelijk-afstandelijk, de tweede is betrokken en intensief. Dat lijkt een verstandig model. De intensieve relaties met deelbelangen geeft meer richting aan de Factory dan de algemene belangen van de stad Rotterdam. Het product Creative Factory is daarmee goed toegesneden op de noden van dit moment en van de omringende wijken van Zuid.
De Creative Factory als stand alone functie is gevoelig voor leegstandsrisico’s. Economische ontwikkelingen of goedkope panden elders in de stad kunnen het gebouw leegzuigen. In de verder bouwkundige ontwikkeling van het silocomplex zouden wellicht complementaire functies kunnen worden ontwikkeld die het financiële draagvlak van de Factory versterken.
De Creative Factory richt zich op relatief jonge ondernemers die naar verhouding nog veel begeleiding nodig hebben. Daarmee is de organisatie, naast DNAMO op de Heijplaat, uniek in Rotterdam. De organisatie bedient een duidelijke deelmarkt. De Factory is onderdeel van een groter aanbod van panden voor creatieve ondernemers in de stad. Er is een ‘keten’ van panden aanwezig, van goedkoop met en zonder begeleiding tot duur en luxe. Het bewaken van die keten en de samenhang daarin (de doorstroommogelijkheden bijvoorbeeld) is een zaak die primair voor de gemeente van belang is maar waarbij de kenniscentra van Hogeschool Rotterdam een researchfunctie kunnen vervullen.
Binnen de hogeschool zijn geluiden te horen dat er te weinig samenhang is tussen alle activiteiten die studenten en docenten binnen de Factory ondernemen. Er zijn te veel en te uiteenlopende onderzoeken, stages, projecten, I-labs en wat dies meer zij. Het aanbrengen van meer samenhang betekent echter een beperking van de keuzeruimte van studenten en docenten en dat is geen populair standpunt binnen de hogeschool. Overigens wordt ook alom gesteld, dat goede studenten hun eigen stageplek regelen en geen behoefte hebben aan veel sturing vanuit de het opleidingsinstituut. De auteurs van dit artikel constateren, dat het op dit moment ontbreekt aan een helder uitgangspunt op grond van welk inhoudelijk thema deze sterkere samenhang zou moeten worden aangebracht. Het is aan te bevelen, dat lectoren van het nieuwe Instituut voor Onderzoek en Innovatie een meta-analyse uitvoeren op de resultaten van alle projecten, onderzoeken en stages van de afgelopen jaren. Op basis daarvan en in relatie tot de nieuwe uitgangspunten van het Pact op Zuid zouden een of meer thema’s voor de samenwerking tussen de Hogeschool en de Creative Factory kunnen worden geformuleerd. Het is uiteindelijk aan het College van Bestuur om te bepalen hoeveel ruimte de afzonderlijke instituten van de Hogeschool vervolgens krijgen om deze samenwerking om te zetten in concrete onderwijsactiviteiten.
De Creative Factory is niet kieskeurig in het aantrekken van nieuwe huurders. Het begrip ‘creatief’ wordt vrij breed uitgelegd. Ondernemers hebben een uiteenlopende achtergrond, van academisch gevormd tot praktisch ongeschoold. De studenten van de Hogeschool vinden er niet automatisch hun peers. De hogeschoolstudenten komen aldus in aanraking met brede lagen van de Rotterdamse samenleving. Het maakt ze wellicht gevoeliger voor de grote demografische veranderingen die Rotterdam kenmerken, het stelt ze hopelijk in staat makkelijker om te gaan met de culturele verschillen die in Rotterdam werkelijkheid zijn. Het bevordert hun vermogen om te communiceren en te werken met groepen die ver van hun eigen sociale groep afstaan. In deze zin draagt de samenwerking tussen de Hogeschool en de Factory in sterke mate bij aan de vormgeving van een verdraagzame samenleving gebaseerd op respect en samenwerking.