Dit hoofdstuk gaat over de generieke kennisbasis van de lerarenopleider op de pabo. Het verkent die basis aan de hand van het werk van Shulman. In het stuk wordt ingegaan op de relatie tussen de pedagogiek en de pedagogische, respectievelijk onderwijswetenschappen. De kennisbasis wordt opgebouwd vanuit zes pedagogische kwesties. Die kwesties vormen de grondstructuur van de generieke kennisbasis en leggen daarmee de basis voor een pedagogische vaktaal. Die vaktaal is het hart van de pedagogische professie. Is er geen vaktaal dan kunnen praktijkervaringen maar zeer beperkt doordacht worden. Dat betekent dat de in de praktijk verworven 'wijsheid van de praktijk' (Shulman) stagneert. Er ontstaat geen pedagogische virtuositeit.