In mijn jonge jaren was 5 december de afrekening over
het voorbije jaar. Niet zelden sprak Sinterklaas dan
strenge taal uit, en bestond het gereedschap van Zwarte
Piet uit de roe waarmee je geslagen en de zak waarin
je in het uiterste geval meegenomen kon worden naar
Spanje. De Sint was een even goedmoedige als eerlijke
bisschop die ons op school en bij jeugdverenigingen
uit een loodzwaar (mis)boek de goede en de kwalijke
zaken voorlas die hem sinds zijn vorige ontvangst opgevallen
of doorgegeven waren. Dat Hij ’s nachts op
zijn schimmel de (punt)daken van onze huizen bereed
lag voor de hand, net zoals de lenigheid waarmee zijn
knechtjes door de schoorstenen naar beneden gleden
om onze klompjes te vullen met lekkernijen en/of vermaningen,
in ruil voor winterwortels en verlanglijstjes.
Overal kwamen de Goedheiligman en zijn escorte
langs, bij sommige families zelfs aan huis. Bij ons gezin
is Hij nooit op bezoek geweest, wel werd er midden
op zijn avond, tijdens ons aanhoudend gezang, ineens
rauw op de voordeur gebonsd en dan bleek er een gevulde
zak op de stoep te staan, met leerzame geschenkjes
en zo.