Opvoeding en onderwijs zijn geen richtingsloze activiteiten. Ze zijn intentioneel. Opvoeders en leraren hebben met de opvoeding die, en het onderwijs dat ze geven bepaalde bedoelingen. Vanuit die bedoeling gaan ze een relatie met hun pupillen aan, kiezen ze voor bepaalde inhouden waarmee ze hen kennis willen laten maken en voor bepaalde manieren waarop ze dat willen doen. Dat betekent dat opvoeden en onderwijzen niet alleen een doe-, maar ook een denkactiviteit is. Opvoeders en leraren werken en handelen (‘doen’) met kinderen en jongeren binnen een educatief veld; daarbij bepalen ze tegelijkertijd ook de richting die ze uit willen gaan. Dat richting bepalen is een oriënteren in het denken. Dat betekent dat het werk- en handelingsveld van opvoeders en leraren samen gaat met een veld van denken.