Thuisvoelen
We staan met een aantal studenten van de leerwerkgemeenschap Centrum voor Dienstverlening (CVD), de stagecoördinator Hutch Lourens en Carla Stolk, manager Externe Betrekkingen van het Instituut Sociale Opleidingen in een kantoor achter de ingang van de Hille. De Hille is een nachtopvang en begeleid wonen-locatie van het CVD. Hutch legt uit dat de studenten van de leerwerkgemeenschap werkbezoeken afleggen op verschillende locaties van het CVD om de organisatie beter te leren kennen en een kijkje in de keuken te krijgen van elkaars verschillende praktijken. Vanuit het lectoraat Sociale Innovatie zijn we betrokken, omdat we samen met de studenten en afstudeerders willen onderzoeken wat thuisvoelen betekent voor de cliënten en medewerkers van het CVD. En wat of hoe het CVD kan bijdragen aan een thuisgevoel in een begeleidingstraject. Al snel blijkt dat er binnen De Hille een groot onderscheid is tussen het pension en de nachtopvang.
Klooster
We krijgen een rondleiding door het pension en lopen de grote stenen trappen op van het voormalig klooster dat tot 1984 nog bewoond werd door nonnen. Inmiddels zijn op de bovenste verdiepingen slaapkamers, een vergaderruimte/woonkamer, douches en een keuken in gebruik. Een bewoner laat zijn opgeruimde kamer zien. Deze is sober ingericht met weinig persoonlijke spullen als foto’s. De keuken is groot vergelijkbaar met een restaurantkeuken met RVS werkbladen. Cliënten ofwel de bewoners van het pension zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen maaltijden en mogen tussen zeven uur en 11 uur ‘s avonds de keuken gebruiken. ‘s Nachts is de keuken op slot om te voorkomen dat mensen hun eten op het vuur vergeten, zoals in het verleden wel eens gebeurde. De cliënten in het pension zijn voornamelijk mannen. Sommige werken overdag of in de continudienst. Anderen hebben geen dagbesteding maar worden begeleid om weer zelfstandig te kunnen wonen. De begeleiding wordt door externe organisaties gedaan. Het CVD heeft de rol van huismeester en bewaakt dat cliënten zich aan de huisregels houden en verantwoordelijkheid nemen voor de gezamenlijke ruimtes en hun eigen kamer. Op de tweede verdieping bevindt zich ook een keuken en woonkamer met enkele computers, een tafel en wat banken en stoelen. Het oogt huiselijker met hier en daar een kast en kunstplanten. Hier zie je goed dat het gebouw een voormalig klooster is geweest door de grote glas-in-lood ramen met religieuze afbeeldingen.
Ongemak
Twee cliënten staan eten te maken en soms wordt er ook wel eens voor elkaar gekookt. Gezamenlijke activiteiten worden er verder niet georganiseerd. Voor de medewerkers en cliënten kwamen we als onverwachte bezoekers en dat maakte dat wij ons wat ongemakkelijk voelden over de inbreuk op hun privacy. Toen de cliënten gevraagd werden of we als groep iets hen iets mochten vragen, hielden ze de boot af. Ook de studenten vonden dat we heel erg in de privacy van de mensen kwamen. Vanuit een heel ander perspectief zegt dat ook iets over een ‘thuisgevoel’. De medewerker werkte overigens niet in het pension, maar in de nachtopvang. Voor haar was het wennen dat de cliënten van het pension zelf mogen beslissen of zij op hun kamer al alcohol drinken of (softdrugs) gebruiken. Dat was op haar vorige werkplek niet zo vrij. De verhouding van de medewerkers en cliënten tot elkaar voelt voornamelijk als die van ‘bewaker’, maar de medewerker kent wel alle namen van de cliënten. Maar bijdragen aan een thuisgevoel daar is ze niet mee bezig. Zeker bij de nachtopvang moet het ook niet te huiselijk of gezellig worden. Mensen mogen er overdag binnen zijn, hun lunch eten, gewoon verblijven dus staan er kantineachtige vierkante tafels met harde stoelen. Geen bank of gezellige fauteuils. De sobere inrichting is juist bedoeld dat mensen (als zij onder invloed zijn) geen onwenselijk gedrag gaan vertonen op bijvoorbeeld zitbanken. Dat ze daar niet gaan liggen slapen of de bank claimen. Mensen moeten hier terecht kunnen zonder elkaar overlast te bezorgen. Wat opvalt is dat het pension vaak de eerste plek is, waar mensen na lange tijd iets van ‘thuisgevoel’ kunnen krijgen. Dus dat gevoel is nog heel pril en hoewel het voor ons nauwelijks een huiselijke omgeving is, is het voor de bewoners van het pension met een eigen kamer al een stuk huiselijker dan op straat of de nachtopvang.
Ik vond het er vooral kil en koud uit zien. Er was geen (huis)kat aanwezig en geen bewuste aandacht voor thuisvoelen. Dus hoe verhoudt zich dit dan tot het ‘je gezien en gehoord voelen’, je ergens welkom voelen? Zou de rol van huismeester/ bewaker uitgebreid moeten worden om bewoners van het pension zich meer thuis te laten voelen? Voor thuisvoelen heb je meer nodig dan een gezellige omgeving, ook die ander is volgens mij van belang!