Menu
    English

    Samen op weg naar thuis

    Op bezoek bij CVD

    Een persoonlijk verslag door Erna Hooghiemstra 4 mei 2023

    Elizabeth van Twist en ik trekken vanuit het lectoraat Sociale Innovatie (Hogeschool Rotterdam) al enige tijd op met studenten van het Instituut voor Sociale Opleidingen (ISO) die stage lopen bij CVD. Zij maken deel uit van een Leerwerkgemeenschap, die begeleid wordt door Hutch Lourens (werkzaam bij CVD) en Conny van Oudheusden (HR).

    Na twee keer een masterclass te hebben gegeven aan de studenten over ‘thuisvoelen’ (een belangrijk thema binnen het lectoraat) en ‘het ophalen van verhalen’ (een belangrijke onderzoeksmethode binnen het lectoraat) nodigen de studenten ons uit op hun werkplekken.

    Het zal een indrukwekkende ervaring worden. En dat heeft meerdere redenen.

    Maar eerst nog even over de plek waar we zijn: CVD. De afkorting stond vroeger voor Centrum voor Dienstverlening. Een wat zakelijke naam voor een organisatie die het juist moet hebben van mensen met een groot hart. En een toevluchtsoord is voor de allerkwetsbaarsten (of veel liever: mensen die al dan niet tijdelijk in de meest schrijnende situaties leven). Het hoofdmotto van CVD is veel menselijker: “Samen op weg naar thuis”.

    Havenzicht

    Het werkbezoek start in de ochtend in Havenzicht, een nachtopvang met ook een herstel- en verpleegafdeling. Eerst door een poortje, waar we met een grote vriendelijke lach ontvangen worden door een stevig gespierde portier. Wij hoeven onze tassen niet te laten zien. Maar het is duidelijk dat dat bij de avondbezoekers wel eens anders kan zijn.

    Binnen zit rond een grote tafel al een heel gezelschap. Studenten die op andere locaties van CVD stage lopen (Arda, Caitlin, Justin, Maya, Romy, Samiah en Anniek), Hutch en Conny, werkers van deze locatie (Linda en Andrea) en Carla Stolk, manager externe betrekkingen van ISO is ook aangeschoven.

    Grip op het leven

    De werkers geven ons een inkijkje in het leven en werken op Havenzicht. De mensen voor wie zij van betekenis zijn, hebben een loodzwaar leven. In fysieke zin: “De voeten waarmee ze binnen komen zijn totaal versleten. De wonden die zij hebben zie je als verpleegkundige of arts bij niemand anders dan een dakloze die iedere dag kilometers aflegt’. Het thuisloze bestaan heeft zeker ook psychische gevolgen vertellen ze: ‘Al na een maand op straat heeft de straat ze overgenomen.’  En daarom: ‘Als iemand al jaren op straat leeft, dan is de weg terug een hele lange’. ‘Wij proberen de mensen weer een beetje grip te geven op onderdelen van het leven”. “Wij zien deze mensen, gaan voor zover mogelijk met ze in gesprek. Vaak zijn wij de enigen, op straat worden ze niet gezien en daar raken ze aan gewend. En dat is misschien wel het allerzwaarste”.

    En dat doen deze werkers (zowel de ervaren krachten als de studenten), zo merken we aan alles, met grote passie en liefde voor ‘hun’ mensen. De werker met 30 jaar ervaring is gepokt en gemazeld, zou voor geen goud met een andere groep willen werken. Weet heel veel wegen te bewandelen om toch de zorg voor deze mensen te krijgen die zij nodig hebben. Daarbij loopt ze tegen heel wat muren aan. Theoretisch is er een zorgplicht, ook voor bijvoorbeeld een onverzekerde. In de praktijk is het leuren en van hot naar her sleuren met iemand ‘van de straat’. De akelige voorbeelden zijn talrijk. Van al die mensen die gewoonweg afgewezen en dus niet geholpen worden. Van een man die met moeite een kankerbehandeling krijgt, maar geen palliatieve zorg want dat hoort niet bij de minimaalste variant. Van een vrouw wiens voeten zo beschadigd zijn dat ze geopereerd wordt, maar meteen daarna weer overgeleverd is aan de straat..

    Havenzicht heeft, naast nachtopvang, ook een herstel- en verpleegafdeling. Daar krijgen 8 mensen dag- en nacht de rust en de zorg die zij nodig hebben om te herstellen of soms ook op een waardige manier te sterven. Heel normaal voor de meeste mensen in Nederland, maar bijzonder voor deze groep. Geweldig dat het bestaat, en ook vrij uniek begrijpen we. Maar: een druppel op een gloeiende plaat. Ze moeten heel selectief zijn, tegen heel veel mensen nee zeggen die het eigenlijk net zo goed nodig hebben. Als je eenmaal in zo’n kwetsbare situatie verkeert, dan is aan de ene kant de kans groot dat je lijf gaat protesteren, en aan de andere kant de kans klein dat iemand goed voor je kan zorgen.

    Het systeem

    De werkers krijgen energie van degenen die ‘binnen’ komen, maar ervaren dagelijks ook de pijn van de anderen die zij noodgedwongen buiten moeten laten. Ze lopen keihard tegen de grenzen van ‘het systeem’ aan. Tegelijkertijd zijn ze vol lof over de pakweg 10 straatdokters en even zoveel verpleegkundigen die de gemeente Rotterdam al vele jaren actief ondersteunt. De straatdokters en -verpleegkundigen zoeken de mensen op daar waar ze leven en verlenen soms ter plekke de zorg die ze nodig hebben. Of ze bieden een luisterend oor, geven tips en medicijnen, veroordelen niet: ze begrijpen met hun ervaring de zwaarte van het leven.

    Wat ons ook duidelijk wordt, is hoeveel tijd de werkers op Havenzicht besteden aan ‘regelen’  van zaken voor de mensen van de nachtopvang. Van zorg, tot huisvesting, tot financiën en juridische vraagstukken. Ze kennen als geen ander ‘het systeem’, de mazen om ergens te komen, maar ook de schijnbare onlogica van tegen elkaar inwerkende regels en de onvoorspelbaarheid en onmacht van instanties om iets voor deze groep te doen. De verhalen laten zien dat juist degenen die zo afhankelijk zijn van al deze regelingen om uit diepe dalen te komen, door hun situatie nooit zelfstandig de weg omhoog kunnen inzetten. Het is gewoonweg te ingewikkeld. We krijgen steeds meer ontzag voor de werkers en hun onvermoeibare inzet. Dat geldt zeker ook voor onze jonge studenten, die nu al de drive laten zien om voor deze mensen te gaan, en blij kunnen zijn met hele kleine stappen vooruit.

    Maar we worden ook wat moedeloos, want beseffen maar al te goed dat deze werkers nog veel meer zouden kunnen betekenen als ze konden doen waar ze het beste in zijn. En dat is: met medemenselijkheid naast mensen staan, hen hoop en vertrouwen geven en zelf de stappen laten zetten. Het systeem, zo ervaren zij telkens weer, is hard en sluit mensen te gemakkelijk uit. Steeds vaker, zo vertellen de rotten in het vak, zien ze mensen bij Havenzicht die eigenlijk best een goed leven hadden, maar een paar keer ongeluk hebben gehad en niet meer weten hoe ze terug naar hun oude leven zouden moeten. Het kan in de huidige tijd iedereen overkomen. En dat is beangstigend. Ooit zijn dit soort voorzieningen bedacht voor ‘noodopvang’, voor bijzondere situaties, voor mensen die door het net van het zorgsysteem vallen.

    Thuis

    We raken tenslotte aan de praat over de betekenis van ‘thuis’ voor mensen zonder ‘vaste woon- of verblijfplaats’. Iemand vertelt dat mensen die jaren zonder een huis hebben geleefd heel veel moeite hebben om er hun thuis van te maken. Ze zijn dat verleerd. Ze voelen zich meer thuis op straat, kennen daar alle codes en gebruiken. Soms zijn ze veel eenzamer in dat huis dan ze eerder op straat waren. Ze verlangen wel naar een huis, om van het zware leven af te zijn, maar hebben heel veel meer dan een huis nodig om zich daar thuis te voelen. Bieden van een huis is niet genoeg. En, mijmeren we samen, misschien is het voor al diegenen die op straat leven net zo belangrijk te weten wat zij nodig hebben om zich daar meer thuis te voelen. Hoe gek is de gedachte om bij de ruimtelijke ontwikkeling van de openbare ruimte rekening te houden met de straat-bewoners?

    De verhalen van deze werkers zijn indrukwekkend, omdat ze een menselijk portret schilderen van mensen voor wie het leven tegen zit, maar ook omdat ze het falen van het zorgsysteem laten zien. Het is geen beschermend net meer, maar een net vol met gaten. De werkers zouden feilloos kunnen aanwijzen waar het net gerepareerd zou moeten worden. Ze lopen er dagelijks tegen aan. Ze rekenen voor hoeveel tijd en ook geld het zou opleveren als thuislozen wel konden rekenen op tijdige zorg en begeleiding. Het wordt tijd dat we deze kennis gaan gebruiken om structureel te werken aan verbeteringen.

    Dat bleek ook uit ons volgende bezoek.

    Room First

    We parkeren de auto op de straat met statige vooroorlogse huizen. Een trappetje op en we bellen aan. De grote deur gaat open en we krijgen een warm onthaal door student Maya en een aantal collega’s van haar bij Room First. Weer een trap op en we nemen plaats in een gezellige woonkamer en krijgen koffie en thee. Het voelt allemaal heel huiselijk.

    Maya vertelt enthousiast over het dagelijks leven bij Room First. Maar eerst het grote huis:  Er zijn drie panden naast elkaar in gebruik, die doorgebroken zijn. Er wonen op elke verdieping ongeveer 8-10 voormalig thuislozen. Iedereen heeft zijn eigen zelfstandige kamer. De vrouwen en mannen wonen op verschillende etages, waar wel verbinding tussen is. Degenen die hier komen zijn doorverwezen. Ze zijn dakloos, maar maken in principe wel kans op het krijgen van woonruimte. Ze mogen drie maanden blijven bij Room First. In deze tussenfase helpen de werkers hen om hun leven weer wat op de rit te krijgen. Zodat ze straks als ze eigen woonruimte hebben een goede start kunnen maken. Het idee erachter is, in navolging van het programma Housing First, waarop Room First is gebaseerd, dat daklozen pas kunnen werken aan hun problemen vanuit een rustpunt: eerst een huis, en dan de rest. De resultaten van deze manier van werken zijn veelbelovend.

    Tijdelijk

    Room First is een pilot-project met een vooralsnog tijdelijk karakter. De werkers vertellen dat dat voor- en nadelen heeft. Het voordeel is, dat hun manier van werken niet aan protocollen is gebonden. Dat geeft ruimte om te doen wat nodig is, vertellen ze, om echt maatwerk te bieden. Het geeft, als wij het zo horen van de coördinator, vooral ruimte voor vakmanschap. Iets wat in vorige werkkringen gemist werd. Er is een heldere basis werkwijze, het team evalueert vaak om samen te leren van de verschillende aanpakken en probeert ook uit hoe het anders kan als het niet goed werkt. De meest ervaren krachten geven hun kennis door aan de minder ervaren werkers, zoals ook de studenten. Zodra de studenten er aan toe zijn kunnen ze verantwoordelijkheid nemen. Het klinkt als een goed geoliede machine dit team.

    Ook de bewoners mogen meepraten over een aantal zaken. Iedere maand wordt een bewonersavond georganiseerd. Daaruit is het plan voortgekomen om samen de woonkamers op te knappen. Het was een groot succes. Het bleek een perfecte manier te zijn om de bewoners zich meer thuis en ook verantwoordelijk voor dit thuis te voelen. De bewoners zijn een hechtere groep geworden en de woonkamer een stuk gezelliger.

    Wonen bij Room First is verre van vrijblijvend. Allereerst moet er voor betaald worden. Dat is nog geen gemakkelijke opgave voor veel bewoners, vertellen de werkers. Lang niet iedereen heeft de weg naar een uitkering of andere inkomstenbron al gevonden. Het komt daarom vaak voor dat er voorgefinancierd moet worden. En, geven de werkers aan, de bewoners beginnen op deze manier met het opbouwen van (meer) schuld. Van de andere kant motiveert het hen om serieus kansen te pakken en ook te leren om zelfstandig (ook financieel) te zijn. De werkers ondersteunen ook bij het aanvragen van uitkeringen en het vinden van werk.

    Daarnaast moeten de bewoners bereid zijn aan hun problemen te werken. Ze voeren iedere week een gesprek met hun begeleider om door te spreken welke stappen er gezet kunnen worden om in elk geval een deel van de problemen aan te pakken. Middelengebruik is absoluut verboden. Daar wordt streng op gecontroleerd. Bewoners zijn verplicht hun deur te openen voor zogenaamde ‘kamercontroles’. Dat klinkt harder dan het eigenlijk bedoeld is, blijkt als we daarover doorpraten. Het zijn ook bezoekjes om een bewoner wat beter te leren kennen. Dat is zeker in het begin wel nodig, als ze nog niet zoveel van zichzelf laten zien. De suggestie van een van ons om het dan geen kamercontrole te noemen, maar bijvoorbeeld kamerbezoek, wordt enthousiast ontvangen. Ook dat laat zien dat dit team heel graag wil leren, en het beste wil voor de bewoners, en een blik van buiten kan daarbij soms helpen.

    Het nadeel van het tijdelijke karakter is dat nu nog niet bekend is of het project na oktober wordt vervolgd. Het is dus heel belangrijk om te laten zien dat het werkt. Eigenlijk vult Room First een van de gaten in de jeugdhulpverlening. Deze bewoners zijn nog op tijd, dat wil zeggen voordat ze helemaal afglijden, in het vizier van hulpverleners gekomen. Dat is op zichzelf positief. Echter vervolgens ontbreekt het aan mogelijkheden om deze daklozen te ondersteunen vanuit een rustpunt. En dat is precies wat Room First biedt: vanuit rust (een veilig huis) werken aan een aantal basiszaken om het vervolgens (grotendeels) zelf te doen. Het klinkt ons niet in de oren als een voorziening die tijdelijk van belang is. Als deze bewoners er in slagen om hun leven weer op de rit te krijgen, is het de investering meer dan waard. Aan de vakkundigheid, inventiviteit en het enthousiasme van de werkers en studenten zal het niet liggen.

    Thuis

    Natuurlijk hebben we het ook nog over het thuisgevoel gehad bij deze bijzondere groep. De werkers vertellen hoeveel verschil ze daarin zien. Waar de ene bewoner de eigen kamer meteen een beetje leuk probeert te maken, om zich net iets meer thuis te voelen, doet de andere daar helemaal geen moeite voor. Ze vertellen ook dat de bewoners van Room First over het algemeen geen fijn thuis hebben gehad, bijna niet weten wat dat is; ‘je thuis voelen’.  Daarom was het des te waardevoller om te zien hoe een groepje bezig was met het gezellig maken van de woonkamer en eigenlijk samen een beetje thuisgevoel creëerde.

    Indrukwekkend

    Het was zoals gezegd een indrukwekkend werkbezoek. Om meerdere redenen. Het drukte ons weer even helemaal op de feiten hoe zwaar het leven is van sommige Rotterdammers. Ook wij zien deze mensen, maar zien ze ook weer niet goed genoeg. Ook indrukwekkend was met hoeveel hart en ziel en vakkundigheid de werkers inclusief die jonge studenten aan de slag zijn.  Zij maken de wereld voor mensen aan ‘de rafelrand’ een stuk dragelijker, maar eigenlijk ook de wereld in het algemeen, omdat zij ervan houden er te zijn voor anderen. En dat maakt het misschien wel extra zuur, en dat was ook weer een indrukwekkende bevinding, dat zij zo vaak aanlopen tegen grenzen om het goede te doen. Tenslotte was ik niet voor de eerste keer onder de indruk van de kennis van deze werkers van het leven van mensen on lastige omstandigheden.

    Vervolg

    In het lectoraat gaan we hard aan de slag om de verhalen van de meest nabije sociaal- en zorgprofessionals, samen met die van de mensen waarvoor ze het doen, te vangen. Ze vertellen ons wat van waarde is en zijn een leidraad voor verbetering. Op dit werkbezoek zijn we gegrepen door de verhalen over ‘thuis-voelen’ bij ‘thuislozen’.  Het nodigt uit om hier verder samen met CVD op door te gaan.

    Zie ook:

    Bed op de herstel- en verpleegafdeling

    Kamer bij Room First