- Het denken, doen en laten van mensen zijn bepaald door hun cultuur waarin zij zijn opgevoed
- Culturen zijn gesloten en eenduidig met vastomlijnde kenmerken
- Mensen zijn vertegenwoordigers van hun nationale/etnische en religieuze cultuur
- Cultuur wordt toeschrijven aan een persoon of een groep: ‘zo is hun cultuur’
- Cultuur wordt toegeëigend en geclaimd als vaststaande traditie: ‘zo is onze cultuur’
Wat is cultuur eigenlijk en hoe kun je naar cultuur kijken? Over het begrip ‘cultuur’ zijn er binnen de wetenschap verschillende opvattingen. Een eerste benadering is het cultuurrelativisme ook wel bekend als het culturalisme. In deze benadering is cultuur een vaststaand gegeven en bestaat uit een geheel van vastomlijnde en vastliggende kenmerken. Leden van een bepaalde groep delen dezelfde culturele ervaringen, kennis, waarden, normen, betekenissen en symbolen. Met behulp daarvan ordenen de groepsleden hun fysieke en sociale omgeving op eenzelfde homogene manier. De cultuur geeft hen houvast voor het handelen in allerlei situaties en bepaalt en verklaart zo hun gedrag. Dit is een statische benadering van cultuur. Het denken en doen van iemand wordt gevormd door de cultuur waarin hij, zij wordt geboren en opgevoed. Van de sociale omgeving waaronder ouders, familie, vrienden krijgt het individu bepaalde normen en waarden mee. Deze normen en waarden worden voortgezet in volgende generaties. Het individu is vooral een groepsmens. In een cultuurrelativistische benadering leven groepen mensen met verschillende culturen in een samenleving naast elkaar.
Deze benadering van cultuur als vaststaand gegeven hangt samen met culturaliseren. Culturaliseren houdt in dat opvattingen en gedrag van de ‘ander’ worden toesgeschreven aan de cultuur van een bepaalde groep waar iemand toe wordt gerekend. De ‘ander’ wordt gezien en aangesproken als vertegenwoordiger van die cultuur. Vaak wordt dit gekoppeld aan het herkomstland van die persoon en ook de dominante religie in dat land. Gedrag, opvattingen en gewoonten van de ‘ander’ worden daaruit verklaard en verbijzonderd: ‘zo is hun cultuur’. Maar ook kunnen individuen hun cultuur verbijzonderen door deze zich toe te eigenen of te claimen als identiteit, tradities of gedragsvoorschriften die vastliggen: ‘zo is onze cultuur’. Culturaliseren komt waarschijnlijk voort uit de menselijke behoefte om de wereld om ons heen te duiden, te ordenen en te beheersen.
Praktijkvoorbeelden Rotterdamse project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie en hun familie’
‘Behalve dat het taboe nog heerst, is het ook nog in de Marokkaanse en Turkse cultuur zo dat als diegene een groot gezin heeft, als de oudste zoon niet toestemt dat de oudere een test doet, dat het dan gewoon niet doorgaat.’
(Bijeenkomst met professionals)
‘In die Surinaamse gemeenschap zijn geen, wat wij Nederlanders noemen, normale gezinnen. Die zijn er bijna niet. Het zijn altijd ingewikkelde relaties. Buitenvrouwen, buitenmannen, echtscheidingen, alsmaar achter elkaar door.’
(Echtgenoot zonder migratieachtergrond van een mantelzorger met een Surinaamse achtergrond)
‘En toen heeft hij (de huisarts) ‘toegelicht’ dat het in de Turkse cultuur niet normaal is dat wij onze ouders laten opnemen in een verpleeghuis en een ander voor hen laten zorgen.’
(Uit een interview met mantelzorger met een Turkse achtergrond)
‘En hij droeg de gehoorapparaten niet en de bril niet, want dan kon men zien dat hij oud was. Nee dat doe ik niet. Want dat was voor oude mensen. En toen was hij niet dement.Vooral mensen uit Suriname hebben dat heel sterk: dat ze zich daarvoor schamen. Ja als je een bril hebt ben je gewoon oud. Als je een gehoorapparaat hebt ben je ook oud. Als je in die Surinaamse setting bent groot gebracht dan hou je dat vast.’
(Uit een interview met een mantelzorger met een Surinaamse achtergrond)
Een zoon van Marokkaanse afkomst woont in het ouderlijk huis met alleen zijn moeder die symptomen heeft van vergevorderde dementie. De zoon heeft de volledige zorg voor haar zonder hulp van professionals of zijn twee zussen. Zijn moeder komt niet meer buiten en al een tijd heeft niemand haar gezien en is niet bekend hoe het met haar gaat. De vrouwelijke praktijkverpleegkundige van de huisarts probeert contact te leggen en de moeder te bezoeken. Maar de zoon, wil de praktijkverpleegkundige niet binnenlaten en ook niet met haar praten. Hij geeft te kennen dat hij alleen wil praten met een mannelijke professional van Marokkaanse afkomst. ‘Islamitische mannen praten niet met vreemde vrouwen’, onderbouwt hij zijn voorkeur.
(Uit een casusbespreking met professionals)