- Hulp afstemmen op culturele en religieuze persoonlijke behoeften van de zorgvrager. Het ‘cultureel interview’ is een goed hulpmiddel om behoeften te achterhalen.
- Basiskennis van (migratie)achtergronden kan helpen om behoeften te begrijpen.
- Een open en nieuwsgierige houding naar achtergronden van de zorgvrager is belangrijk.
- Bewustzijn van- en rekening houden met je eigen culturele bias.
- Het cultuursensitief en cultuurspecifiek hulpaanbod moet bekend zijn.
- Inclusieve teams met professionals en/of samenwerking met professionals met een migratieachtergrond zijn belangrijke voorwaarde.
Wat kunnen zorgverleners doen om ‘culturalistische valkuilen’ in de zorg te vermijden? Allereerst is hetvan belang te achterhalen wat zorgvragers zelf belangrijk vinden met betrekking tot hun migratie- en culturele achtergrond. Daarvoor is een open gesprek met hen noodzakelijk. De zorgverlener stelt vragen over welke betekenis zorgvragers met een migratieachtergrond, in dit geval oudere migranten, zelf geven aan hun gezondheidssituatie. Wat ervaren zij als ziek en gezond en hoe gaan ze daarmee om? Welke behoeften hebben zij op het vlak van cultuur en religie bij de invulling van de zorg? Belangrijk is dat wordt doorgevraagd naar hoe iemands leven eruit heeft gezien, specifiek in Nederland, en wat iemand prettig vindt. Het uitgangspunt is dus altijd de zorgvrager als individu met zijn of haar geschiedenis, waarden, wensen en behoeften. De oudere migrant en directe naasten zijn cruciaal als informant. Het ‘cultureel interview’ biedt een hulpmiddel voor de zorgverlener om invulling te geven aan deze communicatie.
Het gaat dus om een persoonsgerichte benadering van de oudere migrant als individu met wensen en behoeften die specifiek kunnen zijn. Dit vraagt van zorgverleners dat zij sensitief zijn voor culturele aspecten die belangrijk zijn in de zorgverlening aan een zorgvrager met een migratieachtergrond. Daarvoor is nodig dat de zorgverlener zich verdiept in de waarden en normen, dagelijkse gewoonten, migratieachtergrond, levensbeschouwing van de zorgvrager en hiermee rekening houdt bij het verlenen van de zorg. Een zorgverlener hoeft niet alles te weten van culturele of levensbeschouwelijke achtergronden. Dit is onrealistisch en ook onnodig, basiskennis is voldoende. Juist in een open gesprek met een zorgvrager kan die informatie achterhaald worden. Maar ook is het van belang dat de zorgverlener zich bewust is van mogelijke verschillen in eigen waarden en normen met die van de zorgvrager. Een voorbeeld is dat er verschillen kunnen zijn in de manier van kijken naar ziekten en gezondheid. Het verklaringsmodel van de zorgverlener over de oorzaak en het beloop van een ziekte en noodzakelijke zorg hoeft niet altijd overeen te komen met dat van de zorgvrager. Het verklaringsmodel van zorgverleners wordt ook wel aangeduid met ‘disease’ en dat van zorgvragers met ‘illness’. ‘Disease’ gaat uit van een biomedische benadering van ziekten, terwijl 'illness’ uitgaat van de belevingswereld van de zorgvrager die samen kan hangen met culturele en levensbeschouwelijke achtergronden. Beide verklaringsmodellen hoeven elkaar niet uit te sluiten maar kunnen gelijktijdig naast elkaar bestaan. Zo kunnen bijvoorbeeld zorgvragers met dementie en hun naasten eigen (bovennatuurlijke) opvattingen over de oorzaak en symptomen van dementie hebben maar niet afwijzen dat dementie een biomedische degeneratieve ziekte van de hersenen is waar speciale zorg voor nodig is.
Een onderzoekende en open houding van zorgverleners zijn dus vereiste competenties. Dat wil zeggen dat een zorgverlener zonder vooroordelen en stereotypen vraagt en luistert naar het verhaal, opvattingen en gevoelens van de zorgvrager met een migratieachtergrond c.q. oudere migrant en diens naasten. Een belangrijke voorwaarde voor een open en onbevooroordeelde houding is culturele zelfreflectie. Dit houdt in dat een zorgverlener inzicht heeft in zijn eigen culturele en levensbeschouwelijke bagage en zich bewust is van de mogelijke invloed daarvan op de communicatie met zorgvragers met een andere culturele of levensbeschouwelijke achtergrond (culturele bias). Hiermee kunnen generalisaties, vooroordelen en stereotypering van oudere migranten op grond van een toegeschreven culturele achtergrond worden voorkomen. Het is dus belangrijk om je als (toekomstig) professional bewust te zijn van de manier waarop je culturele achtergronden van de hulpvrager interpreteert en een vooringenomen invulling geeft die je laat meewegen in de hulpverlening. Deze competenties zijn niet alleen belangrijk voor goede zorgverlening aan oudere migranten maar uiteraard ook in de zorg voor ouderen zonder migratieachtergrond.
Tot slot is het nodig dat zorgverleners beschikken over mogelijkheden om invulling te geven aan behoeften en wensen van zorgvragers met een migratieachtergrond die cultuursenstitief of cultuurspecifiek zijn. Het is belangrijk dat er wordt samengewerkt in teams met professionals die verschillende disciplinaire- en migratieachtergronden hebben. Ook is een voorwaarde dat er voorzieningen zijn voor (dementie)zorg waar ingespeeld kan worden op de persoonlijke en specifieke wensen en behoeften van oudere migranten.
Praktijkvoorbeeld Rotterdamse project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie en hun familie’
Over meneer Tavares uit een eerder voorbeeld:
‘Toen heb ik gezegd dat het beter zou zijn om naar de dagbesteding te gaan. Toen was hij daar mee begonnen. Hij vond het leuk. Hij zei nooit, ik ga niet. Want het was zijn ‘werk’, ze gingen daar dansen. Als je hem iets geeft om te kleuren, dat vindt hij niks. Hij vond het leuk om met die mensen te praten. Het was een Kaapverdiaanse groep. Daar was het echt Kaapverdiaans en er werd Kaapverdiaans gesproken.
Ze kennen elkaar en dat vond hij prachtig dus voor hem was het ideaal. Mannen en vrouwen, iedereen die daar gaat, echt waar. In het begin willen ze niet, dan zeggen ze dat het niets voor hun is. Kaapverdianen houden er niet van. Maar eenmaal daar, zeggen ze, nee dit is leuk.’
(Uit een interview met mantelzorger met een Kaapverdische achtergrond. Naam van meneer is fictief.)
Mevrouw Juliana heeft een Antilliaanse achtergrond en woont alleen. Ze vergeet afspraken, maar ook hoe de afstandsbediening werkt. Ze gaat – ondanks de coronacrisis – nog vaak op pad, neemt te pas en te onpas het openbaar vervoer en weet regelmatig niet meer hoe ze thuis moet komen. Haar nicht maakt zich zorgen en belt de praktijkondersteuner van de huisarts (POH). De POH begrijpt de zorgen. Ze neemt contact op met mevrouw Juliana, maar die vindt dat er niks aan de hand is. Zij wil geen geheugentest of hulp ontvangen en begrijpt eigenlijk niet wat het probleem is. De POH vraagt een van de kernteams van het project om advies. Het kernteam bespreekt de situatie en welke interventie het meest passend is voor mevrouw Juliana. Het advies is dat er op een laagdrempelige manier aan een vertrouwensband gewerkt moet worden bij mevrouw Juliana. Een van de zorgprofessionals van het kernteam heeft affiniteit met de achtergrond van mevrouw Juliana. Ze heeft zelf een Caribische migratieachtergrond en begeleidt een ontmoetingsgroep met Caribische ouderen. Zij neemt contact op met mevrouw en spreekt haar bij haar voordeur en neemt een presentje voor haar mee. Stap voor stap wint ze haar vertrouwen. ‘Ik heb in ons gesprek de focus gelegd op kennismaken en niet op haar problemen. Ik heb haar verteld over de leuke activiteiten op onze ontmoetingsgroep en haar uitgenodigd om een keer aan te sluiten.’ Mevrouw Juliana komt een paar keer langs bij de ontmoetingsgroep die weer open is en geeft uiteindelijk ook toestemming voor een geheugentest bij de huisarts.
(Uit een casusbespreking in een van de kernteams)
Uit het project
In het project werd gewerkt met twee kernteams die zowel multidisciplinaire als inclusiefwaren. De teams bestonden uit professionals met een mix van expertises uit zorg en welzijn én een mix van achtergronden op het gebied van migratieachtergrond, taal, geloof en cultuur. Hierdoor waren er verschillende ingangen naar de doelgroep en konden uiteenlopende oplossingen worden geboden. Ook werd in demeeste organisaties van de professionalsinclusief en cultuursensitief gewerkt waar in het project gebruik van kon worden gemaakt. Er is een sociale kaart gemaakt voor iedere projectwijk met een overzicht van alle voorzieningen in Rotterdam met een cultuursensitief of cultuurspecifiek aanbod voor oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie. In de bespreking en monitoring van casussen door de kernteams lag het accent op het verhelderen van onderliggende behoeften van de oudere migrant en mantelzorgers. Daardoor kon hulp op maat worden ingezet, geëvalueerd en bijgesteld. Deze werkwijze in het project was voorwaardelijk om persoonsgerichte en cultuursensitieve ondersteuning te bieden, afgestemd op specifieke wensen en behoeften van de oudere migrant. De deelnemende professionals ondervonden zelf de meerwaarde van deze werkwijze voor oudere migranten. ‘Bij veel zorgorganisaties ontbreekt het aan deskundigheid in de aanpak, vooral bij migrantenouderen. Er is te weinig kennis. Daarom helpt het om te overleggen met professionals met verschillende expertises of achtergronden.’
De overzichten met voorzieningen zijn opgenomen in de wijkanalyses van Delfshaven en Feijenoord: