Menu
    English

    Casus meneer Arslan

    Ga terug naar: Hoofdstukken overzicht 

    Dit is een samenvatting van een interview met de zoon van meneer Arslan. Meneer Arslan heeft dementie. De zoon is de mantelzorger van meneer Arslan. Het interview geeft dus het perspectief van de zoon op de situatie weer. De naam meneer Arslan is een fictieve naam. De samenvatting van de casus is geschreven aan de hand van de thema’s die overeenkomen met de inhoudelijke hoofdstukken in de e-learning.

    Thema's

    Achtergronden meneer Arslan

    Meneer Arslan is 83 jaar en heeft een Turkse achtergrond. Sinds een jaar verblijft meneer Arslan in een verpleeghuis op een psychogeriatrische afdeling. Daarvoor woonde hij samen met zijn zoon die alleenstaand is. De vrouw van meneer Arslan overleed 14 jaar geleden. Hij is in Turkije geboren en kwam op 27-jarige leeftijd in 1964 naar Nederland. Zijn vrouw met wie hij in Turkije is getrouwd kwam later naar Nederland. In Nederland kregen zij vier kinderen; drie dochters en een zoon (de mantelzorger, 53 jaar). Een dochter is overleden. De oudste dochter woont met haar gezin in Turkije. De jongste dochter woont met haar kinderen in de buurt van het ouderlijk huis en is gescheiden. Meneer Arslan heeft als lasser gewerkt in de scheepvaart. Hij spreekt Turks en beheerste het Nederlands maar door de dementie niet meer. Meneer Arslan is praktiserend moslim.

    Na het overlijden van zijn vrouw kreeg meneer Arslan gezondheidsklachten. Hij kreeg suikerziekte waarvoor hij medicijnen kreeg en daarnaast hartrimestoornissen waarvoor hij bloedverdunners nodig had. Meneer Arslan kreeg drie keer per dag thuiszorg voor de medicijnen en maaltijden omdat zijn zoon overdag werkte. De gezondheid van meneer Arslan ging steeds verder achteruit. Hij was ongeveer 79 jaar toen de diagnose Alzheimer werd vastgesteld.

    Meneer Arslan was een actieve man. Hij was altijd in beweging, ging veel met de fiets op stap. Zijn zoon vertelt: ‘Hij was altijd heel snel en gehaast. Een altijd vrolijke man die genoot van zijn leven. Hij had goeie banden met buren, vrienden en familieleden en was behulpzaam. Hij had nooit ruzie met andere mensen en hield van geintjes maken. Mijn vader is een bekende man hier in de buurt. Hij heeft veel contact. Hij is ook iemand die heel graag met mensen is, vooral met vrouwenHij is niet iemand die dingen verandert eigenlijk. Als het zo is dan is dat zo tot de dood.’ Meneer Arslan ging vaak naar Turkije waar hij dan een aantal weken verbleef bij zijn dochter en familie.

    (Vroeg)signaleren: eerste tekenen van dementie

    De eerste tekenen van dementie begonnen met vergeetachtigheid. ‘Mijn vader ging vier jaar geleden naar de moskee op een dag. Een keer is hij gekomen met andere schoenen. Ik keek en dacht, dit zijn niet zijn schoenen. Ik zei, van wie zijn deze schoenen. Hij zei, van mij. Ik zei, nee die zijn niet van jou. En toen dacht ik, nee er is iets met hem. Een keer heeft hij zijn eigen jas daar gelaten en is hij met iemand anders de jas gekomen.’

    Maar ook veranderde het gedrag van meneer Arslan. Hij werd boos en agressief, leefde in zijn eigen wereld en was vergeten dat hij in Nederland leeft. ‘Hij werd ineens een andere persoon. Hij werd heel agressief, boos. Ik werd 's ochtends wakker geschud om drie uur door mijn vader. Rond een uur of drie in het donker zag ik een hoofd. Ik was bang. Hij zegt, kom we gaan naar S. Daar komt hij vandaan in Turkije. Ik zeg, pa wat is er met jou, hier is Nederland. Hij werd ineens boos. Hou op met Nederland, hier is Turkije. Ik zeg oké.

    Ook kreeg meneer Arslan problemen met praten: ‘Hij kon moeilijk zinnen maken. Hij begon met een woord en dan was hij ineens stil.’

    Meneer Arslan ging belangrijke gebeurtenissen in zijn leven vergeten. Hij was vergeten dat zijn echtgenote was overleden. Zijn zoon en dochter waren toen echt bezorgd dat er iets met hem aan de hand was. ‘Hij vroeg een keertje, waar is jouw moeder. Dit vroeg hij aan mij. Mijn moeder was al tien jaar geleden overleden. Dus toen dacht ik, oeps dit gaat niet goed. Toen hij dit zei, sprak ik met mijn zus in Turkije. Die was ook bezorgd natuurlijk.’

    Diagnose

    De zoon is eerst naar de huisarts gegaan voor de zorgen over zijn vader, maar die zag geen problemen. ‘Was drie jaar geleden ongeveer vier, vijf jaar geleden zagen we tekens dat het met hem niet goed ging. Dus we gingen naar de dokter. Eerst hebben wij een afspraak gemaakt bij onze huisarts. Die zag het probleem niet eigenlijk toen ik hem vertelde wat ik meegemaakt heb.’

    De zus in Turkije heeft daarna een afspraak geregeld bij een neuroloog in Turkije omdat zij al dacht aan dementie nadat meneer Arslan had gevraagd waar zijn overleden echtgenote was. De neuroloog in Turkije heeft onderzoek gedaan en de diagnose vastgesteld. ‘Mijn zus in Turkije die is angstig geworden, want ja die heeft er eigenlijk meer verstand van. Ik vertrouw haar eigenlijk. Dus die heeft ook kennissen, dokters enzo. Dus die zei, breng vader naar Turkije. We gaan samen naar de neuroloog. De neuroloog heeft allerlei tests gedaan en die heeft diagnose dementie gesteld.’

    Organisatie van de zorg door mantelzorgers

    Toen meneer Arslan nog thuis woonde, was de zoon de belangrijkste mantelzorger die de dagelijkse zorg op zich nam. Een lange tijd had de zoon ook een baan waardoor hij overdag niet thuis was. Nu zijn vader in het verpleeghuis is opgenomen, bezoekt hij hem daar iedere dag. De oudste dochter die in Turkije woont, is ook erg betrokken bij haar vader. Zij heeft iedere dag contact met hem via beeldbellen en overlegt vaak met haar broer over de gang van zaken. De jongste dochter woont in de buurt maar helpt haar vader niet als hij alleen thuis is. Wel helpt zij mee om hem te zoeken als hij verdwaald is.

    'Mijn oudste zus heeft wel contact mijn jongste niet eigenlijk. De oudste woont in Turkije. Ze (meneer Arslan en deze dochter) zien elkaar elke dag via whatsapp rond een uur of zes tot half zeven, zeven uur. Verder doe ik alles voor mijn vader. Ze zijn eigenlijk niet nagekomen om voor mijn vader te zorgen. Dat maakte voor hen niet zoveel uit eigenlijk, dat mijn vader alleen was de hele dag.'

    Zorgbehoeften van meneer Arslan en oplossingen

    Meneer Arslan ging graag naar buiten. Hij ging vaak alleen op stap overdag als zijn zoon er niet was maar ook ’s nachts als zijn zoon thuis was en het niet in de gaten had. Maar hij wist buiten de weg niet meer. De drang naar buiten was groot, desnoods klom hij uit een raam omdat de deur op slot zat. Verschillende keren is er een zoekactie gestart door de zoon en zijn zus die in de buurt woont en is de politie daarbij ingeschakeld. ‘Het is één uur ‘s nachts en je gaat naar beneden en je ziet je vader niet. Het keukenraam staat open en hij is daardoor gevlucht. Ik ging naar buiten zoeken, zoeken. Ik ging naar de moskee en mijn zus ook overal zoeken. Toen kwam de politie en het begon te regenen ook. Ik kon hem niet vinden. Om twee uur heb ik een berichtje gekregen van facebook van iemand die ik niet eens kende, dat mijn vader was gevonden. Het was een hele opluchting.’

    Meneer Arslan was overdag alleen thuis omdat zijn zoon werkte. Hij had behoefte aan veiligheid en toezicht, ook omdat hij vaak alleen naar buiten ging. De zus die in de buurt woont, wilde haar vader niet opvangen en de thuiszorg die drie keer kwam, gaf niet voldoende ondersteuning om hem goed in de gaten te houden. ‘Ze gaven zijn medicijnen en dan weer de deur uit en dan was hij weer alleen thuis. Lopende bom. Gasfornuis is er thuis. Als die aan staat kan alles fout gaan. Van zes uur ‘s morgens tot drie uur was ik op mijn werk. Vier uur was ik thuis, dus heel de dag was mijn vader alleen.’

    De zoon heeft uiteindelijk een GPS tracker aangeschaft, zodat hij hem kon volgen op zijn mobiel. De vader is een paar keer verdwaald, maar via de GPS heeft zijn zoon hem teruggevonden. ‘Daarvan kon ik heel goed gebruik maken. Hij is paar keer verdwaald zo heb ik hem een paar keer gevonden.’

    Meneer Arslan had dagelijks ondersteuning bij het klaarmaken van de maaltijden en voor de medicatie, al voor dat hij dementie kreeg. Er kwam drie keer per dag thuiszorg om hem daarbij te helpen. De persoonlijke verzorging deed hij zelf met ondersteuning van zijn zoon.
     

    Door de dementie veranderde meneer Arslan zijn gedrag. Volgens de zoon kan hij snel boos worden en agressief reageren als iets niet verloopt zoals hij wil. Ook ging hij ruzie maken terwijl hij dat daarvoor nooit deed. ‘Twee, drie jaar geleden was hij niet zo, hij werd agressief en hij was boos. We gingen vaak ruzie maken.’

    Tijdens het laatste verblijf in Turkije heeft meneer Arslan medicijnen gekregen tegen de dementie toen hij daar in het ziekenhuis was opgenomen voor een urineweginfectie. De zoon en zijn zus in Turkije vonden dat hij er van opknapte. Zij hebben de medicijnen bij terugkeer in Nederland voortgezet tegen het advies in van de behandelend specialist in Nederland. Uiteindelijk heeft de familie toch medicijnen tegen dementie gekregen in Nederland. ‘Wij hebben medicijnen gekregen van de dokter in Turkije, tegen Alzheimer. Maar niet vanuit Nederland. De dokter van hier van S. (het ziekenhuis in Nederland) zei, het heeft bijwerkingen omdat mijn vader een hartritmestoornis en bloedverdunners heeft. Dus daarom waren wij er mee gestopt. Maar die neuroloog in Turkije zei, nee dat klopt niet jullie moeten het geven. Dus toen wij terugkwamen (in Nederland), gingen we stiekem zijn medicijnen geven. Ik vertrouw toch die dokter in Turkije, want het is een kennis van ons. Ineens is hij heel goed vooruit gegaan. Heel snel ook. Hij kon zinnen maken, hij kon bewegen. Toen heb ik dat met de dokter (in verpleeghuis) besproken van hier. Die heeft begrip getoond. Die heeft natuurlijk gezien hoe vooruit hij is gegaan. En hij heeft toen medicijnen voorgeschreven. Alleen een ander medicijn, want die andere is hier niet verkrijgbaar.’

    Meneer Arslan wilde eigenlijk terugkeren naar Turkije en daar blijven wonen. ‘Want ik had hem beloofd toen hij nog gezond was dat ik hem naar Turkije zou brengen. Hij wou niet hier (in Nederland) overlijden.’ De zoon heeft de mogelijkheden van terugkeer naar Turkije uitgezocht en is er met zijn vader naar toe gegaan. ‘Dus ik heb het geprobeerd. Hij had toen al een diagnose dementie. Helaas is het niet gelukt. Ik heb een privé-verzorgster geregeld in Turkije en ik ben ook naar instanties geweest. Ik heb een verpleeghuis bekeken. Maar het is niet te vergelijken met hier. Het is niet zo comfortabel, qua zorg waren ze niet zo serieus als hier. Het gaat wel voortuit, maar is nog niet op het niveau als hier.’ Maar het is niet gelukt. Hij heeft wel zijn familie bezocht, zijn dochter en zijn enige zus die nog in leven is. ‘Hij is toch eventjes geweest. Hij genoot van zijn land. Dus ik ben toch blij. Ik ben toch mijn belofte nagekomen.’

    Behoeften van mantelzorgers

    De zoon van meneer Arslan heeft een sterke persoonlijke band met zijn vader wat een belangrijke motivatie is om voor hem te zorgen. ‘Mijn vader is thuis echt niet een normale vader voor mij. Hij is echt mijn held. Ik heb altijd een hele sterke band gehad met mijn vader.’

    De band met zijn vader ervaart de zoon als onafscheidelijk, hij zou zijn vader ook niet kunnen loslaten en hij zou ook in Turkije bij hem gaan wonen als hij terug zou gaan. ‘Ik wilde ook mee eigenlijk. Ik kan hem niet ergens achterlaten. Waar ik ook ben, hij is daar. Eigenlijk gaat het bij mij er om dat hij blij is met zijn toestand met zijn leven. Dus hij is blij, dan ben ik ook blij.’

    Ook wil hij door de zorg voor zijn vader teruggeven wat hij als kind door de opvoeding van hem heeft meegekregen. ‘Het is heel erg niets extra’s eigenlijk, want ik ben zijn zoon. Hij heeft mij grootgebracht en ik doe het uit eigen wil. Want als ik dat niet had gedaan, kon ik niet leven.’

    Het was voor de zoon erg moeilijk om de zorg voor zijn vader los te laten toen hij in het verpleeghuis werd opgenomen. ‘Ja dat ie nu veilig is klopt. Maar ik wilde toch altijd dat hij bij mij is. Dat zou ik zo graag willen. Ik wilde mijn vader niet verlaten. Ik dacht dat ik het zelf kon. Ik heb hem hier (verpleeghuis) gebracht. Het was een heel zwaar moment voor mij. Het was een gesloten afdeling. Hebben we afscheid genomen. Ik ging naar de lift en toen ging ik terugkijken. Ik zag mijn vader bij de deur en hij wilde open doen. Het was de moeilijkste 10 seconden van mijn leven. In de lift ging huilen.’

    De zoon bezoekt iedere dag zijn vader in het verpleeghuis en de sterke band blijft ondanks dat hij niet meer met zijn vader woont. ‘Wij hadden echt een sterke band tussen ons tussen mij en mijn vader. Nu ook, ik ben ook terug bij mijn vader. Ik ben daar rond vijf uur tot zeven uur.

    Ook de oudste zus heeft volgens de zoon een sterke band met haar vader en dat is de reden dat zij  iedere dag met hem beeldbelt in het verpleeghuis.

    Volgens de zoon spelen er persoonlijke redenen waarom zijn andere zus niet wil zorgen voor haar vader. Zowel de omstandigheden in haar eigen leven maar ook in de relatie met haar vader. ‘Het heeft met haar zelf te maken. Ze is gescheiden en die heeft ook kinderen. Maar volgens mij heeft het eigenlijk te maken met zijn karakter.’ Deze zus vond ook al langer dat haar vader in een verpleeghuis opgenomen zou moeten worden.

    De zoon is erg meegaand met het gedrag van meneer Arslan ondanks dat het gedrag van zijn vader niet altijd te begrijpen is en hij snel boos wordt. Toen zijn vader midden in de nacht naar zijn geboorteplaats wilde gaan omdat hij dacht dat hij in Turkije was, ging de zoon zijn kleren aandoen en met hem mee. ‘Ik ging mijn kleren halen en we gingen naar buiten. Oké laat maar zien waar S. (plaats in Turkije) is. Hij zei, ga helemaal rechtdoor. Het was drie uur 's nachts en gingen we lopen richting Euromast. Lopen, lopen, lopen waar is S. (plaats in Turkije)? We gaan rechtsaf en dan daar. We gingen verder en verder, was het bijna vier uur. Ineens ging het regenen en gingen we ruzie maken op straat. Hij zei, ga maar, ik ga zelf.”

    De zoon en zijn zus in Turkije waren bekend met dementie, zij wisten wat de ziekte inhoudt. Zij hadden ook verwacht dat hun vader de diagnose dementie zou krijgen. Mijn zus in Turkije die is angstig geworden, want ja die heeft er eigenlijk meer verstand van. ‘De neuroloog daar heeft de diagnose gesteld dementie. Toen waren we eigenlijk zo ja, ik was niet verbaasd. Ik had het al eigenlijk verwacht, maar dat je dat hoort is geen goed gevoel natuurlijk.’

    Ondanks de sterke motivatie die de zoon heeft om voor zijn vader te zorgen, heeft hij de zorg als erg zwaar ervaren toen zijn vader nog thuis woonde. ‘Ik doe alles voor mijn vader. Al die gewicht was op mijn schouders.’

    Het meest moeilijk vond hij dat zijn vader alleen was overdag als hij aan het werk was. De zoon heeft zijn zus verschillende keren gevraagd of zij kon helpen bij de opvang van hun vader. Ik heb heel vaak gesmeekt bij mijn zus, ik wil niks van jou, het is niet voor mezelf maar voor mijn vader. Kom wanneer ik zelf niet thuis ben maar op mijn werk. En je werkt zelf toch niet en de kinderen zijn groot. Kom thuis, we wonen heel vlakbij. Ze kan toch komen. Even koffie drinken, thee drinken.’

    Vooral de emotionele belasting was erg zwaar voor de zoon. Om te zien dat je vader verandert in een ander mens, dat is heel zwaar.’ De periode dat zijn vader regelmatig buiten ging dwalen en de politie moest worden ingeschakeld om hem te zoeken, vond de zoon emotioneel het meest belastend. ‘Toen hij nog thuis was, heb ik hele zware emotionele dagen gehad. En ik ben ook niet echt een sterk persoonKunt u zich voorstellen het is 's nachts en ik kon hem niet vinden. Dus dat waren echt zware tijden hoor.’

    De zoon kon zijn werk niet meer goed doen door de zorg voor zijn vader. Hij werd steeds gebeld op zijn werk als er problemen waren met zijn vader. ‘Ik heb veel telefoontjes gehad op mijn werk. De politie aan de lijn, je vader is gevallen op straat, hij gaat nu naar het ziekenhuis. En toen ging ik gelijk naar het ziekenhuis. Zag ik mijn vader daar met bloedend gezicht, echt zwaar echt.’

    Hij kon hij zich niet meer concentreren op zijn werk door de zorgen die hij had over zijn vader die alleen thuis bleef. Uiteindelijk heeft hij zijn baan verloren. ‘Want toen ik naar mijn werk ging, altijd met de gedachte wat gaat er gebeuren met mijn vader. Ik kon me niet meer concentreren op mijn werk. Wat ik deed, is telwerk in een magazijn. In plaats van tien telde ik honderd, dat is heel erg. Ik was met mijn hoofd bij mijn vader, is hij thuis of heeft hij het gas aangelaten. Ik dacht aan allerlei scenario’s. Toen heb ik mijn baan ook verloren na vier jaar.’

    De zoon is tot het uiterste gegaan in de zorg voor zijn vader toen die nog thuis woonde. Voor de verpleeghuisopname van zijn vader was de zoon er emotioneel slecht aan toe. ‘Als het iemand anders was geweest in mijn plaats was hij niet zo erg geweest. Ik heb altijd een hele sterke band gehad. Misschien ligt het daaraan of mijn karakter ik weet het niet. Ik ben wel beïnvloed door alles. Emotioneel heel erg. Maar nu ben ik wel beter. Niet helemaal honderd procent, maar komt goed.’

     

    Behoefte aan professionele zorg

    De zoon had behoefte aan professionele emotionele steun. Maar hij wist niet wat voor ondersteuning er mogelijk was voor hem zelf en waar hij die zou kunnen vinden. ‘Wat voor mogelijkheden er waren, weet ik niet. Als ik dat toen had geweten had ik het wel gevraagd emotionele ondersteuning. Iets dat mijn emotionele toestand beter wordt, alles. Want toen had ik echt zware tijden. Ik ben ook niet echt een sterk persoon. Dus ik zat er wel op te wachten.

    Een aanbod van psychische ondersteuning had hij eerder wel gekregen maar afgehouden omdat hij er op dat moment geen behoefte aan had. Ook had hij geen vertrouwen in de hulp, dacht dat het om fiancieel gewin ging. ‘Ze hebben mij psychische hulp aangeboden. Maar toen dacht ik dat het niet zou helpen, dus had ik het geweigerd. Ik voelde me goed, kwam er zelf overheen. Ik weet dat het ging om geld. Met dat voorstel en die hulp zouden ze meer geld krijgen. Wat ze mij aanbieden zou niks voorstellen.’

    De zoon had ook behoefte aan meer professionele zorg thuis waardoor zijn vader niet alleen thuis zou zijn. ‘Dat is het enige wat ik eigenlijk nodig had. Dat mijn vader niet alleen was. Dat er iemand dagelijks meer bij hem was, hem in de gaten hield wanneer ik op het werk was.’ De thuiszorg kwam drie keer per dag een kwartiertje voor de medicijnen en maaltijden. Hij heeft gevraagd of ze langer konden blijven. Dat kon eerst niet. Een (Turkssprekende) ouderen maatschappelijk werker van het sociale wijkteam heeft geregeld dat er meer zorg kwam omdat er sprake was van een diagnose dementie. ‘Er werd aangebeld en gaat de deur open en toen zag ik de meneer van het wijkteam. Hij wou hulp aanbieden, maar ik zei, nee wij hebben al hulp. Hij zegt, we gaan even praten. Toen hebben we een gesprek gevoerd over dementie en over wat hij denkt. Hij vertelde wat hij deed eigenlijk voor mensen met dementie en voor allochtone migranten die dementie krijgen. Toen ging hij met mijn vader praten. Hij zei wat hij allemaal zou kunnen doen voor ons. Toen is het begonnen. Dus dat van de diagnose dementie hebben wij toen allemaal meegedeeld. En toen hebben zij (de thuiszorg) ons een beter pakket aangeboden. Dus meer hulp zeg maar.’

    Maar de zoon was niet tevreden over de zorg die werd geleverd. ‘En schoonmaken was ook de afspraak, maar als ik thuiskwam was het weer hetzelfde. Weer zo rommelig overalWij hadden toen ook conflicten met hun. Het ging natuurlijk over hun geld. Ze deden een beetje oppervlakkig met de afspraken. Kwamen ze niet op tijd, dit en dat. De hulp die ze moesten bieden, deden ze niet soms.’

    De zoon had ook behoefte aan zorgprofessionals die de taal spreken van meneer Arslan. De zorgorganisatie die kwam, kon dit bieden en daarover is hij wel tevreden. ‘We waren toch tevreden erover. Ze spraken zijn eigen taal. Ja, die zijn meestal Marokkaans en Turks. Dezelfde Turkse taal eigenlijk, dat is het belangrijkste.

    Omdat de zoon meer toezicht wilde voor zijn vader heeft hij gezocht naar een andere zorgorganisatie via een kennis die meer uren zorg thuis kon bieden. Maar die hield zich ook niet aan de afspraak. ‘Wij hadden een hele goeie familiekennis die had een thuiszorgbedrijf voorgesteld. Dus ik zeg oké. Hij zei dat hij bepaalde uren bij mijn vader zou zijn, maar in de werkelijkheid was dat niet zo. De afspraak was dat wij voor tien of twaalf uur per week hadden. Hij zei, maakt niet uit ik kom bijvoorbeeld ook wel twintig uur per week. Dan reken ik toch nog wel twaalf uur, maar hij kwam twaalf uur of dertien soms zelfs elf. Dan bleef mijn vader nog steeds alleen.’

    Met meneer Arslan ging het zonder toezicht thuis steeds slechter. Mensen in de omgeving vonden dat hij niet meer alleen thuis kon blijven. De zus die in de buurt woont, had al eerder gezegd dat het zo niet langer kon en de vader opgenomen moest worden. Ook de buren die hem al heel lang kenden, maakten zich zorgen. Meneer Arslan liep soms op blote voeten buiten. ‘Toen heb ik bezoek gekregen van de gemeente, dat er een klacht was ingediend door iemand uit de buurt, ze zeiden niet wie, en dat ik hem moest aanmelden bij een verpleeghuis. Dat hij opgenomen moest worden. En toen is het in een versnelling gekomen. Ik vat het normaal op, want mijn vader woont daar 40 nee 50 jaar lang in die straat. Dus die buren herkenden hem niet zo, met blote voeten lopen. Hij was een heel netjes iemand en ineens is ie veranderd.’

    De zoon wilde aanvankelijk niet dat zijn vader in een verpleeghuis zou worden opgenomen en sprak daarover met mensen in de moskee. Het gaf voor hem de doorslag om zijn vader aan te melden. ‘Ik wilde niet mijn vader verlaten. Ik dacht dat ik het zelf kon. Ik ben toen een keertje naar de moskee geweest en een van de beste vrienden van de moskee die zei ook van dit keer moet je hem echt aanmelden. Het moet wel veilig zijn. Toen dacht ik, oké ik moet het wel gaan doen. Ik denk dat ze daar ook last van hem hadden of ze wilden mijn vader zo niet zien. Ze wilden dat mijn vader hulp zou krijgen. Toen heb ik met de ouderen maatschappelijk werker een gesprek gevoerd en hij had me verteld dat hij mijn vader kon aanmelden bij een veilige plek.

    De zoon heeft eerst gezocht naar een verpleeghuis met een speciale afdeling voor Turkse ouderen, maar daar was geen plaats. ‘Ik had hem ergens anders aangemeld daar was een aparte afdeling voor Turken en aparte afdeling voor Marokkanen. Dus ik vond het wel beter toen. Dat hij daarbij kon passen. Hij zou zich beter kunnen voelen met de mensen uit dezelfde cultuur en dezelfde taal natuurlijk.

    Uiteindelijk kreeg meneer Arslan een plek op een reguliere afdeling van een ander verpleeghuis bij hem in de buurt. ‘Toen stonden wij op de wachtlijst en bericht gekregen dat er een vrije kamer is. Dus zijn we hier gekomen. Ik vond het goed qua omgeving. Het is hier wel gemixt maar hij is hier ook bekend natuurlijk. Mijn zus woont ook vlakbij, hier achter, dus ja.’

    De zoon is tevreden met het verpleeghuis waar meneer Arslan nu verblijft. Op de afdeling zijn ook ouderen met een Turkse achtergrond ondanks dat meneer Arslan zich niet meer goed kan uitdrukken in taal. ‘Turkse mensen waren er ook. Volgens mij vijf a zes zoiets. Maar voor hem maakt het niet zoveel uit. Ik zou wel willen dat er nog wel iemand zou zijn die dezelfde taal praat. Dan kan hij die toespreken. Maar maakt niet uit. Hij spreekt ook Turks tegen Nederlandse mensenSoms maakt hij grappen tegen bewoners.’

    Meneer Arslan heeft het naar zijn zin in het verpleeghuis, hij doet activiteiten en is minder agressief. De zoon heeft zelf weer rust gekregen en is weer blij om zijn vader te zien. ‘Heel goed. Had ik het maar eerder gedaan. Om één uur wordt hij naar beneden meegenomen en worden er activiteiten gedaan. Hij is ook iemand die heel graag met mensen is, vooral vrouwen. Dus wanneer mijn vader hier is met veel drukke mensen dan is hij blij. Ik kijk soms en ik zie dat hij aan het lachen is. Ik geniet van het moment, als ik hem zo zie. Ik kom hier elke dag na mijn werk. Hij is zich er niet echt van bewust denk ik, dat hij hier verblijft. Hij kan moeilijk zinnen maken. Als ik bij hem ben, dan ga ik mijn zus bellen via whatsapp. Hij maakt geintjes en rare geluidjes en wij lachen. Het enige waar ik mij goed voel, is bij mijn vader. Twee drie jaar geleden was hij niet zo, hij was agressief, hij was boos. Volgens mij wonen hier 96 bewoners, zoals mijn vader. Ik weet honderd procent zeker dat als je iemand hier zou vragen, iedereen zou zeggen dat mijn vader de vrolijkste man hier is.’

    ‘Ik ben nu ook blij om hem te zien (in het verpleeghuis). Hij is nu veilig en dat is het belangrijkste.’

     

    Voor het onderwijs/scholing

    Aan het eind van de samenvatting van de casus staan vragen voor (aankomende) zorg- en welzijnsprofessionals. De samenvatting van de casus kan gebruikt worden als:

    • Voorbereiding op een les. De (aankomende) zorg- en welzijnsprofessional leest de samenvatting van te voren en beantwoordt de vragen (zoekt de antwoorden eventueel op).
    • Aan het begin van de les worden de ervaringen en vragen besproken.
    • Praktijkopdracht na het volgen van een les om de lesstof te verwerken.
    • Toets in het onderwijs of voor bijscholing.
    • Onderdelen van de samenvatting van de casus (achtergronden plus een gedeelte over een van de onderwerpen: eerste tekenen; diagnostiek; zorgbehoeften; mantelzorg; en inzet professionele zorg) kunnen als casusbespreking in een les gebruikt worden.

    Voor de (aankomende) zorg- en welzijnsprofessional (geef hier de opdracht die van toepassing is).

    Opdrachten voor (aankomend) zorg- en welzijnsprofessionals

    Voor de docent: bepaal of je de zoekaanwijzingen erbij wilt zetten of niet.

    Algemeen - les 1Lees het hoofdstuk Achtergronden en cultuurbenaderingen

    • Welke aspecten van ziekte en zorg zou je in deze casus als cultureel willen aanmerken? Motiveer waarom dat volgens jou zo is.
    • Wat zouden culturalistische valkuilen kunnen zijn in deze casus?

    Signalen van dementie - les 2Lees het hoofdstuk over signaleren

    • Onder het kopje in de casus Vroegsignaleren …. worden een aantal signalen van dementie besproken. Welke eerste signalen van dementie ken je nog meer? (Raadpleeg bijvoorbeeld de signalenkaart)
    • Gedragsverandering wordt vaak niet gezien als een teken van dementie. Wat zou je kunnen doen om dit meer bekend te maken?

    Fase van diagnostiek - les 3Lees het hoofdstuk over signaleren

    • Waarom is het belangrijk in een vroeg stadium een diagnose te stellen?
    • Wat had je de mantelzorgers in de casus kunnen adviseren toen die zich zorgen maakten over de signalen en of hun naaste dementie had? (Kijk bv op dementie.nl)
    • Wat zou je kunnen doen als familieleden verschillend aankijken tegen de dementie of als sommigen ontkennen dat er sprake is van dementie?
    • Als een huisarts geen actie onderneemt bij een vermoeden van dementie door mantelzorgers, hoe zou je de mantelzorger kunnen helpen?
    • Hoe had de huisarts in de casus de diagnose Alzheimer kunnen stellen en waar moet die speciaal opletten bij ouderen met een migratieachtergrond? Welke mogelijkheden zijn er om migrantenouderen met dementie door te verwijzen voor een diagnose. Wat zou je de huisarts in dit geval adviseren? (Kijk bv bij de NHG-standaard dementie).
    • Als de diagnose gesteld is door een geriater of neuroloog, wat is dan nog de taak van de huisarts (wat had de huisarts kunnen doen in de casus)?
    • Waarom zouden families meer vertrouwen hebben in artsen in het land van herkomst?

    Goede zorg bij dementie - les 4: Lees het hoofdstuk over ondersteuningsbehoeften (volgt nog)

    • Welke andere professionals kunnen in deze casus worden ingeschaked om zorg te verlenen? Denk aan mogelijkheden op lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel gebied.
    • Vraag bij zorgbehoeften: hoe zou jij deze ondersteuningsbehoeften van de familie aanpakken, met in het achterhoofd dat de familie veel zelf kan en wil doen? Denk aan interventies op het gebied van zorg, begeleiding, contacten, activiteiten.
    • Wat vind je van de oplossingen die de zoon heeft gevonden voor het naar buiten gaan en rondwalen  van zijn vader?

    Mantelzorg - les 5: Lees het hoofdstuk over ondersteuningsbehoeften (volgt nog)

    • Waarom is het belangrijk dat mantelzorgers hun grenzen bewaken? Hoe kan je hen daarbij helpen (in het geval van de casus)?
    • Hoe kan een casemanager of ouderen maatschappelijk werker samenwerken met een mantelzorger uit migrantenfamilies die er alleen voor staat (zoals in de casus)?
    • De zoon denkt dat hij de zorg wel aankan, terwijl hij erg overbelast lijkt. Wat zou je kunnen betekenen voor de zoon? Welke tips kan je hem geven?
    • De dochter die dichtbij woont, wil haar vader thuis niet helpen. Zou je daar iets aan kunnen doen?
    • Als het op een gegeven moment thuis echt niet meer gaat en de oudere zoals in de casus gaat naar een verpleeghuis, waar moet je dan op letten en voor zorgen? Denk aan zijn persoonlijkheid, zijn achtergrond, zijn wensen en behoeften en wat de familie belangrijk vindt.
    • Hoe zou je de mantelzorger kunnen voorbereiden op een mogelijke overplaatsing, terwijl die dat eigenlijk niet wil vanuit eigen zorgmotieven?