Ga terug naar: Hoofdstukken overzicht - Onderwerpen Hoofdstuk 1: Dementie
- Een gemiddeld dementieproces duurt zes tot tien jaar.
- Er kunnen grote verschillen zijn tussen mensen met dementie.
- De achteruitgang van de hersenfuncties verloopt geleidelijk.
- Er zijn drie fasen: vroege fase, middenfase en late fase.
Een gemiddeld dementieproces duurt zes tot tien jaar. Het verloop van dementie verschilt per vorm van dementie en per persoon. Er kunnen grote verschillen zijn tussen mensen met dementie. Maar de achteruitgang van de hersenfuncties verloopt bij iedereen geleidelijk. In het begin kunnen mensen met dementie nog veel zelf en ook nog nieuwe routines aanleren, in de loop van de tijd hebben zij steeds meer aanpassingen, hulpmiddelen en hulp van anderen nodig. Dat doet een groot beroep op de omgeving. Op den duur kan dat erg zwaar worden voor mantelzorgers.
Er zijn grofweg drie fasen te onderscheiden. Er is een vroege fase waarin er kleine veranderingen in het gedrag of functioneren ontstaan. Het is nog niet duidelijk dat het gaat om dementie. De verschijnselen worden vaak toegeschreven aan andere kwalen en aandoeningen. In de middenfase worden veranderingen duidelijker en meer zichtbaar, mensen met dementie worden afhankelijk van ondersteuning bij het dagelijks functioneren. In de late fase is er volledige afhankelijkheid van anderen in het voorzien van dagelijkse basisbehoeften. Het verlies van functies is groot met name van het geheugen en lichamelijk. Het maken van contact en verbaal communiceren is in deze fase steeds moeilijker.
In de zorgstandaard dementie zijn richtlijnen opgesteld voor professionals en naasten voor de zorg voor mensen met dementie in de verschillende fasen van dementie, vanaf de eerste signalen in de niet pluisfase, de diagnose en leven met dementie: ondersteuning en zorg tot en met de stervensfase van dementie en de nazorg.
Ga terug naar: Hoofdstukken overzicht - Onderwerpen Hoofdstuk 1: Dementie