Menu
    English

    Wat kun je signaleren?

    •  Geheugen/vergeetachtigheid: problemen met het korte termijn geheugen, naasten en bekenden die niet meer worden herkend. Vaak gaat het om veel dingen vergeten zoals recente gebeurtenissen, gesprekken, afspraken, spullen/gebruiksvoorwerpen.
    • Dagelijks functioneren en activiteiten: Bepaalde dagelijkse taken en handelingen lukken niet meer. Er zijn problemen met complexe handelingen, ruimtelijk inzicht en beoordelingsvermogen.
    • Veranderingen in gedrag en karakter: Problemen met gedrag dat niet past bij een situatie, onbegrijpelijk is of niet gebruikelijk voor de persoon of gedrag dat zich versterkt. Vaak gaat het om teruggetrokken en onrustig gedrag, achterdocht, boosheid, agressiviteit en ongeremdheid.  
    • Taal/ Land van herkomst: Problemen hebben met woorden herkennen en gebruiken, een gesprek voeren, zich uiten, minder vloeiend spreken of een (vaak tweede) taal helemaal verliezen. Ook het niet meer thuis voelen in het geboorteland waar iemand vandaan komt en lang heeft gewoond.
    • Zorg en ondersteuning: Problemen met zelfzorg en accepteren van hulp bij de dagelijkse verzorging zoals eten, wassen, aankleden, toiletbezoek.

    Bij dementie gaat het om een degeneratief proces van de hersenen waarbij cognitieve functies langzaam achteruitgaan. In de beginfase van dementie uit zich dat vooral in vergeetachtigheid en veranderend gedrag. Het kan gaan om gedrag in het dagelijks functioneren van een persoon dat opvalt omdat het afwijkt van wat deze persoon daarvoor deed. Soms ook gedrag dat ongebruikelijk (niet passend of functioneel) is voor de situatie. 

    Daarnaast zijn er ook cognitieve veranderingen die niet zijn waar te nemen maar zich afspelen in het hoofd van de persoon vanwege degeneratieve beschadiging in de hersenen. De symptomen en klachten worden dan duidelijk in gesprek met de persoon die er in dit geval zelf mee zal moeten komen. Dezelfde signalen kunnen voorkomen bij alle vormen van dementie. Maar bij bepaalde vormen van dementie kunnen zij nadrukkelijker aan- of afwezig zijn. Ook kunnen signalen zich op verschillende wijzen voordoen bij een persoon en zijn sommige signalen kenmerkend voor de verschillende fases van dementie: vroege fase, midden fase en de late fase. Daarnaast kunnen verschillende typen signalen voorkomen bij iemand voordat kan worden gedacht aan dementie. Omdat er verschillende typen signalen zijn van dementie wordt om die reden vaak een indeling gebruikt met verschillende gebieden waarbinnen zich problemen voordoen. Er is grofweg onderscheid te maken in: Geheugen/vergeetachtigheid; Dagelijks functioneren en activiteiten; Veranderingen gedrag en karakter; Taal/ land van herkomst en Zorg en ondersteuning. 

     

     

    Geheugen / vergeetachtigheid  

     

    Dagelijks functioneren en activiteiten  

    • Vergeetachtig en/of verward zijn.  
    • Spullen kwijt zijn of op vreemde plaatsen terugvinden, bijvoorbeeld huissleutels in de ijskast.  
    • De weg niet meer weten: eigen huis niet meer kunnen vinden.  
    • Afspraken vergeten. Veel te vroeg of veel te laat op een afspraak komen.  
    • Steeds hetzelfde verhaal vertellen, alleen over het verleden praten.  
    • Recente gesprekken of gebeurtenissen vergeten. 
    • Medicijnen niet of verkeerd innemen.  
    • Vergeten dat je net hebt gegeten of vergeten dat je nog moet eten. 
    • Minder besef van tijd hebben. Niet meer weten welke dag het is. Op andere tijden willen eten en slapen. In de nacht op straat lopen. 
    • Steeds naar dezelfde persoon of instantie gaan om iets te regelen waarvoor je al eerder bent geweest, zoals vragen om uitleg van dezelfde brief.
    • Problemen met geld en administratie: niet meer weten hoe contant of met pinpas te betalen.
    • Brieven niet meer lezen of begrijpen. 
    • Problemen met autorijden, reizen met bus, tram of metro. 
    • Zich niet meer goed kunnen verzorgen. Kleding dragen die niet bij elkaar past of vuil is. Zich niet meer scheren of naar de kapper gaan. In pyjama of op pantoffels naar buiten gaan. 
    • Ruimtes in huis niet meer herkennen. 
    • Huishoudelijke taken niet meer goed kunnen uitvoeren, zoals een maaltijd klaarmaken of niet meer weten hoe wasmachine, fornuis of tv werken. 
    • Huis is niet meer schoon. 
    • Boodschappen niet meer goed kunnen doen. IJskast is leeg of er is teveel van hetzelfde eten gekocht, of het is oud/beschimmeld. 
    • Niet meer weten hoe en wanneer te bidden. 
     Veranderingen gedrag en karakter  Taal / land van herkomst
     
    • Zich terugtrekken in huis. Niet meer naar de moskee, kerk, markt willen of naar andere activiteiten buiten de deur. 
    • Dingen niet meer leuk vinden of willen doen. 
    • Rusteloos zijn. Steeds opstaan en heen en weer lopen, willen opruimen, het licht aan en uit willen doen of naar buiten willen. 
    • Ander gedrag gaan vertonen. Snel boos, agressief, angstig of verdrietig worden. Achterdochtig zijn. Bijvoorbeeld ergens geld of spullen opbergen en denken dat het is gestolen. 
    • Lelijke, ongepaste of slechte dingen zeggen of doen bij een ander. 
    • Geen gevoel voor schaamte hebben: zich sociaal onwenselijk gedragen. 
    • Onzeker worden of afhankelijk gedrag vertonen. In huis steeds achter de partner aanlopen. 
    • Dingen zien die er niet zijn (hallucinaties), bijvoorbeeld een beest in de douche of iemand zien die er niet is. 
     
    • Gesprekken moeilijk kunnen volgen. Ander antwoord geven op een vraag, niet meer meedoen in een gesprek met meerdere mensen. 
    • Niet of slecht op woorden of namen kunnen komen. 
    • Een taal niet meer kunnen spreken zoals het Nederlands, Turks, Marokkaans, Papiaments of Kaapverdisch. 
    • Terug willen naar het geboorteland. Bij aankomst familie of bekenden niet herkennen of zich thuis voelen. 

    Zorg en ondersteuning  

    • Problemen krijgen met zelfzorg 
    • Geen hulp willen accepteren. 
    • Aangeven dat er helemaal niets aan de hand is. 
    • Alleen hulp zoeken voor lichamelijke klachten (bij de huisarts). Op zoek naar medicatie. 

    Praktijkvoorbeeld Rotterdams project 'Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie en hun familie'

    Het waren andere bekenden op dat pleintje en die vroegen dan: 'Meneer R., wilt u naar huis? Dan brengen we u naar huis'. Toen ging het nog een beetje. Maar op een gegeven moment wist hij niet meer waar hij woonde, toen werd het moeilijker.
    (Mantelzorger met Kaapverdische migratieachtergrond)

    Mijn broertje, die ging de hand vragen voor het trouwen. Mijn vader was zelf erbij, mijn broertje overlegt alles. Toen die bruiloft kwam zei hij: 'Kijk wat hij heeft gedaan; Hij heeft haar hand en ik ben niet eens op de hoogte gesteld'. En toen dacht ik: 'Hier klopt er iets niet'.
    (Mantelzorger met Marokkaanse migratieachtergrond)

    Hij was hij heel actief. Met de fiets rond fietsende, of de wijk in naar de moskee. Maar op een gegeven moment wilde hij dat niet meer. Het moskeegedeelte kon hij niet meer, hij schaamde zich.
    (Mantelzorger met Turkse migratieachtergrond)

    Maar op een gegeven moment vond hij niks meer leuk, zelfs voetbal vond hij niet meer leuk. Mijn moeder zegt dan: 'Je hield zo van voetbal, het WK, het EK'. Maar dan zegt hij dat ze 'geintjes' aan het doen zijn. Hij was het echt kwijt. Braziliaanse soapseries vond hij leuk om te kijken, maar daarna vond hij het ook niet meer leuk.
    (Mantelzorger met Kaapverdische migratieachtergrond)

    De eerste tekenen hoe hij begon te veranderen was, een gulle man die nergens naar omkeek werd gierig. Ja, zijn gedrag. Hij let op, bijvoorbeeld: 'waarom branden alle lichten, waarom zo veel water verspillen', terwijl hij dat vroeger nooit had.
    (Mantelzorger met Marokkaanse migratieachtergrond)

    Waar het echt is begonnen; mijn moeder zegt van: 'Elke keer dat hij naar de douche ging, om te wassen voor salaat (gebedstijd) zegt hij tegen haar van: 'Er is altijd een zwarte kat in die badkamer'. Hij zag dus andere dingen.
    (Mantelzorger met Marokkaanse migratieachtergrond)

    Mijn vader die raakte de Nederlandse taal kwijt, af en toe weet hij wel een paar woorden. Hij sprak eerst ook Engels omdat hij natuurlijk gevaren heeft. Maar hij praat nu meest Kaapverdiaans.
    (Mantelzorger met Kaapverdische migratieachtergrond)

    "Hij was altijd in gezelschap, in de moskee. En hij ging er niet meer naar toe. Hij was verbaal heel sterk. En dat werd minder. ...
    (Mantelzorger met Turkse migratieachtergrond)

    Hij wist niet meer wat shampoo was enzo. Dat heeft mijn moeder toen gedaan. Hij wist niet meer wanneer hij naar het toilet moest. Wij moesten hem dat herinneren door te zeggen van: 'Je hebt zoveel water gedronken. Volgens mij moet je wel even naar het toilet'.
    (Mantelzorger met Marokkaanse migratieachtergrond)

    Uit het project

    In het project is een inventarisatie gemaakt van signalen die naar voren zijn gekomen in interviews met mantelzorgers en in de bijeenkomsten met zorg- en welzijnsprofessionals. Het ging specifiek om beschrijvingen van situaties waarvan zij merkten dat er iets mis was met het geheugen en gedrag van de oudere. Zie enkele voorbeelden hierboven.