Bij werkplekleren pendelt het leerproces van de studenten voortdurend tussen praktijk en theorie. Dit zorgt ervoor dat studenten de relatie tussen praktijk en theorie benutten. Het werkplekleren geven wij dan ook samen met de opleidingsscholen vorm en we nemen hierin samen de verantwoordelijkheid om onze studenten op te leiden tot bekwame leraren. Het samen opleiden bestaat aan de ene kant uit de individuele begeleiding van studenten op de werkplek. Dit gebeurt door de werkplekbegeleider (WPB) op een school. De WPB geeft de dagelijkse feedback aan de student. Daarnaast is er een programma in de opleidingsschool dat wordt verzorgd door de schoolopleider en de instituutsopleider. In het programma zijn intervisiebijeenkomsten opgenomen en extra cursusaanbod voor de studenten. Iedere opleidingsschool maakt hiervoor een programmaboekje.
Werkplekleren betekent dat studenten in verschillende contexten worden opgeleid. We borgen de basiskwaliteit van contextspecifiek opleiden door het basisprogramma dat voor alle studenten geldt en in de kwaliteit van de begeleiding. Alle betrokken begeleiders zijn getraind, bijvoorbeeld in het hanteren van principes van modelling en scaffolding.
Vanuit verschillende invalshoeken maken we vertaalslagen: vanuit de theorie, vanuit de praktijk en vanuit de persoon van de student. De verrassing, verwarring en inspiratie die dit oplevert, dragen bij aan een boeiend leerproces. In de scholen krijgt de student zicht op specifieke doelgroepen, schoolorganisaties en speerpunten van scholen. De rijke, weerbarstige praktijk leidt tot verwondering en ervaringsleren. Wij verzorgen onderwijs waarin studenten zich gaandeweg bewust worden van de eigen stijl en identiteit, en vanuit daar leren effectief te handelen als leraar in steeds wisselende beroepssituaties. Oefenen met elkaar op het instituut, in de praktijk en reflectie hierop maakt de student steeds bewuster van de eigen stijl en identiteit en de student leert hierdoor effectiever te handelen als leraar. We bouwen daarbij de opleiding zodanig op, dat er sprake is van toenemende complexiteit, toenemende ruimte voor autonomie van de studenten en afnemende sturing. Deze gedachte komt herkenbaar terug in de handleidingen die we gebruiken bij werkplekleren op de verschillende niveaus.