Menu
    English

    Ontmoeting 132 | De derde cyclus en het kunstonderwijs

    Moeten hogescholen niet het recht hebben promoties te verlenen? Dit is een relevante vraag en zeker in het kunstonderwijs ook een actuele vraag. Onze Willem de Kooning Academie is er klaar voor.

    Het debat over de binariteit van het Nederlandse hoger onderwijs is weer opgelaaid. Gebeurt eens in de zoveel tijd een keer. En dat is goed. Ons binaire stelsel is een groot goed, maar ook een dynamisch iets. De binariteit die we nu kennen, lijkt nauwelijks nog op die van, pakweg, een jaar of twintig geleden. Discussieerden we twintig jaar geleden over hoe het onderzoek in het systeem te beleggen, tien jaar geleden of we niet de titulatuur moesten harmoniseren, nu is de vraag aan de orde: moeten hogescholen niet het recht hebben promoties te verlenen.

    Er is een onderzoekinfrastructuur ontstaan op het hbo, er zijn lectoren. Ook zijn we gewend geraakt aan de gedachte dat ook niet-hoogleraren het recht mogen uitoefenen promoties te verlenen. Waarom dan niet onze lectoren? Boeiend debat, waar we zorgvuldig de tijd voor moeten nemen. Behalve wellicht voor het kunstonderwijs...

    Vier cycli: Associate degree, bachelor, master, PhD

    Als we redeneren in termen van het internationaal erkende begrip ‘cyclus’, dan is het Nederlandse hoger onderwijs als volgt ‘ingericht’. Het hbo biedt Ad, bachelor en master aan, de universiteit bachelor, master en PhD. In sommige buitenlanden snapt men dat, omdat men een vergelijkbare situatie kent. In veel andere buitenlanden snapt men dat niet. Men kijkt je op internationale fora wat meewarig aan als je zegt een universiteit te vertegenwoordigen -  want dat zijn hogescholen vanuit internationaal perspectief – maar wel een die geen PhD’s opleidt.

    Nou moet zo’n gevoel van ongemak niet doorslaggevend zijn, maar het zet wel aan tot denken. Onze conclusie: het hbo kent op onderdelen een onderzoektraditie en -infrastructuur die het verlenen van het promotierecht verantwoord maken – bij Hogeschool Rotterdam bijvoorbeeld bij het uitstekende Kenniscentrum Zorginnovatie – maar ook delen waar dat nog niet het geval is. Zo heeft ons Kenniscentrum Businessinnovatie uitstekende lectoren en onderzoekers, maar heeft nog niet de schaal en de infrastructuur om impact te bereiken en kent het economische domein nog geen sterke onderzoekcultuur. 

    Tekst gaat verder onder foto (Foto: Eliza Bordeaux, alumna WdKA, winnaar fotowedstrijd 'De kracht van Rotterdam'

    Het kunstonderwijs en het hbo

    In Nederland is het kunstonderwijs formeel ondergebracht bij het hbo. Interessant is dat dat gepaard gaat met een uitzonderingspositie op nagenoeg elk formeel kenmerk dat een opleiding formeel tot een opleiding maakt: de bekostiging wijkt af, de arbeidsvoorwaarden, de ruimte voor selectie, om maar een paar zaken te noemen. Terecht, want hoewel de inbedding in het hbo een hele positieve keuze is, is de aard van het onderwijs veelal anders en vraagt het andere regels en uitgangspunten.

    Het kunstonderwijs en het wo

    Het kunstonderwijs zou waarschijnlijk ook een formele uitzonderingspositie hebben als besloten was het onderdeel van het wo te maken. In ieder geval kent het geen natuurlijke pendant in het universitaire onderwijs, zowel niet naar inhoud als naar methode. Internationaal brengt dat problemen met zich mee: in Nederland opgeleide musici, acteurs, kunstenaars of ontwerpers kunnen hier niet promoveren en zullen dus ook niet in aanmerking kunnen komen voor onderzoeksposities of specifieke functies waarbij een doctor-titel is vereist. In het buitenland kan dat wel. Dus wij moeten buitenlanders aantrekken voor allerlei posities in Nederland of onze mensen naar het buitenland sturen om daar te promoveren in de hoop dat ze terug zullen komen. Het doet de status van het onderwijs ook geen recht. Zonder onderzoek zal het bachelor-masterniveau verdorren en van lokaal belang worden.

    Het unieke van artistiek onderzoek

    Het feit dat er voor kunstonderwijs geen pendant in het universitair onderwijs is, verklaart natuurlijk niet alles. Wat belangrijk is, is dat de kunsten in hun historische, eeuwenoude ontwikkeling een taal en systeem van methodieken hebben ontwikkeld waarmee zij zich onderscheiden van andere gangbare methoden en waardenstelsels die in het hoger onderwijs gehanteerd worden. Het gaat dan over artistiek onderzoek.

    Artistiek onderzoek vindt een basis in een persoonlijk gekleurde kritische stellingname die vervolgens tot werk leidt dat zich betekenisvol afzet of onderscheidt van wat gangbaar is in de vakwereld. Daarbij kennen de kunsten een internationaal gehanteerd kritieksysteem waarbij critici en beroepsbeoefenaren elkaars producten en inzichten becommentariëren en zo een kennis- en waardensysteem opbouwen met een eigen taal die innovatie beschrijft en aanwakkert. Artistiek onderzoek kent daarmee andere methodieken om te komen tot herhaalbaarheid of objectivering. Maar de uitkomsten zijn wel degelijk te waarderen op impact, innovatie en functionaliteit.

    De derde[1] cyclus in het kunstonderwijs

    In 2017 ging een grote delegatie van het Nederlands hoger onderwijs, bestaande uit vertegenwoordigers van de Vereniging Hogescholen en de Vereniging van Universiteiten samen met bestuursleden en directeuren van het Nederlandse kunstonderwijs, naar Stockholm om daar bij Uniarts en bij Konstfack twee modellen van een derde cyclus specifiek voor het kunstonderwijs te bekijken. Daar is de basis gelegd voor een erkende derde cyclus, in welke vorm dan ook, voor het kunstonderwijs. 

    Op dit moment kent de Gerrit Rietveld Academie een promotietraject, gebaseerd op een samenwerking met een aantal internationaal gereputeerde partners. De Koninklijke Academie en het Conservatorium in Den Haag kennen een officieel erkend promotietraject op basis van samenwerking met de Universiteit van Leiden. Mooie initiatieven die inspireren, maar wel alleen tot stand kunnen komen vanuit de ‘welwillendheid’ van samenwerkingspartners. Die samenwerking heeft waarde. Maar de uniciteit van het kunstonderwijs en het artistieke onderzoek, in combinatie met de volwassenheid van het onderwijs én onderzoek, vragen om het eigenstandige recht promoties te verlenen. Om vervolgens vanuit die kracht en erkenning de samenwerking te zoeken.

    Rotterdam, Willem de Kooning Academie (WdKA)

    In Rotterdam willen we een eigen derde cyclus, waarbij het onderzoek en de organisatie daarvan in lijn is met de identiteit van ons kunstonderwijs. Waarbij we doorontwikkeling graag vormgeven in het inmiddels gesmede en succesvolle samenwerkingsverband met de Erasmus Universiteit en Codarts, Rotterdam Arts and Sciences Lab (RASL), genaamd.

    De WdKA ambieert een derde cyclus, gebaseerd op erkenning van artistiek onderzoek, een eigen onderzoeksmethodologie, waarbij wel samengewerkt wordt met de universiteit, vanuit de erkenning dat de eigen cyclus niet in de plaats moet komen van wat de universiteit te bieden heeft, maar complementair daaraan ontwikkeld zal worden. Er wordt ingezet op transdisciplinair onderzoek. Met in achtneming van zowel artistiek gedreven onderzoeksresultaten als resultaten verkregen uit empirisch en kwantitatief onderzoek, wordt toegewerkt naar oplossingsrichtingen voor hardnekkige vraagstukken in de samenleving. 

    Transdisciplinair onderwijs, transdisciplinair onderzoek

    Binnen RASL wordt gewerkt aan een transdisciplinaire minor, die moet uitmonden in een transdisciplinaire masteropleiding en die opent op zijn beurt weer perspectief op een onderzoekstraject in een derde cyclus waarbij een titel verworven kan worden die vergelijkbaar is en gewaardeerd wordt als een PhD. 

    Het unieke, Nederlandse bestel kent een binariteit die zowel de hogescholen als de universiteiten geholpen heeft te zijn wie ze nu zijn. Gebaseerd op dat basale onderscheid van in de kern research-gedreven versus in de kern professioneel gedreven, hebben we daar de afgelopen decennia steeds weer een passende invulling aan gegeven. Het moment is daar om te moderniseren en te doordenken hoe het hbo een volgende stap kan zetten naar een internationaal erkende volwassenheid: de derde cyclus. Iets om voor het hele hbo te doordenken, iets om zo snel als het kan, in te voeren in het unieke kunstonderwijs.

    Jeroen Chabot, Directeur Willem de Kooning Academie
    Ron Bormans, Bestuursvoorzitter Hogeschool Rotterdam 


    [1] Internationaal wordt het promotietraject aangeduid met de derde cyclus, dus hanteren wij dat begrip hier ook. Feitelijk is sprake van de vierde cyclus aangezien we in Nederland, en zeker in Rotterdam, een formeel erkende eerste cyclus hebben in de vorm van de Associate degree’s.

    Over de auteur

    Ron Bormans - Voorzitter College van Bestuur Hogeschool Rotterdam

    Ron Bormans (1957, te Schinnen, Zuid-Limburg) mag zich verheugen in een lange periode van ontmoetingen in en met het hoger (beroeps)onderwijs. Tijdens zijn studies: Natuurkunde (propedeuse) in Eindhoven en Politicologie / Bestuurskunde in Nijmegen. Maar ook in zijn loopbaan. Hij werkte o.a. als plv. directeur HBO en directeur Studiefinanciering bij OCW. Daarnaast was hij consultant bij Capgemini. Op dit moment geeft hij leiding aan Hogeschool Rotterdam als bestuursvoorzitter, een functie die hij eerder bekleedde bij de HAN. Maar hij deed ook de HvA en Inholland aan en hield toezicht op onderwijsprogramma's als directeur NQA.

    Elke twee weken is de nieuwe blog-post ook te volgen op Twitter via @ronbormans1.