Menu English

Samenwerken aan een taalrijke omgeving voor jonge kinderen

04 maart 2024

Laaggeletterdheid heeft grote impact op je leven. Het lectoraat ‘Samenwerken aan een taalrijke omgeving voor jonge kinderen’ doet daar wat aan en begint bij het bouwen aan een sterke taalervaringsbasis bij jonge kinderen. Lector Martine van der Pluijm gaf op 13 februari een openbare les over het belang van die samenwerking en over het succesvolle praktijkvoorbeeld van de Leerschool Rotterdam-Zuid.

Auteur: Sanne van der Most

‘Onderwijs wordt vaak gezien als iets wat je vooral doet vanuit je hart en vanuit persoonlijke ervaring en minder vanuit de wetenschap of vanuit effectief bewezen interventies.’ Frans Spierings, lector Opgroeien in de Stad en directeur van Kenniscentrum Talentontwikkeling van Hogeschool Rotterdam trapt de openbare les in de bomvolle zaal af. ‘Gelukkig is dat aan het veranderen’, gaat hij verder. ‘Omdat we het als onderwijsinstellingen belangrijk vinden dat er onderzoek wordt gedaan naar taalontwikkeling en in het bijzonder naar het voorkomen van laaggeletterdheid, zijn we als Hogeschool Rotterdam samen met stichting BOOR en PCBO het lectoraat ‘Samenwerken aan een taalrijke omgeving voor jonge kinderen’ gestart, met pedagoog Martine van der Pluijm als lector.’

De aandacht voor het jonge kind

‘Bij laaggeletterdheid hebben we het vaak over volwassenen’, start zij haar openbare les. ‘Mensen die al jaren van school af zijn en te weinig kunnen lezen en schrijven om mee te doen in de samenleving. In ons lectoraat kijken we naar jonge kinderen’, start Van der Pluijm haar openbare les. ‘Want de taalervaringsbasis die op jonge leeftijd wordt ontwikkeld, is zo ontzettend belangrijk. Denk aan het bouwen van een huis, dat begint met het zorgen voor de juiste grond en een fundament om op verder te bouwen. Zonder fundament blijven muren niet staan en kan het huis niet afgebouwd worden. Diezelfde aandacht voor het fundament is nodig voor het bouwen van een stevig taalhuis. Dat begint bij het jonge kind, dát is waar het hier om gaat.’

Wat brengen kinderen mee

Ondanks alle energie die we er met z’n allen insteken, zoals met de vroeg- en voorschoolse educatie groeit de kansenongelijkheid. Die heeft volgens Van der Pluijm vooral te maken met taalongelijkheid en begint al bij het taalaanbod thuis. ‘De wieg waarin kinderen worden geboren, is zo bepalend voor hun toekomst. De taalervaringen waarmee kinderen naar school komen, lopen sterk uiteen.  Niet omdat ouders hun kind geen taalervaringen willen meegeven, maar omdat zij zich niet altijd bewust zijn van het belang van hun rol in de taalontwikkeling van hun kind. Of omdat er simpelweg geen tijd voor is. Die verschillen worden vaak niet gecompenseerd op de basisschool en ook niet in het voortgezet onderwijs. Daarom wordt er landelijk onderzocht of het mogelijk is om kinderen meer tijd te geven om zich te ontwikkelen, bijvoorbeeld door het uitstellen van het selectiemoment in groep 8. Tegelijkertijd kunnen en moeten we hier en nu meer kansen bieden aan jonge kinderen die op school starten en beter kijken naar wat kinderen wél uit hun thuisomgeving meebrengen, zoals hun thuistaal, in plaats van naar wat kinderen in onze ogen tekort komen. En door samenhangend taalonderwijs aan te bieden waarbij kennis van de wereld wordt gekoppeld aan het ontwikkelen van taalvaardigheid. Tijdens binnen- en buitenschools leren. Op school en thuis. Zo bieden we kinderen een taalrijke omgeving en meer kansen om mee te doen. Juist door mee te doen leren kinderen meer taal en ondersteunen we kinderen bij het bouwen aan een stevig taalhuis.’

 

Op zoek naar manieren die wél werken

Er zijn geen pasklare antwoorden om de taalongelijkheid te verkleinen. Daarvoor is langdurig onderzoek nodig in de praktijk, in co-creatie met leraren. Zoals gebeurt op de Leerschool Rotterdam-Zuid, waar Van der Pluijm sinds 2021 bij betrokken is. Directeuren van een aantal scholen op Rotterdam-Zuid hebben zelf het initiatief genomen om onderzoek te starten om passende manieren van taalonderwijs te ontwikkelen voor hun schoolpopulatie. ‘Manieren die wél werken’, aldus Van der Pluijm. ‘Over de schoolbesturen heen hebben zij zich verenigd en kennisinstellingen en opleidingen gevraagd om met ze mee te denken. Met als doel: een taalrijke omgeving bieden voor alle jonge kinderen. Voortbouwend op dat idee van ‘aansluiten bij wat er al wél is.’

Een zetje

Precies dat doen ze op de  Heldringschool. ‘Om ons begrijpend leesonderwijs te verbeteren zijn we een aantal jaar terug begonnen met het verbinden van taal aan kennis van de wereld’, vertelt directeur Mariëtte Vink tijdens een van de inspiratiesessies ’s ochtends voorafgaand aan de openbare lezing. ‘Dat doen we door te werken in rijke, schoolbrede thema’s. Daar zijn we goed mee op weg. En toen was daar de ontmoeting met Martine van der Pluijm. Zij stelde zij ons prikkelende vragen. ‘Hoe betrekken jullie de ouders bij het onderwijs en hoe zorgen jullie in de thema’s voor aansluiting bij de culturele achtergronden en de thuistalen van kinderen?  Bij het vergroten van de wereld van de kinderen ligt er nog een schat aan culturele kennisbronnen van kinderen en ouders, waar we nog geen gebruik van maakten. Stof tot nadenken dus. Vervolgens zijn we onze thema’s kritisch tegen het licht gaan houden. Uit welke bronnen putten we nu? Van welke schrijvers lezen we boeken en welke kunstwerken bespreken we? Alleen Van Gogh of krijgt Kehinde Wiley ook een plek? Alleen ‘het Zwanenmeer’ of ook een stuk van ‘Revelations’? Alleen ‘Ronja de Roversdochter’ of ook ‘Misjka’ en ‘Rosa Parks’? Die manier van denken heeft ons echt een zetje gegeven om het anders te doen. We waarderen de culturele diversiteit die er is en maken er expliciet gebruik van, waardoor de wereld die kinderen kennen van thuis en de wereld op school dichterbij elkaar komen. En dat werkt heel goed. Komende jaren zoeken we door naar manieren om de samenwerking met ouders te versterken.’

Anders kijken én anders doen’

Terug naar de openbare les. PCBO Rotterdam-Zuid CvB-voorzitter voorzitter Diana Middelkoop, BOOR CvB-bestuursvoorzitter Renata Voss  en Anita Derks, Pabo-opleidingsmanager en directeur van Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind- zijn inmiddels aangeschoven. ‘Geweldig dat we met elkaar - samen met onderwijs én wetenschap- aan taalontwikkeling en kansengelijkheid gaan werken’, vindt Middelkoop. ‘Anders kijken én anders doen’, zo vat Voss het samen. ‘En daar heb ik hoge verwachtingen van.’ Ook Derks is hoopvol: ‘Hoe werkt het nou bij jonge kinderen en hoe komt die kennis bij onze studenten terecht? Heel fijn dat we die onderzoekspoot nu gaan versterken. Zo gaan onze studenten ook echt zien hoe op scholen wordt nagedacht over hoe we beter kunnen samenwerken en kinderen een taalrijke omgeving kunnen bieden die zo belangrijk is voor hun kansen en hun toekomst.’ Zo ziet Van der Pluijm het ook. ‘Juist het vinden van manieren om die samenwerking vorm te geven is zo belangrijk. Het lijkt zo makkelijk maar dat is het allerminst. Dat vraagt om leren van en met elkaar. Het lectoraat gaat bijdragen aan de benodigde kennis om die samenwerking vorm te geven.’

Leerschool Rotterdam-Zuid

Doelgericht met je eigen vraagstuk aan de slag

In de Leerschool Rotterdam-Zuid werken basisscholen van de Rotterdamse schoolbesturen BOOR, PCBO, RVKO en SIPOR samen aan het verbeteren van het taalonderwijs. Hun ambitie: écht het verschil maken voor de leerlingen. Vooral als zij te maken hebben met veel taalongelijkheid. Iedere school start met een eigen vraag rond het taalonderwijs van hun leerlingen. Vanuit die vraag kan de school een professionele leergemeenschap (PLG) starten waarin professionals uit de school samen met een procesbegeleider, opleider en onderzoeker van de Leerschool Rotterdam-Zuid aan de slag gaan.

Meer weten? Ga naar de website van de Leerschool 

Lees hier het artikel over het bezoek van de PO-Raad aan de Gouden Griffel, een van de scholen in de Leerschool Rotterdam-Zuid.