Menu
    English

    Traject stagebegeleiding

    Meer informatie over het stagebegeleidingstraject van onze bacheloropleiding vindt u op deze pagina.

    Korte inhoud stages

    Al vanaf het eerste studiejaar maken onze studenten kennis met de beroepspraktijk. Gedurende de studie lopen ze diverse stages. Hieronder geven we u een korte uitleg over deze stages:

    Jaar 1

    2x 1 week oriëntatiestage

    In het eerste jaar lopen de studenten 2x 1 week stage om kennis te maken met de beroepspraktijk. Zo maken ze de verbinding met binnen- en buitenschools leren.

    5-weekse stage in de zelfstandige verloskundige praktijk

    Tijdens deze vijf weken richt de student zich op de samenhang tussen de verschillende beroepstaken (prenataal, nataal en postnataal) in de zorgverlening (reproductieve zorg). Op deze manier ontwikkelt zij een (volledig) integraal beeld van wat het werk van de verloskundige allemaal inhoudt.

    CEO (Client Expertise in Onderwijs en Onderzoek) stage

    Tijdens deze stage loopt de student mee met een zwangere vrouw. Door naast de vrouw plaats te nemen krijgt ze inzicht in de belevingswereld van een zwangere en bevallen(de) vrouw. Ook krijgt ze zicht op hoe het is om zwanger te zijn en hoe de vrouw de transitie naar moeder worden beleeft. Daarnaast ziet ze hoe de zwangere vrouw de zorgverlening, het beleid en de besluitvorming ervaart tijdens het gehele geboorteproces.

    De student gaat o.a. mee met de cliënt naar afspraken bij de verloskundige en/of de ketenpartner van de verloskundige zoals een gynaecoloog, huisarts, kraamzorg, echoscopist of een lactatiedeskundige.

    Jaar 2

    In het tweede studiejaar lopen de studenten twee verschillende stages. Ze gaan 6 weken naar de zelfstandige verloskundige praktijk en 13 weken naar de overige relevante sectoren, waaronder de 2lijn.

    Jaar 3

    In het derde studiejaar volgen de studenten een halfjaar een minor. Tijdens het resterende halfjaar lopen ze een 6-weekse stage in de zelfstandige verloskundige praktijk.

    Jaar 4

    Het vierde studiejaar bestaat grotendeels uit stages. De student gaat 21 weken stagelopen in de verloskundige praktijk. Daarnaast gaat ze ook nog 7 weken stagelopen op de Verloskamers en Poli Verloskunde in de 2e lijn.

    Onderdelen stage

    Onze stages bestaan uit een aantal onderdelen waaraan de student moet voldoen. Hieronder geven we u een korte uitleg over deze onderdelen:

    Plan van aanpak en startgesprek

    De student neemt minimaal 2 weken van te voren contact met u op om een afspraak te maken voor een startgesprek. Tijdens dit gesprek wordt de basis gelegd voor een goede samenwerking. Het doel van dit gesprek is om wederzijds duidelijkheid te krijgen wat de wensen en verwachtingen zijn van deze stage. Informatie en transparantie zijn de kernwoorden in het kennismakingsgesprek. De student levert voor aanvang van het gesprek een Plan van Aanpak Stage aan.

    Verplichte aanwezigheid en verrichtingen

    De student houdt haar aanwezigheid en verrichtingen bij om aan het eind van de opleiding aan te kunnen tonen dat ze voldoet aan de wettelijk gestelde eisen, zoals gesteld in de AMvB. In VAR-stage voert de student haar aanwezigheid en verrichtingen in. Na uw accordering worden deze toegevoegd aan de totale aantallen van de student. Bij de verrichtingen staan de voorwaarden beschreven voor het mogen meetellen van een verrichting.

    Professioneel gedrag

    De student wordt in alle stages beoordeeld op Professioneel Gedrag. Zij neemt deze beoordelingen verplicht op in haar competentieassessments. In het Professioneel Gedrag worden drie dimensies onderscheiden: omgaan met werk, omgaan met anderen en omgaan met zichzelf.


    Evaluatie stage

    Een evaluatiegesprek tijdens de stage kan zowel tussentijds als aan het einde van de stageperiode plaatsvinden. In dit gesprek bespreekt u de voortgang van het leren in de praktijk en stelt u samen met de student vast wat de behaalde leerresultaten zijn.

    Het evalueren van de behaalde leerresultaten gebeurt aan de hand van competenties. De student vult haar zelfreflectie in op het evaluatieformulier. Hierna doet u een uitspraak over hetgeen u daadwerkelijk heeft gezien dat de student deed. 

    Competentieassessments

    Om te kunnen beoordelen of de student in staat is om een taak – binnen de vier taakgebieden – op een zeker niveau uit te voeren, zijn er in elk studiejaar beoordelingsmomenten. Zo’n beoordelingsmoment heet een competentieassessment.

    Bij het competentieassessment laat de student in een portfolio zien wat ze kan. Dat doet ze door te beschrijven wat ze kan binnen de competentie, tot welke inzichten ze is gekomen, waar ze haar handelen op baseert, wat haar visie is en wat ze verder zou willen leren. Voor elk assessment is vastgesteld welke en hoeveel bewijsstukken aangeleverd moeten worden om het gewenste niveau aan te tonen. De bewijzen hebben altijd betrekking op de daadwerkelijke beroepspraktijk.

    Bij het competentieassessment bekijken twee assessoren (beoordelaars) het portfolio met de vragen ‘toont deze student op overtuigende wijze aan dat zij bekwaam is in het uitvoeren van het taakgebied?’ en ‘wijst het portfolio en de zelfevaluatie op competenties op het gevraagde niveau?’ Als de student bij een competentieassessment kan aantonen dat ze competent is op het gevraagde niveau, dan worden studiepunten toegekend.