Hoe trek ik conclusies uit mijn onderzoeksresultaten?
Om conclusies uit je onderzoeksresultaten te trekken is het belangrijk om te weten of je kwalitatieve of kwantitatieve resultaten hebt. Hoe je dit doet leggen we uit aan de hand van een voorbeeld hoofdvraag.
"Op welke wijze is het fysieke vermogen van de mens verbeterd ten opzichte van 100 jaar geleden?"
Kwantitatieve resultaten
Bij kwantitatieve resultaten (enquêtes of marktonderzoek) verzamel je cijfermatige of numerieke gegevens. Dit kun je visueel weergeven in grafieken of pie charts.
Wil je in één afbeelding een verhaal vertellen aan de hand van cijfers maak dan een infographic.
Stap 1: Beantwoord je deelvragen
Voorbeeld deelvraag 1
"Hoe lang doet men gemiddeld over het hardlopen van 5 km?"
Voorbeeld resultaten
Om deze vraag te beantwoorden heb je bij de Marathon van Rotterdam de tijd bijgehouden van 35 hardlopers.
Je hebt de volgende gegevens gemeten:
- 3 mensen lopen de afstand binnen 20 minuten.
- 20 mensen lopen de afstand binnen 30 minuten.
- 7 mensen lopen de afstand binnen 40 minuten.
- 5 mensen lopen de afstand binnen 50 minuten.
De rode lijn geeft het gemiddelde aan. Het gemiddelde bereken je door alle gelopen tijden bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal hardlopers. In dit geval is de gemiddelde tijd 34 minuten.
Voorbeeld deelvraag 2
"Hoe lang deed men 100 jaar geleden gemiddeld over het hardlopen van 5 km?"
Voorbeeld resultaten
Om deze vraag te beantwoorden doe je een bronnenonderzoek. De gegevens die je vindt verwerk je op dezelfde manier als de vorige deelvraag. Het uiteindelijk antwoord op deze deelvraag is 40 minuten.
Stap 2: Trek conclusies
Nu je je gegevens hebt gestructureerd en antwoord op je deelvragen hebt, kun je je conclusies trekken, oftewel je hoofdvraag beantwoorden. Dit is voornamelijk een tekstuele uitwerking, die je mogelijk kunt ondersteunen met afbeeldingen. Formuleer je conclusies zo objectief mogelijk. Iedere leerling zou op basis van jouw onderzoek dezelfde conclusies moeten trekken.
Voorbeeld hoofdvraag
"Op welke wijze is het fysieke vermogen van de mens verbeterd ten opzichte van honderd jaar geleden?"
Antwoord door kwantitatieve gegevens
Het fysiek vermogen is verbeterd ten opzichte van 100 jaar geleden. Sportprestaties groeien en records worden keer op keer verbroken.
Stap 3: Klopt jouw hypothese
Ga na of jouw conclusie hiermee in overeenstemming is. De enige mogelijke uitkomsten zijn: 'de hypothese is juist' of 'de hypothese is onjuist'. Is je hypothese onjuist gebleken? Probeer hiervoor dan een verklaring te vinden. Je kunt een nieuwe hypothese opstellen of toch de oorspronkelijke laten staan. Vertel altijd waarom je er zo over denkt.
Handige Tip: Stap 3 hoeft natuurlijk alleen als je vooraf een hypothese hebt geformuleerd. Dat is niet verplicht!
Kwalitatieve resultaten
Bij kwalitatieve resultaten (interviews of observatie) staan de beschrijving en interpretatie van de problemen in de onderzoekssituatie voorop. Het gaat vooral om het benoemen van gedragingen, uitspraken en tekstdelen uit verzamelde documenten. Een nadeel hiervan is dat je de gegevens niet zomaar kunt optellen en het gemiddelde berekenen.
Stap 1: Beantwoord je deelvragen
Voorbeeld deelvraag 1
"Welke omstandigheden zorgen voor het verbeteren van de prestaties van hardlopers?"
Voorbeeld resultaten
Om deze vraag te beantwoorden ga je de hardlopers interviewen. Een aantal antwoorden die je krijgt zijn:
Antwoorden:
- "Ik heb net nieuwe hardloopschoenen gekocht. Er zit een hele goede zool in. Daardoor loop ik beter."
- "De strakke hardloopkleding van tegenwoordig draagt een hoop bij aan een betere prestatie"
- "Als het windstil is en de zon schijnt niet te fel, dat zijn de perfecte weersomstandigheden om een goede tijd neer te zetten."
Om te bepalen wat de meest genoemde omstandigheden zijn die de prestaties van hardlopers verbeteren, kun je gaan turven. Op die manier kwantificeer je de kwalitatieve gegevens:
Schoeisel | IIIII IIIII II |
Kleding | IIIII IIIII IIIII I |
Weersomstandigheden | IIIII I |
Je kunt de geturfde aantallen visueel maken door er een cirkeldiagram van te maken. Op deze wijze kun je heel gemakkelijk zien, welke omstandigheden het meest genoemd zijn.
Stap 2: Trek conclusies
Nu je je gegevens hebt gestructureerd en antwoord op je deelvragen hebt, kun je je conclusies trekken, oftewel je hoofdvraag beantwoorden. Dit is voornamelijk een tekstuele uitwerking, die je mogelijk kan ondersteunen met afbeeldingen. Formuleer je conclusies zo objectief mogelijk. Iedere leerling zou op basis van jouw onderzoek dezelfde conclusies moeten trekken.
Voorbeeld hoofdvraag
"Op welke wijze is het fysieke vermogen van de mens verbeterd ten opzichte van honderd jaar geleden?"
Antwoord door kwalitatieve gegevens
De verbetering in dit fysieke vermogen ligt voornamelijk bij de innovatie in kleding en schoeisel die door de jaren heen doorgevoerd zijn.
Stap 3: Klopt jouw hypothese
Ga na of jouw conclusie hiermee in overeenstemming is. De enige mogelijke uitkomsten zijn: 'de hypothese is juist' of 'de hypothese is onjuist'. Is je hypothese onjuist gebleken? Probeer hiervoor dan een verklaring te vinden. Je kunt een nieuwe hypothese opstellen of toch de oorspronkelijke laten staan. Vertel altijd waarom je er zo over denkt.
Handige Tip: Stap 3 hoeft natuurlijk alleen als je vooraf een hypothese hebt geformuleerd. Dat is niet verplicht!
Hoe ziet een onderzoeksopdracht er uit?
Je opdracht schrijven is als het bouwen van een huis: je brokken informatie zijn de stenen die jij zo op elkaar moet metselen dat het een stevig geheel vormt.
Het tekstplan is je bouwtekening: daarin beschrijf je hoe jij je werkstuk gaat opbouwen. Daarvoor moet je dus je informatie ordenen. Gebruik je onderzoeksvraag en je deelvragen als basis hiervoor.
Handige Tip: Als je met twee of meer werkt is het altijd handig om een taakverdeling te maken. Zo weet je altijd wie er verantwoordelijk is.
Opbouw document
Zo bouw je je onderzoeksrapport opBegin met voorwoord, inhoudsopgave en inleiding
Voorwoord
Een voorwoord is niet altijd verplicht, maar maakt je werkstuk wel persoonlijker. Je kunt bijvoorbeeld wat vertellen over jouw eigen achtergrond in relatie tot je werkstuk, of de geschiedenis van het onderzoek. Hierin kun je ook mensen bedanken voor hun medewerking en steun (dat kan ook in een nawoord).
Inhoudsopgave
Hierin vermeld je de titels van de verschillende hoofdstukken, paragrafen en andere onderdelen van het profielwerkstuk. Noteer de nummers van ieder hoofdstuk en de pagina waarop het begint. Nummer ook de paragrafen. Je eindigt met de literatuurlijst en eventuele bijlagen.
Inleiding
De inleiding gaat over het onderwerp van het werkstuk.
- Waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen;
- Wat je onderzoeksvraag is, je deelvragen en eventueel je hypothese;
- Hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd;
- Waarom is jouw hoofdstukindeling de meest logische manier om jouw onderzoeksvraag te beantwoorden?
Inhoud: hoofdstukken, conclusie en nawoord
Hoofdstukken
De hoofdstukken vormen samen het belangrijkste onderdeel van je opdracht. Je geeft hierin een uitgebreid antwoord op je onderzoeksvraag. Afhankelijk van je onderzoek kun je van iedere deelvraag een hoofdstuk maken. Bouw ieder hoofdstuk logisch op: met een indeling in paragrafen kun je jouw gevonden informatie ordenen.
Metsel je informatie-stenen goed op elkaar: zorg voor samenhang in de tekst door logische overgangen en verwijzingen. Zo wordt ieder hoofdstuk een doorlopend verhaal.
Conclusie
In de conclusie herhaal je de onderzoeksvraag uit de inleiding en vat je de voorgaande hoofdstukken samen. Als ieder hoofdstuk een deelvraag behandelt heb je nu alle deelvragen beantwoord. Dit zijn de argumenten waarmee jij jouw onderzoeksvraag kunt beantwoorden/bewijzen. Zo presenteer je je conclusie.
Nawoord
In een nawoord kun je beschrijven wat je hebt geleerd. Ook kun je hier mensen bedanken voor hun medewerking en steun.
Bronnenlijst
De bronnenlijst geeft een overzicht van de gebruikte informatiebronnen. Orden je informatiebronnen in deze lijst alfabetisch op schrijversnaam en ga hierbij na welke citeerstijl jouw opleiding hanteert. Bij het opstellen van de bronnenlijst gelden de volgende regels wat betreft lay-out en informatie over de bron:
APA
MLA
Tip: Meer informatie over auteursrechten vind je hier.
Software voor bronverwijzingen
Wanneer je verwijzingen wil maken in je document, kun je bijvoorbeeld het gratis programma Zotero gebruiken. Zotero is bibliografische software die je kunt gebruiken voor het opbouwen, beheren en gebruiken van een literatuurlijst. Zotero kun je hier gratis downloaden. Wil je alleen een literatuurlijst maken, kun je ook gebruik maken van zoterobib. Hiervoor hoef je niets te installeren.
Illustraties, tabellen en grafieken
Materiaal dat van essentieel belang is voor een goed begrip van de tekst of waar regelmatig naar verwezen wordt, moet als bijlage worden toegevoegd. Het logboek is vaak een verplichte bijlage bij het werkstuk. Illustraties, tabellen en grafieken moeten een wezenlijke aanvulling vormen op de tekst.
Illustraties moeten voorzien zijn van een korte, verklarende tekst en een bronvermelding.
Tabellen en grafieken moeten voorzien zijn van een nummer en (eventueel) van een bronvermelding als volgt: Bron: (titel), plaats, jaar, pag. nr.
Deze bijlagen moeten voorzien zijn van een nummer/letter en van een titel en zo ook in de inhoudsopgave worden genoemd. Verwijs in de hoofdtekst duidelijk naar eventuele bijlagen.
Bijlagen & begrippenlijst
Bijlagen
Heb je een enquête gehouden? Dan neem je de vragenlijst op als bijlage. Dat geldt ook voor andere zaken (krantenknipsels, gebruikte grafieken, etcetera) die belangrijk zijn voor de totstandkoming van je onderzoeksopdracht, maar die je document onleesbaar maken als ze gewoon in de tekst zouden staan.
Voorzie iedere bijlage van een nummer, een bronvermelding en zonodig uitleg.
Begrippenlijst
Heb jij een opdracht gemaakt waarin bepaalde (jargon)termen vaak voorkomen? Voeg dan achterin een begrippenlijst toe, waarin je deze begrippen op alfabetische volgorde rangschikt en uitlegt.
Voet- & eindnoten
In je opdracht moet je aangeven waar je welke informatie vandaan hebt. Natuurlijk doe je dat in de literatuurlijst. Maar ook in de tekst, dat doe je met noten.
Je kunt kiezen voor
- voetnoten (op dezelfde pagina)
- eindnoten (achterin je werkstuk)
Wat zet je in de noten?
- Gebruikte bronnen/literatuur (verwijzende noten)
- Uitleg bij bepaalde termen, gebeurtenissen, instellingen die je noemt (explicatieve noten)
Hoe schrijf ik alles goed en helder op?
Wanneer je je goed voorbereid hebt, kun je aan het schrijven beginnen. Probeer in je verslag zo duidelijk mogelijk en in eigen woorden, het resultaat van je onderzoek te beschrijven.
Do's
Maak actieve zinnen |
Lees je tekst hardop als je vastloopt |
Schrijf op wat je eigenlijk wilt zeggen en pas aan |
Houd steeds het doel van je tekst en je publiek in je achterhoofd |
Don'ts
Woorden gebruiken die je nooit gebruikt |
Spreektaal gebruiken |
Jargon (vaktaal) gebruiken |
Onnodig moeilijke woorden gebruiken |
Dan nog even je tekst nalopen
Niemand schrijft een groot verslag in één keer. Schrijven gebeurt in cirkeltjes: je schrijft een stukje, je kijkt terug, je verbetert en verandert het, je schrijft weer verder. Zo redigeer je jezelf tijdens het schrijven.
Toch is het verstandig om als je klaar bent de tekst een paar dagen te laten liggen en het dan nog eens kritisch door te lezen en te verbeteren. Lees vooral ook stukken tekst hardop, dan haal je er de zinnen uit die niet lekker lopen.
Handige Tip: Vraag iemand die niet bij het onderzoek betrokken is of hij je tekst wil doorlezen.
10 redactie tips
-
Verzin een pakkende titel.
-
Maak passieve zinnen actief.
-
Staat de tekst in een logische volgorde?
-
Zorg dat de tekst er overzichtelijk uitziet.
-
Neem de inleiding onder de loep.
-
Kun je overbodige woorden of zinnen schrappen?
-
Lees de tekst één keer helemaal zonder dingen te veranderen.
-
Welke onderwerpen moeten in de rest van de tekst aan de orde komen?
-
Verbeter type- en spelfouten met automatische spellingcontrole.
-
Verzin een goed slot.
Check, dit heb je al bereikt!
1. Hoofdvraag maken | 2. Voorbereiden | 3. Onderzoeken | 4. Uitwerken | 5. Presenteren